Meer dan Kerkgeschiedenis: de vraag voor nu van Jan Koopmans aan Karl Barth

logo-idW-oud

Meer dan Kerkgeschiedenis: de vraag voor nu van Jan Koopmans aan Karl Barth

In zijn boeken vinden we bij Koopmans steeds weer die ene vraag: belijden wij Jezus Christus ten overstaan van de machten, van de tijdgeest. Niet alleen zijn boeken, zijn hele leven is doortrokken van die ene vraag. We proeven er iets van in de brief die Koopmans in 1943 op de één of andere manier vanuit Amsterdam naar Bazel heeft weten te krijgen.

Het is maart 1943, midden in de oorlog. Nog was geen einde in zicht. En hoe is de houding van volk en kerk? Koopmans vat het samen in één zin: ‘Van hetgeen wat in deze tijd gezegd moet worden aan de gemeente zeggen enkelen alles, meerderen veel, velen een deel en nog meerderen iets, enkelen nauwelijks iets of niets en ongeveer 15 tot 20 verspreid over het land iets fouts. Begrijpt u goed, eigenlijk zegt ieder die niet alles zegt, iets verkeerds’.

Zinnen die ons ook vandaag veel te denken moeten geven. Geldt ook in onze situatie met haar knelpunten en uitdagingen niet: ‘ieder die niet alles zegt, iets verkeerds’?

In die situatie moeten we dan ook de kritische stem van Koopmans verstaan: kritisch tegenover de kerk als zodanig: ‘Toen de kerk tenslotte onmisverstaanbaar haar stem verhief, was het te laat om het volk nog met succes tot gehoorzaamheid aan het gebod Gods en op deze wijze tot het rechte verzet tegen de nationaal-socialistische dwang op te roepen’.

Koopmans, die vanaf Oktober 1940 met ‘Bijna te laat!’ had opgeroepen tot dit ware verzet, heeft daarom ook moeite de kerk en dan met name Gravemeyer te volgen, die langzaam wil gaan – en dan misschien bijna te laat komt. In de kerk wordt niet helder gezien wat Koopmans – en met hem enkele anderen – bezielt, de ene, enige vraag: leidt ons geloof in Jezus Christus tot ons verzet tegen het onrecht en de onmenselijkheid die door de bezetting over ons komt? Vandaar ook dat Koopmans de laatste vraag die in ’42 aan Barth gesteld werd, namelijk ‘Kan een groep kerkleden haar meningen en eisen, die verder reiken dan de uitspraken van de officiële kerkelijke leiding, in het openbaar publiceren zonder gevaar voor een schisma?’ uitzondert van zijn scherpe oordeel dat de aan Barth gestelde vragen armzalige vragen waren. Met deze vraag is zijn eigen, geestelijke verzet tegen het Nazisme – dat voor hem niet anders was dan moedig gehoorzamen aan het concrete gebod van Jezus Christus – in het geding.

Daarom willen we nu – 65 jaar na het verschijnen van ‘Bijna te laat!’ – in het gedenkjaar 2005 nog eens luisteren naar de stem van Koopmans, die ons oproept tot belijden. En naar de stem van Geert van Istendael die ons nog eens laat meelezen in ‘Bijna te laat!’(1).

Hebe Kohlbrugge en Niels den Hertog

——————
1 Het artikel van Van Istendael verscheen in de Standaard van 14 oktober 2004. In Van Istendaels boek Mijn Nederland vinden we een ten opzichte van dit artikel uitgebreid hoofdstuk over Koopmans, waarin hij met veel waardering spreekt over het werk van Koopmans.