‘Opdat’ (Joh. 3:17c)

logo-idW-oud

 

‘OPDAT…’

‘Opdat de wereld door Hem behouden worde.’ (Joh. 3:17c)

Het gaat mij in in deze meditatie niet om de werkwoordelijke inhoud van de bovengeschreven tekst, maar om het woordje ‘opdat’. Het spreekt een doelgerichtheid (iets ‘finaals’) uit, dat mijn gedachten bezighoudt. En ik denk daarbij aan drie terreinen: de heilshistorie, het wereldbeeld en ons dagelijkse menselijke bestaan.

Allereerst iets over de heilshistorie. De nieuwtestamenticus E. Stauffer (Kittel, Theologisches Wörterbuch, dl. 3, p. 324vv.) ziet in het veelvuldig voorkomen van dit voegwoord een duidelijke aanwijzing van het heilshistorisch karakter van de bijbel. Het woordje raakt het totale concept (‘Gesamtverständnis’) van de hele bijbel, zijn weg van Abraham naar de wereldgeschiedenis, van schepping naar eschaton. Hij is van de twintigste-eeuwse theologen daarin wel het verst gegaan en hij heeft dan ook met zijn ontwerp veel kritiek geoogst. Hoe dit ook zij, dat er in de bijbel sprake is van een doelgericht handelen, dat de geschiedenis structureert, is moeilijk te loochenen. Stauffer haalt hiervoor vele teksten aan, ook de bovengeschrevene, in de contekst waarvan de term ‘opdat’ zelfs vijf maal voorkomt. Ook de christelijke ethiek wordt naar zijn mening sterk door deze doelgerichtheid bepaald (vgl. bijv. 2 Kor. 5:15). Alles moet uitlopen op de uiteindelijke verheerlijking van God (“opdat God zij alles in allen”).

Het tweede punt dat mij opvalt, betreft het wereldbeeld. Dat is meer een filosofische kwestie. En dan valt bij het woord ‘doelgerichtheid’ al gauw de naam van Aristoteles, wiens filosofie daarop geheel en al is gebouwd. Deze aristotelische doelgerichtheid heeft nergens zo’n omvattende betekenis gekregen als in de middeleeuwse scholastieke theologie . Dat is geen puur historische kwestie: dit denken heeft in hoge mate het geloof in Europa gevormd en het heeft de klassieke noties geschapen, waarmee het hedendaagse geloof nog steeds worstelt. Want zij liggen in veel opzichten ten grondslag aan wat wij klassieke theologie noemen en waarvan wij als modernen menen afscheid te moeten nemen.

Er is, bij mijn weten, nog nooit (en nooit meer) een wereldmodel gepresenteerd, dat zodanig heel de geschapen werkelijkheid op God als hoogste doel betrekt als het middeleeuwse. Niet alleen loopt de geschiedenis van het heelal op God uit, dit heelal heeft ook een op God betrokken opbouw. Dat is reeds in de astronomie het geval: de zeven cirkelvormige sferen vinden hun afsluiting in de alles omvattende hemel. Op die hoogste hemel is alles gericht en daarop dient ook het menselijk streven gericht te zijn. Heel de werkelijkheid wijst omhoog, alles deelt in deze participatie en wordt gedragen door een inwonende doelmatigheid. Voor de middeleeuwer bestaat het universum ter wille van (het heil van) de mens; het zal bij de vervulling daarvan dan ook ophouden te bestaan. Deze opvatting staat regelrecht tegenover de modern-wetenschappelijke, voor welke elke bedoeling, elk ‘design’ (vgl. de discussie over ‘intelligent design’) een volkomen vreemde eend in de bijt is. Maar wetenschap gaat dan ook niet uit van een ‘opdat’, maar van een strikt ‘zodat’. Dat maakt voor ons modernen deze middeleeuwse opvatting des te vreemder, maar misschien ook fascinerender.

Want het feit dat wij als mensen doelen nastreven, is geen bagatel of bijkomstigheid. Onze dagelijkse leefwerkelijkheid is ondenkbaar zonder doelgerichtheid: antropologisch gesproken: wij zouden zonder deze geen mens meer zijn. Wij staan ‘s morgens op en gaan dan doorgaans de rest van de dag niet naar de lucht zitten kijken; wij gaan iets doen. Dat doen heeft een gerichtheid, het wil iets tot stand brengen, iets verrichten, in zijn meest basale vorm: iets maken. Zonder dat alles verzinkt het leven in de verveling, in ernstige gevallen in de depressie. Over het feit dat de moderne mens het zicht is kwijtgeraakt op een samenvattend doel in het bestaan, zijn boekenplanken volgeschreven. Ik las eens over een psychiatrisch geval, waar de arts bij aankomst van de patiënt begon met de opdracht, in de tuin een boom te gaan planten. Dat leek mij een zeer verstandig stukje therapie. Wat ik ermee zeggen wil, is: het realiseren van zichtbare doelen, het ervaren van resultaat en in de lijn daarvan het leven inrichten, is levensnoodzakelijk; het wegvallen van zulke ervaarbare doelen levensbedreigend.

De discussie over ‘intelligent design’ roept misschien bij voor- en tegenstander wel daarom zoveel emotionaliteit en voorbarigheid op, omdat het gegeven van de doelgerichtheid zo radicaal met ons menselijk bestaan is verweven. Naar de Middeleeuwen kunnen wij niet terug, maar wij passen ook voor een levensfilosofie, die geen andere bron heeft dan de naakte feiten. Het brute moderne ‘zodat’ kan ons niet bekoren, wij zullen ergens een ‘opdat’ moeten vinden.

H.W. de Knijff