Eenheid des levens (Psalm 86: 11b)

logo-idW-oud

 

EENHEID DES LEVENS

‘Verenig mijn hart om Uw naam te vrezen’ (Psalm 86: 11b)

De uitdrukking ‘eenheid des levens’ stamt bij mijn weten van Gunning; zij sprak ook Noordmans zeer aan. Zij duidt een leven aan, waarin de innerlijke krachten en ‘claims’ en ook de innerlijke en uiterlijke werkelijkheid, het ik en de wereld, met elkaar harmoniëren. Gevoel wil en verstand hebben één programma. Zulk een leven is consistent en doelgericht; het bezit de enkelvoudigheid van de waarheid, een ‘dubbelleven’ is onmogelijk. De psalmist bidt hier om iets dergelijks: eenheid des harten: vereniging van de innerlijke levenskrachten door de gerichtheid op God. Gerhardt/Van der Zeyde vertalen: ‘Richt mijn hart onverdeeld op dit éne: ontzag voor Uw naam.’ De Leidse Vertaling spreekt van ‘al de krachten mijns harten’. De verwijzing naar krachten is wel het meest in overeenstemming met de betekenis van het Hebreeuwse woord ‘hart’ als het krachtencentrum van het leven. Aan specificatie daarvan is in eerste instantie niet gedacht. Maar wij kunnen dat niet goed nalaten, omdat wij in onze tijd geconfronteerd worden met een grote verbrokkeling en fragmentarisering van het bestaan en daarmee van onze innerlijke kracht. Wat voor krachten leven er eigenlijk allemaal in ons hart? Hoe wij die ook benoemen, het is duidelijk, dat de tekst de mens oproept tot concentratie. Men denke ook aan de sprekende berijming: “Voeg geheel mijn hart tesaam’.

Er is veel dat aan ons trekt en ons in beweging brengt, opjaagt. De moderne wereld is een conglomeraat van zeer verschillende werkelijkheden en uitdagingen. Lag de mens ooit zozeer met zichzelf overhoop? Was er ooit zoveel ‘Entzweiung’? Velen, ook filosofen willen van een zin des levens niet meer weten (eigenlijk kun je dan ook niet goed meer in ‘zinnen’ spreken). Voor jonge mensen is het moeilijk een levensdoel te formuleren: dat is zeer frustrerend voor het handelen (beroeps- en huwelijkskeuze, verantwoordelijkheid). Tal van uitdagingen, verstandige en onverstandige, noodzakelijke en overbodige, bieden tegen elkaar op. Kunnen wij dat innerlijk aan? Worden wij niet aan alle kanten getrokken, innerlijk uiteengedreven? Kunnen wij ons leven nog sturen? Het leven was altijd al een storm, maar dit beeld gaat thans wel in hoge mate op. Hebben wij nog een koers? Hoe zullen wij nog eenheid van levensrichting terugvinden?

De psalmist weet van het ontzag voor de ene Naam, de Naam van de God van het verbond. ‘Gij zijt groot…Gij, o God, alleen’ (vs.10). ‘Onder de goden is niemand U gelijk’ (vs.8). Alleen die ene, ‘rijke en goedertieren’ (vs.5) God is meer dan onze goden. Zijn de goden niet de verpersoonlijkte krachten van onze innerlijke gedrevenheden? Zij zijn met velen (vgl. de bezetene van Gadara, Mark.5: 9), en hoe zij tegen elkaar inwerken, daarvan geeft de Griekse mythologie sprekende voorbeelden. Maar hier is sprake van één God. Het is de geloofsbelijdenis van Israël (Deut.6). De notie ‘enigheid’ deelt zich ook mee aan andere werkelijkheden, die als het ware uit Gods eenheid afgeleid zijn: de eniggeboren Zoon; ‘één Middelaar’ (1 Tim. 2: 5); de monogame levensgezel (Matth. 19:5); de kerk: één lichaam (1 Kor. 12: 12); de eenheid des Geestes; één geloof, één doop (Ef.4:4).

Het zal wel met ons verlies aan innerlijke eenheid samenhangen, dat de gerichtheid op de Ene in een merkwaardig kwaad daglicht is komen te staan; alsof wij niet meer kunnen vatten, wat echte eenheid des harten is. Het fundamentalisme heeft veel kwaad gedaan. Het is een extreme vorm van eenheidsgeloof, een uniformgeloof. Er is geen afschuwelijker loochening van het leven dan zelfmoordterrorisme. Deze extreme vorm van gerichtheid laat ook ons geloof niet onberoerd. Men ruikt nu alom fanatisme; het publieke gesprek over het Godsgeloof wordt er thans grondig door bedorven. En zelf zijn wij ons ook van de fanatieke aspecten en mogelijkheden van het christelijk geloof in verleden en heden meer bewust geworden. En toch: hier moet de eenheid van Gods naam in haar tegendeel zijn verkeerd. Hier klopt iets niet.

James Barr heeft er in zijn boek over het fundamentalisme op gewezen, dat de christelijke fundamentalist de boodschap van de bijbel reduceert tot een zeer beperkt aantal hoofdthema’s, die overal worden ingelezen. Hij vindt dat dit de rijkdom van de bijbel doodslaat, zij wordt geüniformeerd. God is de levende en levenschenkende. Hoe vaak wordt in de Brieven niet op de rijkdom van God gewezen; zijn wijsheid is ‘veelkleurig’ (Ef. 3:10), ‘rijk makend’ (2 Kor. 8: 9 vgl. 6: 10), zij kent ‘breedte en lengte en hoogte en diepte’ (Ef. 3:18), betekent ‘leven en overvloed’ (Joh. 10:10). Hoe veelkleurig is de bijbeluitlegging van de belijders van Gods eenheid in de Synagoge! En hoe veelkleurig is het christendom, malgré alle kerkelijke tweedracht! Is er één geloof in de wereld, dat zo diepe en zo genuanceerde ‘zieleroerselen’ aan de mens ontlokt, in vroomheid en kunst, als het bijbelse? De éne mens tegenover de éne God: hij is werkelijk een levende persoon.

‘Vereniging’ is in het bestaan van de kerken een hoge opdracht, een overwinning over tweedracht en twist. Dat geldt ook voor de individuele mens en zijn verbrokkeld en gespleten innerlijk leven. Als er een boodschap is voor de moderne tijd, dan moet zij toch hier te vinden zijn. Er is een kracht, die ons disparate bestaan verlost van de dwingelandij van de ‘machten’ en de dreigende ver-veel-ing. De exclusieve innerlijke gerichtheid op de Naam overwint de dood.

Jezus’ machtwoord stilt de storm (Luk. 8:24); de door het legioen bezeten bewoner van de graven is weer onder de mensen, zittend ‘aan de voeten van Jezus, gekleed en goed bij zijn verstand’ (Luk. 8:35). Hij wordt teruggezonden naar zijn huis.

H. W. de Knijff