Sprokkelingen van een kerkhistoricus – Over tijdschriften
SPROKKELINGEN VAN EEN KERKHISTORICUS – Over tijdschriften
Toen het eens, nu alweer meer dan veertig jaar geleden, met mijn promotieonderzoek niet wilde vlotten, praatte ik daarover met een gepromoveerde predikant. Zijn advies was draconisch: ,,Als je echt de eindpaal wilt halen, concentreer je dan volledig op deze studie. Stop al je vrije tijd erin en doe (dus!) alle tijdschriften de deur uit”. ’k Heb die raad opgevolgd en alle abonnementen opgezegd, zelfs die van het meest dierbare vaktijdschrift. Hoewel het niet tactisch is, dit te vertellen hier in dit levendige en waardevolle tijdschrift, moet eerlijk worden vastgesteld dat het succes alle verwachtingen overtrof: nog juist voor de afloop van zijn jus promovendi kon ik bij J.N. Bakhuizen van den Brink promoveren.
Het nut van tijdschriften
Na zo de bezwaren van tijdschriftenlectuur – er gaat ècht veel tijd inzitten – te hebben uitgemeten, nu het nut. Dit overtreft de nadelen ver. Tijdschriften houden je bij de tijd. Ze bespreken wat in de wereld gaande is, waar de politiek mee worstelt, wat in je beroep speelt, wat in de wetenschap aan de orde is of … waar je in je vakantie heen kunt. Als het goed is, blijven ze daarbij vrij van ‘hypes’. Ons periodiek, In de Waagschaal, is zelfs nadrukkelijk ,,unzeitgemäss” en daarmee anti-hype. Dat ligt reeds in de naam besloten en wordt voor mijn gevoel gaandeweg meer waargemaakt. Mocht dit meer en meer ontdekt worden!… Maar het was niet mijn bedoeling, eigenroem te verkondigen. ,,Laat een vreemde U prijzen, en niet uw mond”, zei de Spreukendichter reeds (27:2) in zijn wijsheid. Dus nu een paar andere tijdschriften die min of meer recent iets opmerkelijks lieten zien.
DNK
Allereerst het Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800. Het laatste nummer, 59, van december 2003 is gewijd aan ,,Vrouwen in het réveil”. Hoewel alle artikelen (uiteraard!) zeer van belang en goed geschreven zijn, wijs ik alleen op dat van Maartje Janse, ,,Réveilvrouwen en de strijd voor de afschaffing van de slavernij (1840-1863)”. Men vindt hierin een schat aan gegevens betreffende de acties tegen de slavernij, een zeer welkome aanvulling bij wat ik eerder over Da Costa vermeldde. Opvallend is dat er twee golven in die acties zijn aan te wijzen, de eerste opgewekt door het persoonlijk optreden van Elizabeth Fry, die onder andere logeerde bij … Da Costa, de tweede door de verschijning van het boek van Harriet Beecher-Stowe, De Negerhut. Zeer aanbevolen aan wie geïnteresseerd zijn in dit donkere stuk geschiedenis en het daarin door vrouwen ontstoken licht.
,,Werkgroep Sassen”
Waarschijnlijk kennen niet alle lezers van IdW het Documentatieblad van de Werkgroep Sassen, gewijd aan de Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland. Dat is jammer; daarom ter kennisname aanbevolen het themanummer [12 (2001)]: ,,Filosofische ontmoetingen tussen Nederland en Rusland”, neerslag van een congres en dus in het Engels. Dit is doorgaans anders daar de gebruikelijke taal het Nederlands is, maar overigens is deze aflevering representatief. Instructief is Han van Ruler, ,,Reason spurred by Faith: Abraham Heidanus and Dutch Philosophy”(21-29). Op zo’n congres is – dat valt niet anders te verwachten – Spinoza prominent aanwezig, ook in de voortreffelijke binnenkomer van Wiep van Bunge: ,,A Short Lecture on Philosophy in the Early Dutch Enlightenment (1650-1750)” (15-20). En nu de naam Van Bunge valt kan meteen naar een nieuw, mede door hem geredigeerd hulpmiddel verwezen worden, de bij Thoemmes, Bristol (2003) verschenen Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers, waaraan half Nederland, voorzover historisch actief, heeft meegewerkt. Wellicht doet deze tip hier of daar dienst.
Lest Best
Twee oude bekenden trokken opnieuw de aandacht. In De achttiende eeuw 35 (2003) aflevering 1 staat een aantal zeer boeiende bijdragen. Peter J.A.N. Rietbergen laat zien hoe in Nederland ten tijde van de Verlichting tegen andere religies werd aangekeken: welwillend. Aldus zijn studie: ,,De profeten van Jan Nomsz (1738-1803): Zoroaster en Mohammed”. Zarathustra had al een goede naam – tenslotte stamden de Wijzen uit het Oosten uit zijn landstreek – maar ook Mohammed werd in de handen van de niet onbegaafde (toneel)schrijver Nomsz heel wat acceptabeler dan de “bordkartonnen slechterik, die elke tragische dimensie mist”, uit Voltaires toneelstuk over hem (14). Hierna geeft Joris van Eijnatten een bijdrage ,,The Church Fathers Assessed. Nature, Bible and Morality in Jean Barbeyrac”. Ook dit is voer voor theologen en in de theologie geïnteresseerden. Hetzelfde geldt voor Dries Vanysacker, ,,Impressies en bekommernissen van een Italiaans prelaat [Giuseppe Garampi, 1725-1792] op doorreis in de Nederlanden (1762)”, een geannoteerde en kort ingeleide uitgave van vijf brieven die een toekomstig kardinaal vanuit de Nederlanden aan zijn broer schreef. Maar met stip het belangrijkste artikel, zij het helaas het minst boeiend van stijl, is geplaatst in de rubriek Stand van zaken: Hanco Jürgens, ,,Welke Verlichting? Tijdaanduidingen en plaatsbepalingen van een begrip”. De beide meervoudsvormen duiden haarscherp de verlegenheden aan van historici en anderen die met ,,de” Verlichting geconfronteerd worden, en in het artikel-zelf wordt, in navolging van Huizinga en mèt de rijzende ster in historisch Nederland, Remieg Aerts, nadrukkelijk gewaarschuwd tegen ,,het dwingende karakter van krachtige metaforen”, zoals bijvoorbeeld ,,Renaissance”. Dit soort benamingen van tijdperken is ,,bijna altijd prejudicerend en misleidend”. Heden ten dage, zo voeg ik toe, geldt dit al heel sterk voor Verlichting: wíj hebben die gehad, dat moslimvolkje daarentegen niet, en kijk nou toch eens aan. En dan te bedenken hoe tijdens het hoogtepunt der Verlichting werkelijk tegen de Islam werd aangekeken …
De andere oude bekende is wel zeer bejaard: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Jaargang 118 (2003), aflevering 4 is, behalve met de gebruikelijke hoeveelheid recensies van uitstekend gehalte (die houden je ècht op de hoogte), geheel gevuld met militaire geschiedenis. Niets voor theologen, dus? Dat valt mee: zelf vond ik er het woord in ter typering van de moralistische kant van Revius’ oeuvre. Daarover echter een volgende keer.
F.R.J. Knetsch
Naschrift:
Deze bijdrage ontstond vóór 11 maart 2004, toen terroristen volle treinen opbliezen in Madrid. Zeer verontrustend, inderdaad, maar de springvloed van anti-islamisme die nu rijst is dat niet minder. Mij dunkt dat de beheerste reacties van ons kabinet in dezen te prijzen zijn. Intussen is er dringend behoefte aan een islamoloog die de actuele situatie kan doorlichten in de geest van Hebe Kohlbrugge. Is die er?