‘De kerk moet gewoon kerk zijn’ – Wat Stanley Hauerwas daarmee bedoelt

logoIdW

 

‘DE KERK MOET GEWOON KERK ZIJN’ – Wat Stanley Hauerwas daarmee bedoelt

 

Orthodox: de Kerk als Moeder

Er waren eens een meisje en een jongen; hij was protestants, zij orthodox, zij hoorde tot een kerk van de Oosterse Orthodoxie. Zij waren verliefd en wilden misschien wel samen verder door het leven. Maar hoe moest dat? In de orthodoxe kerk is het huwelijk een sacrament en daarvoor moeten eigenlijk beide geliefden gedoopt zijn, lid zijn van de kerk. De protestantse doop erkende men niet. De kerk stond het leven en de liefde in de weg.

De geliefden spraken met een bisschop, de bisschop die in het bijzonder ook de jeugd moest bedienen. Een intelligente, moderne, zelf ook jonge man. Hij raadde het huwelijk af. Er kon geen sprake zijn van bediening van het sacrament. De verbinding kon niet goed zijn, zo oordeelde in de persoon van de bisschop de kerk, alle verliefdheid van de wereld te spijt. De relatie kon beter verbroken worden.

Bij de jongen streden onbegrip en ongeloof om voorrang: om de macht van het instituut, om de dwang, om de miskenning van de liefde, van hun gevoelens. Maar het meisje wilde zich schikken. Ze zag eigenlijk geen andere mogelijkheid. Al was ze verliefd, en al was ze het niet met de bisschop eens, of tenminste, niet helemaal, niet in alles. Maar een huwelijk kon ook volgens haar niet zonder, niet buiten de kerk. Naar een andere kerk gaan waar het dan wel zou kunnen was uiteraard al helemaal ondenkbaar. En wat is nou belangrijker, wat legt meer gewicht in de schaal: je eigen verliefde gevoelens, je eigen ik, of je prille, romantische ‘wij’, of het geloof, de kerk, de traditie, het sacrament, het heil, Gods zegen?

God is onze Vader – en de kerk is onze moeder, die in het bijzonder op ons af komt in de priester, de bisschop. Dit maakt de gelovigen lid van een gezin, ja: de kerk is je eigenlijke thuis, je eigenlijke familie. Daar ga je niet buiten, daar kun je niet buiten. Je wordt erin geboren, erin gedoopt, tot aan je begrafenis leef je daarin. En de grote levensgebeurtenissen beleef je daar en grote beslissingen neem je niet zonder de priester, zonder geestelijke begeleiding, zonder biecht en gebed.

Modern: ik en de kerk
Deze praktijk, dit orthodoxe geloof in de kerk, zal vele protestanten, modern als zij zijn als volkomen anachronistisch voorkomen. Tegen zo’n kerk, zo’n instituut heeft hij een aangeboren, of nee: ingeschapen argwaan. Die orthodoxe kerken, waren die toch nationalistisch, die zegenden toch wapens in? En als hij theoloog is, dan wakkert wat hij leest aan protestantse theologie het wantrouwen jegens de zichtbare kerk nog verder aan. Het Woord is en blijft vrij tegenover de kerk. En voor dat je er erg in hebt, is het individu het adres van het Woord geworden.

Nu is de Amerikaanse (of beter: Texaanse) theoloog Stanley Hauerwas onmiskenbaar protestant, maar op dit punt bekritiseert hij de protestanten en hun theologie, in ieder geval wat daarvan geworden is. De kerk is wezenlijk, ook de zichtbare, juist de zichtbare. Het individualisme is een dwaalleer, of gevaarlijker nog, het is de geheime, veelal onbewust gehuldigde vooronderstelling. Ze komt aan de oppervlakte als het gaat om ‘een persoonlijke relatie met God’ of mijn geloofszekerheid, en de suggestie is dat het om het individu gaat en dat de kerk bijzaak is, ten dienste van het individu.

Hauerwas breekt daarmee. In de bijbel gaat het om gemeenschappen: Israel en de kerk. Het individu is bijzaak. Hoe radicaal die breuk is en hoe lastig die is mee te maken blijkt in de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van veertien teksten uit zijn werk. Verschillende vertalers die aan die publicatie meegewerkt hebben vertalen Hauerwas’ spreken van ‘a people’ consequent met ‘mensen’ in plaats van ‘een volk’.1 Het gaat in het geloof niet om individuele gelovigen, maar om een volk, een gemeenschap. Voor christenen is de kerk primair. Dat gaat voor volk of natie en zelfs voor het eigen gezin.

Hauerwas: de kerk ís sociale ethiek
Israel en de kerk zijn de gemeenschappen die gevormd worden door Gods Woord – Hauerwas spreekt meestal over het verhaal van God – en die dat gestalte proberen te geven. Hauerwas ziet een wezenlijke verbondenheid tussen Israel en de kerk. Ze kunnen niet zonder elkaar. De kerk moet het verhaal van Israel vertellen, dat zij ziet culmineren in het leven van Jezus. Beide gemeenschappen (maar als christen en theoloog werkt hij dat uiteraard alleen expliciet voor de kerk uit) staan tegenover de wereld als het domein waar Gods Woord (nog) niet geloofd wordt. Deze tegenstelling is allereerst theologisch en niet sociologisch: de wereld zit ook in kerkmensen, ook zij hebben Gods verhaal niet (of niet zonder meer) tot het hunne gemaakt. Maar Gods Woord wil niet alleen maar theologisch zijn, maar ook sociologie, taal van de gemeenschap. Daar zijn die gemeenschappen voor bestemd, om in de wereld te laten zien wat God met de wereld voorheeft, met waar het heengaat.

Voor Hauerwas is ethiek, of anders gezegd levensstijl een wezenlijk kenmerk van de kerk. Hij benoemt het als zodanig, naast de sacramenten en het horen en verkondigen van het Woord. Dit is ook het aspect waar zijn werk om bekend staat: de centraliteit van de kerk en de ecclesiologie in de christelijke ethiek; de kerk als – al klinkt dat in het Nederlands onvermijdelijk wat moeizaam – als morele gemeenschap. The church is a social ethic. Ze heeft niet een sociale leer, een ethiek over politiek en maatschappij, ze is die. Het is meer nog dan ‘woord en daad’ een zaak van zijn. Dat wil zeggen: ze moet het verhaal waarvan ze leeft en wat ze wil doorvertellen zelf ook belichamen.

De kerk moet wat voorstellen, niet in de zin van ‘gewicht in de schaal (willen) leggen’, van maatschappelijke achting of politieke invloed, maar als uitbeelding, als schouwspel (vgl. Naastepads vertaling van mimetai in de Efeze-brief met ‘schouwspelers’, ‘toneelspelers’, in plaats van het gebruikelijke ‘navolgers’). ‘Getuigen’ is hier Hauerwas’ kernwoord.

Dit klinkt natuurlijk onherroepelijk activistisch. Daar heeft het ook wel het nodige van, al heeft Hauerwas daartegen nog wel iets te zeggen (daar kom ik hieronder nog kort op terug). Maar Hauerwas benadrukt dat het geen program is, geen beleid of te onderschrijven en te houden moraal. Het zit in de dingen zelf. De gemeente, de liturgie, het avondmaal, het gebed – dat is politiek, dat is sociaal werk: daar zijn man en vrouw, arme en rijke, zieke en gezonde samen, daar zien zij elkaar en delen het leven.

De boodschap van de kerk: tegen het liberale denken
Hauerwas werkt een en ander vooral ethisch uit. Hij benadrukt het belang van de deugden. De gemeente moet een volk van deugden zijn – als hoop en geduld. Zij moet in haar praktijken haar leden oefenen Gods verhaal tot het hunne te maken, om daarin mee te gaan spelen, om datgene wat in dat verhaal gaande is ook hen te laten bewegen, uiterlijk, in de manier van leven, maar ook innerlijk, in overtuigingen, in karaktervorming. Met name het vroege werk van Hauerwas (in de jaren 70 en 80) heeft datgene wat hier slechts kort aangeduid kan worden – verhaal, deugden, karakter – breed uitgewerkt.

Als de kerk in haar doen en laten werkelijk ernst zou maken met het verhaal van God, zou zij volgens Hauerwas bijna over de hele linie van het vigerende liberale denken een alternatief vormen. Hauerwas’ kritiek, die wortelt in het evangelie en de wezenlijke sociale vorm daarvan, gaat tot op het bot. Allerlei openlijke en verborgen aannames van de cultuur worden ontmaskerd en weersproken: over het gebruik en de aanvaarding van geweld, over bezit, armoede en rijkdom, over medische technologie en het doel van medische zorg, over abortus als een bio-ethische kwestie aangaande de beschermwaardigheid of heiligheid van het leven, over gezin en voortplanting, huwelijk en seksualiteit, over mensenrechten, over veiligheid. Het is mij een raadsel waarom zijn fundamentele en onmiskenbaar door het evangelie geïnspireerde inzichten in Nederland zo lang (decennia!) zo onbekend zijn gebleven. Hier spreekt iemand met een heldere visie op wat gemeente-zijn en wat het christelijke leven inhoudt. Het zou verplicht onderdeel moeten zijn van de kerkelijk-theologische opleiding. Niet omdat hij gelijk heeft, maar omdat, als hij gelijk heeft, dit ingrijpende gevolgen heeft voor de kerk, en als hij ongelijk heeft, zijn kritiek dwingt tot het uitspreken van die zaken waar het echt om gaat.

Zijn ethische gelijk mag zeer omstreden zijn, zijn nadruk op de kerk, op de gemeenschap is zonder meer overtuigend. Dat is – zeker voor protestanten – al heftig genoeg: niet zomaar geloven, maar geloven in de kerk; niet naar de kerk gaan, zo af en toe, als het uitkomt, of uit behoefte, maar gemeente zijn.
Hauerwas dwingt ons in te gaan.

Coen Constandse

1 Stanley Hauerwas, Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving (onder redactie van Esther Jonker, Herman Paul en Bart Wallet), Zoetermeer: Boekencentrum 2010, o.a. 111, 113, 211. In een volgend nummer hoop ik deze bundel te bespreken.