Instituties (commentaar)
Is het niet vreemd dat de belangrijkste maatschappelijke instituties tegenwoordig bestaan bij gratie van hun tegendeel? De Belastingdienst wordt getolereerd naar de mate waarin hij zichzelf kan camoufleren. Geholpen door internet en belastingtelefoon streeft hij de illusie na van een snelle en pijnloze afdracht van geld. Iets gelijksoortigs valt op in de kerk, waar niet de aanbidding maar het koffiedrinken en de begraafservice de belangrijkste functies zijn. Net zo staat in scholen niet het onderwijs maar het begeleiden (of soms ook koest houden) van kinderen centraal, gaat werk over geld en vakantie en draait de staat om vrijheid van staatsbemoeienis. Vitale onderdelen van de leefwereld worden niet om zichzelf gewaardeerd, maar met een zo klein mogelijk offer in stand gehouden om een zo groot mogelijke vrijblijvendheid te creëren. De oorzaak van deze ontlediging ligt wellicht in wat de paus (in Gaudete et Exsultate) het neo-gnosticisme noemt, het ongeloof in een goede schepping, het gebrek aan bereidheid om je schouders te zetten onder wat je van huis uit meegekregen hebt. Nu hebben de maatschappelijke instituties ook allemaal hun vermoeiende en lachwekkende, om niet te zeggen demonische kant – en ook hun beperktheid. Een revitalisering omwille van henzelf zou waarschijnlijk tot gevolg hebben dat ze nog meer in hun tegendeel verkeren: kerk wordt nog leuker gemaakt, staat wordt nog meer butler, werk gaat nog meer lijken op slaap. Dit roept onvermijdelijk weer een beweging in tegengestelde richting op, die de onvrede met het bestaande nog eens vergroot. Instituties kunnen alleen iets van hun glans en nut herkrijgen als er een geest van dienstbaarheid ontwaakt die de deelname aan instituties uit eigenlijke motieven stimuleert. En waar anders zou deze geest van dienstbaarheid zijn oorsprong hebben dan in het ontzag voor de Schepper en het geloof in de schepping? In het Nieuwe Testament voeren Paulus en Petrus (in passages waarin ze gehoorzaamheid aan de instituties prediken) de figuur van Christus op als degene die loyaliteit brengt in families, huishoudens met slaven, in pedagogische en juridische verhoudingen. Christus is één die dient. Wij houden zijn leven vaak voor dat van een bohémien. In het verleden heeft het een bepaald estheticisme geïnspireerd dat het zwaartepunt van het bestaan buiten de schepping legde. Maar dat was een gnostische misvatting. Christus is wezenlijk iemand die meedoet en die mensen laat meedoen, zodat deze stad die wij hebben, deze tuin die wij bewonen niet meer een vertrekpunt is, maar een plaats om te blijven.
Udo Doedens