In Memoriam Karl Barth

logo

ALS EEN GROOT man sterft, is het alsof een tijdperk wordt afgesloten. Het is een voorrecht de tijdgenoot te mogen zijn van een mens van dit formaat. Nu is hij niet meer; zijn stem zal zwijgen. Wij zullen zijn bezielende, zijn richting­gevende, zijn kritische woord niet meer horen. Wij moeten zonder hem verder. Het is niet overdreven, zo zullen velen het voelen, ouderen en jongeren, dat zij een betrouwbare leidsman hebben verloren, een gids, een pionier, een raadgever vol hu­mor.

Toch moet de dankbaarheid over­heersen, voor wat ons in Barth ge­geven is. Achter mijn rug staan de dertien dikke banden, die te zamen de onvoltooide en onvoltooibare dogmatiek vormen. Wat hier in zit is er op geen stukken na nog uit te halen. Wij zwijgen dan nog over, de tientallen andere boeken en de honderden artikelen, die de vervaar­lijke werker Barth — wat heeft hij gewoekerd met zijn levenstijd — heeft geschreven. Hem lezend bij te -houden, is sinds 1918 voor menig theoloog een flink stuk van de dag­taak geweest.

Waarom moet er in Het Vrije Volk aan deze kerkman aandacht worden gegeven? Omdat het socialisme aan deze predikant en theoloog, die zich altijd strikt bij zijn leest hield, ont­zaglijk veel te danken heeft. Hij was een proletariër van geest. Reeds in zijn jonge jaren koos hij, niet op religieuze gronden, want die telden bij hem weinig, maar op za­kelijke gronden voor het socialisme. Omdat hij meende zo politiek zich het effectiefst te solidariseren met de arbeider. Als dominee van Safenwill liep hij voorop in een rij van stakende werkers. Het zal niemand verwonderen, dat zo’n man zich als theologische opgave gesteld heeft om de religieuze verering van mense­lijke ordeningen en instituties te be­strijden en dat hij nog maar enkele jaren geleden de dringende eis for­muleerde, dat de ethiek de strijd zou aanbinden tegen het heidendom dei instituties.

In dit licht moet ook Barth’s aller­gie tegen natuurlijke theologie wor­den gezien. Hij zag helder, dat de verburgerlijking der kerk zich weer­spiegelde in de filosofische onder­bouw die sommigen aan de theologie willen geven: via het idealisme komt zo de bourgeois naar binnen. Met bruusk geweld heeft ook Barth zich zelf van deze achtergrond moeten losmaken. Zo werd hij tot de een­voudige, bijbelse theoloog, die de re­volutie van Israëls God tegen de menselijke traagheid, leuzen en hooghartigheid vertolkte. Voor Barth betekende navolging van Christus een radicale breuk met alle gegevenheden. De volgeling van de Messias breekt met alle orde, macht en autoriteit, die zich inschuift tussen de mens en zijn messiaanse toekomst. Er is niets heilig dan alleen Gods voorwaarts gerichte dynamiek. In het voetspoor van Jezus, die Gods revolutie tegen onze wanorde openbaarde, leert de mens revolutionairder te zijn dan de revolutionairen.

Onze kleine revoluties lopen meestal uit op een bevestiging van het be­staande. De echte Christen echter is voorgoed een non-conformist, die zich niet laat gelijkschakelen, maar bereid is voor Gods toekomst te le­ven, strijdend, maar veel meer nog lijdend. De Christen, zoals Barth die in Jezus voetspoor vond, neemt zijn hoed niet af voor de erkende en gecultiveerde autoriteiten en goden. Wij gedenken deze leermeester en gids in dankbaarheid. Wij nemen onze hoed af voor zijn messiaanse moed, voor de eenvoud van zijn doe­len en zijn overtuigd, dat in de over­vloedige gift van zijn oeuvre nog veel ligt opgeslagen, dat in de toe­komst ons richting zal geven en vaart. Het verwondert ons niet, te horen, dat hij zich de laatste jaren in detail op de hoogte stelde van de bevrijdingsstrijd der negers in de Verenigde Staten. De kerk kan hem niet beter eren en gedenken dan door haar politieke dienst op zich te nemen en eenvoudigweg te gaan leven bij het licht van de bijbelse profetie.

G. H. TER SGHEGGET

(In de Waagschaal, jaargang 24, nr. 10. 15 februari 1969)