Humor

Meneer Polak zat tijdens zijn vakantie rustig op een bankje aan het Meer van Genève toen er een Frans sprekende mevrouw naast hem kwam zitten. Na een tijdje stond ze weer op met de woorden “Adieu beau lac!”, waarop meneer Polak zei: “Dag dame. ’t Is een wonder, zelfs in Zwitserland kennen ze mijn naam!”
Een cabaretier als Herman Finkers weet zijn publiek te boeien met taalgrapjes, zoals “Kalm aan en rap een beetje!” en “Wie niet in wonderen gelooft, is geen realist”. Nog bekender en bijna niet meer weg te denken uit de Nederlandse taal zijn de vondsten van de heren Koot en Bie zoals: ‘regelneef’ en ‘ouderejongere’. Ook zeiden ze: “Voor al uw dameswensen ……”. In de taal is alles mogelijk. Onmogelijkheden of tegenstellingen die schijnbaar normaal zijn. Zo spreekt de historicus Wesseling over “de domheid van het intellect” als hij het heeft over de dwaasheden van Sartre, die dacht dat grootheden als Castro geen slaap nodig hadden. Sterker nog: hij kon op Cuba zelf ook zonder slaap. Eveneens schijnbaar onmogelijk en trefzeker uitgedrukt maar zeker niet humoristisch bedoeld, spreekt de Franse historicus Henry Rousso over de blijvende sporen die de Tweede Wereldoorlog heeft nagelaten in de Franse geschiedenis. Het is “een verleden dat niet voorbijgaat” (“un passé qui ne passe pas”).
Versprekingen, misverstanden, al of niet opzettelijk verkeerd taalgebruik kunnen leiden tot humoristische situaties. Tijdens een rondleiding aan buitenlandse toeristen in de Nieuwe Kerk in Delft werd verteld: “Here we bury our Oran-ges”, waarop een Amerikaan grinnekend tegen zijn buurman zei: “I wonder where they bury their bananas.” In dit geval is sprake van onbewuste humor. Die ontstaat, volgens Godfried Bomans, wanneer iemand iets zegt, zonder te weten hoe leuk iets is. Hij meent het ernstig, het is de ander die er aardigheid in ziet. Het meest komt deze vorm van humor voor bij kinderen, omdat kinderen niet altijd weten wat ze zeggen. Zelf spreekt hij over de gebroeders Grimm: “Wilhelm was anderhalf jaar ouder dan Jakob en is dat zijn hele leven gebleven.” Uit de mond van kinderen van een lagere school in Haarlem noteert Bomans de volgende uitspraken. “Een beroemd Hollands schilder uit de zeventiende eeuw is Evert Vermeer.” Over het kerkelijk leven: “De Paus is onfeilbaar, maar alleen als de Heilige Geest er achter zit.” Terecht merkt een kind op: “De kardinalen zijn de mannen, die overblijven als er een paus gekozen is.” Trouwens “de paus wordt geholpen door bisschoppen en garnalen.” (…) En wat is een kluizenaar? “Iemand die van sprinkhanen leeft, maar dat niet hoeft.” En een belijder? “Een belijder is iemand, die niet gemarteld wordt, maar het best wil.” Dat ook heiligen niet altijd boeien, blijkt uit: “Sint Franciscus preekte voor de vissen. Ze verstonden het goed en toen zwommen ze weer verder.”

D.Th. Thoomes

Dr. D.Th. Thoomes was werkzaam als afdelingshoofd aan de Universiteitsbibliotheek te Utrecht en als docent MO-pedagogiek aan de Nutsacademie / Hogeschool Rotterdam

Lit.: Godfried Bomans, Noten kraken. Amsterdam, 1961, pp. 92-95. De draagbare Wesseling. Samengesteld door Willem Otterspeer. Amsterdam, 2002, pp. 20 en 110. H.L. Wesseling, Frankrijk in oorlog, 1870-1962. De meest dramatische eeuw uit de Franse geschiedenis, 2006, p. 196.