Gedachten over Een huis voor de ziel

logoIdW

 

GEDACHTEN OVER EEN HUIS VOOR DE ZIEL

Het boek Een huis voor de ziel zou per post komen. Mijn nieuwsgierigheid niet bedwingend zocht ik op internet op hoeveel pagina’s het boek heeft. Ik wilde weten hoe lang ik ervoor nodig zou hebben om het helemaal te lezen. De site van uitgeverij Meinema meldde 200 bladzijden. Dat is zo gepiept, dacht ik, maar de postbode kwam met een dikker boek aanzetten, bijna het dubbele: 348 bladzijden. Hoe kan dat nu dat de website een andere aantal pagina’s aangeeft dan het boek in werkelijkheid heeft? Is het een simpele typefout? Of was de afspraak dat er dunner geschrift zou komen dan er nu ligt?

Waar gaat Een huis voor de ziel: gedachten over de kerk voor binnen en buiten over? De Roest, hoogleraar Praktische Theologie aan de PThU, ziet het zelf als een aanvulling op zijn eerdere boek En de wind steekt op!; waar dat sterk gericht was op missionaire communicatie, dynamiek en beweging naar buiten, is dit boek meer naar binnen gericht; het gaat op zoek naar wat ons inspireert, naar onze ziel. Hoe vernemen kerkmensen God? Waar raakt Christus mensen aan in hun leven? Het gaat terug naar de kern, naar wat ons bindt en samenhoudt.

Dit werkt De Roest uit in een zestal hoofdstukken die allemaal ‘huis’ in de titel hebben. Ik noem een paar voorbeelden ‘1. Een huis..’, ‘2. .. voor de ziel’, ‘7. Waar staat het huis?’ en ‘8. Het huis uit’. Deze titels laten al zien dat het boek niet alleen over de ziel gaat, maar dat er een breed aantal gedachten naar voren komen die soms losjes verbonden zijn met het hoofdthema. De subtitel geeft beter aan wat dit boek bevat: veel ideeën over de kerk.

Tijdens het lezen vroeg ik mij af: ‘hoe lees ik dit boek?’ Ik kwam er achter dat dat op een tweetal manieren was. Ik heb het boek gelezen als iemand die graag in boeken kijkt en als lezer een mening heeft hoe een goed boek in elkaar steekt. Daarnaast was er ook een andere wijze. Het boek gaat over de kerk waar je in werkt. Dat raakt je persoonlijk. Ik merkte dat die twee ‘lezers’ met elkaar streden bij het lezen: de lezer vond iets anders dan de predikant.

Om met die laatste te beginnen, wat trof ik aan in dit boek als werkend in de kerk? Er waren twee hoofdstukken die mij bijzonder raakten. De eerste ging over van wie het huis van de ziel is. De Roest geeft daar een duidelijk antwoord op: van Jezus. Dat sprak mij aan. Een zin die mij aan het denken zette, was: “Kerkvernieuwing zien we in de ge-schiedenis van de kerk en theologie dan ook ontstaan waar Jezus Christus opnieuw wordt ontdekt.” Snel ga je denken dat kerkvernieuwing staat en valt met het ontwikkelen van nieuwe activiteiten voor vergeten doelgroepen. Nee, volgens De Roest moeten we ons eerst richten op Jezus. Dat lijkt mij een goede raad: de structurele daling van leden kunnen wij als een Don Quichot bestrijden en uiteindelijk sterven zonder geloof. Een erg mooie opmerking vind ik ook deze over mission statements: “Het gaat om een taal die geen verwijten maakt, maar zegent.” Uit dat hoofdstuk kan ik nog wel meer goeds noemen.

Het ander hoofdstuk dat mij aansprak, was over het bewegen in het gebied van Gods geheim. De Roest vestigt de aandacht op het eigene van het geloof en dat is de relatie: “Een kerkplek onderscheidt zich van andere sociale ver-banden, wanneer zij zich concentreert op de ene relatie die haar fundeert en oriënteert.” Bij een relatie speelt een ander taalveld dan bij het beschrijven van de dingen; die taal is lyrisch. Daarvoor verwijst De Roest naar Augustinus. Dit vind ik een belangrijke dimensie die snel vergeten kan worden, maar wel bepalend is voor de sfeer in de kerk.

Als ik alleen deze hoofdstukken had gelezen, was ik misschien lyrisch geweest, maar de andere lezer had andere ervaringen en die ervaringen kunnen gebundeld worden in een vraag: waarom heeft dit boek 348 bladzijden en geen 200? Als ik eerlijk ben, denk ik dat er met minder pagina’s een beter boek had gelegen. Er waren momenten dat ik het werkelijk niet kon volgen. De hoofdlijn werd verloren en een niet te begrijpen zijweg werd in geslagen. Soms was het uitgebreid en vergezocht. De Roest beschrijft de uitzending van de 70 leerlingen uit Lucas. In dat verhaal onder-scheidt hij tien (!) momenten. Ik kan dat niet volgen.

Ik heb erover nagedacht: hoe kan het nu zo uitdijen? Het kan aan de persoon liggen. Ik heb bij De Roest college ge-volgd en er zijn overeenkomsten tussen de colleges en het boek. Misschien speelt de methode die gevolgd wordt ook wel een belangrijke rol. Is er een onderwerp dat niet past bij ‘Een huis voor de ziel’? Gezien de titels van de titels van de hoofdstukken past alles: niet thuis, het huis uit, van wie is het huis? Het overkoepelende thema wordt niet gebruikt om zaken af te bakenen, maar als een kapstok om dingen aan op te hangen. En: daar is geen einde aan.

Ik weet niet goed of ik het van De Roest heb geleerd, maar het zou goed kunnen dat hij het een keer bij preekcollege heeft verteld. Van het gesproken woord onthoudt men ongeveer 20 procent. Bij vijf bladzijden blijft een bladzijde hangen en bij tien twee. Voor het geschreven woord geldt – zo heb ik nagezocht – dat we 90 procent vergeten. Ik mag daarom blij zijn dat De Roest wat meer heeft geschreven, nu kan ik de inhoud herinneren van ongeveer 35 bladzijden en dat is aanmerkelijk meer dan van 20! Hopelijk zijn dat juist die bladzijden die mij aanspraken.

Michiel Pronk

Henk de Roest, Een huis voor de ziel. Gedachten over de kerk voor binnen en buiten, Meinema 2010