Mijn oom Hans Hoekendijk

logoIdW

MIJN OOM HANS HOEKENDIJK

Vergeet de oecumene niet!

Prof. dr. J.C. Hoekendijk heb ik gekend als mijn ‘oom Hans’, broer van mijn vader, Karel Hoekendijk. Ik heb hem helaas niet vaak ontmoet want hij was te druk met zijn internationale werk en ging later in de VS wonen. Maar hij was wel heel belangrijk voor mij.

Een van mijn herinneringen stamt uit zijn laatste jaren. Als voormalig algemeen secretaris van de sectie zending van de Wereldraad van kerken bleef Hans Hoekendijk natuurlijk blijvend betrokken bij de activiteiten van de wereldraad. Ik zag hem dan ook tijdens de wereld-vrouwenconferentie in Berlijn in 1974. Hij hoorde daar niet te zijn want hij was een man, maar stiekem, op een balkon, maakte hij alles mee. ‘Die vrouwen doen het veel beter dan mannen,’ zei hij: ‘Ze komen meteen to the point, meteen concreet en duidelijk. Mannen gebruiken helaas veel meer woorden!’ Ja, hij was ook daarin modern. Hij was al feminist voor zijn huwelijk met Letty Russell, met wie hij later samen schreef over ‘bevrijdingstheologie’.

Ik ontmoette hem eigenlijk voor het eerst bewust toen ik 17 was, bij de begrafenis van mijn grootvader, zendeling C.J. (Kees) Hoekendijk. Ik sprak hem aan over een of ander theologisch onderwerp. Wat het was weet ik niet meer, maar wel wat zijn antwoord was: ‘Vergeet de oecumene niet!’ Dat was waar hij zich voor inzetten: de oecumene. Niet in de betekenis van een prettiger samenwerking van de kerken, maar in de betekenis van ‘heel de bewoonde wereld’. En dan niet zoals zijn vader, door de prediking van het woord, maar anders.

Hij zag niet zoveel in preken. ‘Woorden hebben hun betekenis verloren, ze zijn krachteloos geworden. We moeten Christus uitbeelden door onze daden, als een soort pantomime van het heil’. Hij wilde dat kerken hun introverte houding zouden veranderen en zich richten op te buitenwereld. ‘Kerk is apostolaat’ zei hij, en als ze niet luisteren wilden werd het: ‘Apostolaat is (pas) kerk.’

Niet in bunkers

Opgegroeid in een zendelingsgezin was hij doordrongen van roepingsbesef, maar hij keerde zich af van de vorm van prediking die we ‘evangelisch’ zijn gaan noemen. Mijn grootvader zei bijvoorbeeld: ‘God heeft ons geen kalme reis beloofd maar wel een behouden thuiskomst’. Hans was niet zo geïnteresseerd in die thuiskomst, maar wel in die reis. Op reis, door de woestijn, in tijdelijke onderkomens zoals tenten. Niet in kerken die zich als bunkers verschansen tegen een boze buitenwereld, maar in kleine groepen in een vijandelijke omgeving, in de ‘diaspora’.

In deze moderne theologische beweging werden de sacramenten ook anders beleefd. Het Avondmaal werd soms gevierd in een kring, waarbij het brood en de wijn en soms ook een groet ‘de Heer zij met u’, werden doorgegeven in een rondgang zodat eigenlijk de gemeenschap zelf het sacramentele werd. Men noemde dat een Agapeviering. Deze ‘beweging’ had weinig structuur, dat wilde men ook niet, maar daardoor was er geen blijvende ‘plek’ waar men hen kon vinden. De ideeën werden wel verspreid, langzamer dan Hans had gehoopt, maar het gebeurde wel.

Hij was teleurgesteld en ging naar Amerika: ‘Mijn verhaal is goed om kerkblaadjes op te fleuren, maar er verandert niks,’ zei hij toen. Toch zijn die ideeën doorgegaan, in de zogenaamde ‘basisgemeenten’ en in veel van de huidige prediking. Zo zelfs dat er aan de andere kant eenzijdigheid dreigt en wel eens de verzuchting klinkt: ‘Ik wil als gemeentelid niet elke zondag horen over armoede, vluchtelingen en onderdrukking, ik wil voedsel voor mijn hart. Ik wil geïnspireerd worden en weer moed vatten. Ik wil gesterkt worden zodat ik mijn leven aankan’. Het is daarom verheugend dat ds. Plaisier van de PKN initiatief heeft genomen tot een regelmatige uitwisseling met evangelische christenen, om te praten over het onderwerp: ‘persoonlijk geloof’.

Aan de rand

Toen oom Hans werd geïnstalleerd als hoogleraar theologie in Utrecht, waren mijn vader Karel Hoekendijk (zendeling en kunstenaar) en ik aanwezig. Mijn vader was teleurgesteld in de rede die Hans hield. ‘Ik heb de naam van Jezus niet gehoord,’ zei hij. Hij begreep zijn broer Hans niet, voor hem was de prediking juist het allerbelangrijkste. Zij hadden geen contact meer. Hans zag ik verder ook weinig, hij was altijd ergens in de wereld bezig, maar hij nam wel de tijd om te lezen wat ik schreef en van commentaar te voorzien, waaraan ik de beste herinneringen heb.

Hans richtte zich op gerechtigheid voor alle mensen, de andere Hoekendijken op het verbreiden van het christelijk geloof. Hoe verschillend ook, mijn oom Hans aan de ene kant, en mijn grootvader Cees, mijn vader Karel en mijn broer Ben Hoekendijk als evangelisten aan de andere kant, hadden toch veel gemeenschappelijks. Deze mannen – en hun vrouwen – vond je niet in het centrum van een kerkelijke organisatie. Ze stonden aan de rand, naar buiten gericht met accenten op de leek, het zuurdesem, de inspiratie, de boodschap van bevrijding. Niet de grote organisatie en de macht; dat had hun interesse niet. Zo zijn ze toch meer verbonden dan hun feitelijke levenslopen laten zien.

Liebje Hoekendijk

De auteur is een nicht van Hans Hoekendijk. Zij is projectmedewerker welzijnswerk en programmamaker geweest, en schreef recent Evangelische roepingen en wat daarvan overbleef (Ouderkerk a/d IJssel: Ekklesia, 2011).