Barth leerde de kerk steeds opnieuw beginnen

 

Barth leerde de kerk steeds opnieuw beginnen

Mijn impressie van het Barth-symposium in Emden (Nederland Dagblad 3 mei) heeft een aantal reacties opgeleverd. Alle briefschrijvers gaan in op de slotalinea van mijn artikel. De redactie had die alinea in de titel en de inleiding naar voren gehaald en het is dus ook heel begrijpelijk dat men zich vooral hierop richt.

Graag verduidelijk ik hieronder wat ik op 3 mei alleen maar aanduidde. Maar eerst wijs ik erop, dat het inderdaad het slot was van de weergave van mijn indrukken van het symposium. Barth werd door verschillende sprekers ingekaderd en daarmee in de geschiedenis van de theologie bijgezet. Hoe boeiend ik de geschiedenis van de theologie ook vind, ik ben niet naar Emden gegaan om alleen maar getuige te zijn van de nieuwste pogingen Barth een plaatsje in het mausoleum te geven.

Begin

Waar het mij om ging, zit in de – op zichzelf enigszins cryptische – laatste zin: ‘We moesten maar weer eens bij het begin beginnen….’ Die zin is niet van mijzelf. Hij staat meer dan eens bij Barth te lezen, als hij het over zichzelf heeft. Maar ook Barth heeft hem niet zelf bedacht. Die eer komt Luther toe.

Voor Luther is een christenleven altijd weer bij het begin beginnen. Dat is: terug naar het Woord van God, dat vrijspreekt. Naar het Woord, dat levend maakt, dat het niet-zijnde tot aanzijn roept. Als Luther sterft, vindt men op zijn schrijftafel een briefje, waarop hij aangeeft wat de omgang met het Woord hem geleerd heeft. Hij begrijpt heel goed dat je iemand die over politiek schrijft, pas goed kunt volgen als je zelf de politiek van binnenuit kent. Net zo is het met het boerenleven. Maar na twintig, dertig jaar kom je een eind met het verstaan. Ook van het Woord van God geldt, dat je het alleen begrijpt als je ermee gewerkt hebt in de gemeente. Maar – dan minstens honderd jaar. Luther trekt zelf de conclusie: we blijven dus bedelaars. Op God zelf aangewezen. Altijd weer moeten we bij het begin beginnen.

Eerst luisteren 

Die woorden van Luther heeft Barth overgenomen en toegepast op de theologie. We ‘hebben’ de waarheid van het Woord van God niet, we moeten altijd weer opnieuw beginnen. En dat doen we in de praktijk van het leven, in al zijn dimensies. Barth citeerde ook Calvijn: alle rechte kennis van God wordt geboren uit gehoorzaamheid. Eerst luisteren. Barth heeft dat in zijn dogmatiek ook willen laten uitkomen. Hij heeft de uitgever voorgesteld de parijen waarin hij de Bijbel uitlegde, als hoofdtekst te drukken, en zijn eigen dogmatische beschouwingen in de vorm van een excuus, in kleine letters. De uitgever wilde het niet en het is ook niet doorgegaan, maar het zegt wel iets over Barth dat hij het heeft voorgesteld. 

Als geen ander theoloog uit de twintigste eeuw heeft Barth in een voortdurende omgang met de Schrift zichzelf herzien. Hijzelf zag het zó dat God hem ‘met barthianen gestraft’ had. Hij zocht geen aanhangers van een school, maar het ging hem om de gehoorzaamheid aan de Schrift. Daarin is hij mijns inziens voorbeeldig. 

Gereformeerd? 

Maar is Barth daarmee nu ook een gereformeerd theoloog? 

H. Reinders (Nederlands Dagblad 6 mei) kan een eind met mij meegaan, maar is van oordeel dat je ook met Barth moet oppassen. Barth is veel meer door de Verlichting beïnvloed dan het misschien lijkt. Bovendien vult hij reformatorische begrippen met een andere inhoud. R.T. te Velde (ND 8 mei) ziet ‘een fors probleem in Barths verkiezingsleer’. Maar hij vindt Reinders wel te kort door de bocht, als hij waarschuwt dat Barth wel reformatorisch lijkt, maar het niet is. ‘Barth heeft tegen de modes van zijn tijd in geworsteld om het Woord Gods te verstaan.’ Zó is het. 

Toch is het voor Te Velde een openvraag of Barth in de gereformeerde theologie thuishoort. Nu heb ik dat ook niet geschreven. Ik heb ervoor gepleit Barth zijn plek te geven in de gereformeerde theologiegeschiedenis van de twintigste eeuw. Het ging mij om een theologiehistorische plaatsbepaling en niet om een beoordeling van het geheel van zijn theologie. 

Het is duidelijk, dat Barth niet een gereformeerd theoloog was in die zin, dat hij bereid zou zijn geweest de Drie Formulieren van Enigheid te ondertekenen. Maar bij de bestudering van de theologiegeschiedenis is het geen vraag waar hij thuishoort. Hij was professor voor Reformierte Theologie in Göttingen. 

Hij heeft Calvijn gelezen en is met hem in gesprek gegaan. Hij heeft onder meer de Heidelbergse Catechismus uitgelegd. Daarom hoort Barth thuis in de geschiedenis van de gereformeerde theologie. 

Protest 

De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat er in de slotalinea van mijn artikel ook iets van een protest stak. Prof. Graafland heeft ervoor gepleit – in de kolommen van deze krant is er een uitgebreide discussie over geweest – een heel enge definitie van gereformeerde theologie te hanteren. Dan houdt het in feite op aan het eind van de achttiende eeuw. De gereformeerde theologie heeft het verbond helemaal door de verkiezing laten beheersen. Vernieuwing kan slechts plaatsvinden als we eruit wegbreken. 

Dan moeten we ver terug. Ook Calvijn kan niet gespaard blijven. De gereformeerde theologie is volgens Graafland vastgelopen. Eigenlijk zijn theologen die proberen op het punt van de relatie van verkiezing en verbond opnieuw te beginnen, dus niet meer echt gereformeerd, omdat een zeer verenigde definitie van ‘gereformeerd’ wordt gehanteerd. 

Het is mijn overtuiging dat wat Barth in praktijk bracht – steeds weer bij het begin beginnen – kenmerkend is voor goede gereformeerde theologie. Gereformeerd ben je alleen als je je altijd weer door het Woord láát reformeren, luidt de bekende leus. Dat deed Barth. Ik voeg eraan toe: hij deed het méér dan veel kerkelijk-gereformeerde theologie in de jaren twintig en dertig. Het was niet zonder reden dat zowel Schilder alsook Berkouwer beiden op Berkouwer bieden opnieuw begonnen zijn. Te Velde geeft aan dat Schilder een Barth bestreed, die op dat moment al ergens anders zat.

Zulke eerlijke waarnemingen zijn van groot belang om iemand recht te doen. 

Gesprek 

Wordt het niet tijd voor een nieuwe omgang met zijn werk? Prof. dr. C. van der Kooi heeft een prachtig boek over hem geschreven (Als in een spiegel, God kennen volgens Calvijn en Barth. Een tweeluik, Kampen 2002), waarin hij zowel Calvijn als Barth zorgvuldig interpreteert en met elkaar in gesprek brengt. 

In de onderzoeksgroep systematische theologie van ‘Apeldoorn’ en ‘Kampen’ zijn we met dat boek en de auteur ervan in gesprek geweest. Wat mij betreft – heb ik elders geschreven – had Calvijn van Van der Kooi nog wat meer gelijk mogen krijgen tegenover Barth. 

Het is echter een zaak van eerlijkheid en volwassenheid, te erkennen dat we niet achter Barth terug kunnen. Het moet ons ook te denken geven dat Kuitert hem al jaar en dag te vuur en te zwaard bestrijdt, precies vanwege Barths concentratie op Gods openbaring in Christus.

Daarmee is niet ontkend dat ook Kuitert in zijn bestrijding van Barth wel degelijk een probleem in diens theologie gesignaleerd heeft. Maar de felheid en onbillijkheid van zijn bezwaren mogen ons er niet de ogen voor doen sluiten dat over de rug van Barth een afrekening met iedere vorm van openbaring – en dus óók met de gereformeerde theologie plaatsvindt. 

Al met al doen we er mijns inziens goed aan, Barth te benaderen als een theoloog met wie we in een kritisch gesprek moeten (zeker ook op de punten die de briefschrijvers aangeven!), maar die vóór alles de erkenning verdient, dat hij de kerk weer bij de zaak heeft gebracht en haar geleerd heeft in het luisteren naar het Woord van God steeds opnieuw te beginnen. 

Prof. dr. G.C. den Hertog is hoogleraar ethiek in Apeldoorn.

Nederlands Dagblad. 31 mei 2003