Mijn ontdekking van Marquardt

logo-idW-oud

 

Mijn ontdekking van Marquardt

Dit voorjaar genoot ik een studieverlof, dat ik helemaal heb besteed aan het doorlezen van de 7 delen van de dogmatiek van F.W. Marquardt. Het was een onderdompeling in vele diepgravende vragen. Tegelijk was het een verademing, niet alleen omdat Marquardt wezenlijke vragen aan de orde stelt, maar ook omdat hij tastend op zoek gaat naar antwoorden en verrassende nieuwe wegen gaat. Daarbij laat Marquardt voor mij de Schrift voluit spreken. De stappen die hij zet, laat hij vergezeld gaan door vele exegeses van Bijbelgedeelten, die mij meer dan eens verrasten, en tevens geeft hij veel inzichten uit de Talmoed door, die mij vaak een nieuwe en andere kijk gaven op bekende Bijbelteksten. Zo was het voor mij een nieuwe kijk of een eye-opener, dat Marquardt in zijn eschatologie het laatste oordeel beschrijft als een gesprek, van vragen en antwoorden, over en weer, en het gesprek van de Heer met Adam en Eva in de hof leest als zo’n gericht, waarin de mens beschaamd komt te staan.

Mijn ontdekking van Marquardt kwam door de uitgave van een aantal vertaalde fragmenten van zijn dogmatiek in De gebroken hemel i. Tijdens mijn studie had ik al wel kennis genomen van zijn boek over de ontdekking van het Jodendom bij Karl Barth. Maar voor mij leidde dat toen nog niet tot een ontdekking. Gelijktijdig met die fragmenten las ik toen Christelijke theologie na Auschwitz, van Hans Jansenii. Toen begon Auschwitz ook mijn denken binnen te vallen. En ik raakte geïntrigeerd door de manier waarop Marquardt omging met de vele vragen die opgeroepen zijn door Auschwitz. Achteraf verbaast het me, dat het zo lang heeft geduurd voor dat bij mij gebeurde. Het is vreemd dat ik er in mijn studie en in mijn werk binnen de kerk niet eerder tegenaan gelopen ben. Blijkbaar kun je gewoon doorgaan, alsof er niets is gebeurd dat al het spreken over God onderuit haalt.

Ik las Marquardts dogmatiek in mijn studieverlof, waarin ik vrijgesteld was van het werk in de gemeente. In het dagelijkse werk als predikant heb ik te maken met grote verschillen in wat en hoe mensen geloven. Dat leidde in de gemeente, waar ik werk, tot spanningen en conflicten, waarin de één de ander de maat neemt van het geloof. Mensen raakten erdoor beschadigd. Eén van de vragen waarmee ik aan de lezing van de zeven delen dogmatiek begon, was of zijn denken ook iets zou kunnen betekenen voor een gemeente die moeite heeft om met verschillen in geloven om te gaan.

Dat is bepaald niet Marquardts eerste zorg. Voor hem spelen anderen vragen.

Auschwitz heeft voor hem het hele denken en spreken over God twijfelachtig gemaakt. Kun je na Auschwitz nog wel over God spreken, gezien de vragen die zijn opgeroepen? Vragen als: ‘Hoe kon dat gebeuren? Hoe kon dat toegelaten worden? Waar waren de medemensen die hadden kunnen en moeten helpen? Waarom kwam dan niet op zijn minst de Messias, om te redden? Waar was dan Gods gerechtigheid? Waar bleef dan God zelf? ‘ iii Voor Marquardt is het ook duidelijk dat de christelijke gemeenschap heeft gefaald. Hun goede boodschap van een God die mens wordt om te helpen bleef leeg. Christenen waren in meerderheid geen helpers van de Joden toen zij vervolgd werden. Zij stonden veelmeer aan de kant van de daders dan van de slachtoffers. En ook Joden hebben Gods hulp niet ervaren. Kun je na Auschwitz dan nog over God spreken? Voor Marquardt is dat eigenlijk niet meer mogelijk. Tegelijk kan hij niet over God zwijgen. Want zou Hitler niet alsnog winnen, als er geen levende getuigen van Hem meer zouden zijn en God zou worden doodgezwegen? Zo komt het spreken en denken over God bij Marquardt onder een voorbehoud te staan, zo God wil en Hij leeft. We kunnen er niet van uit gaan dat aan onze uitspraken over God nog waarheid toekomt. Waar de moderne wetenschap de wereld onderzoekt, alsof God er niet is, schrijft Marquardt zijn dogmatiek in een wereld waarin God twijfelachtig is geworden, als was God er. Dat is echter geen zekerheid waar we nog vanuit kunnen gaan, maar enkel een hoop. Het is niet bedoeld als een modieuze twijfel om aan te sluiten bij de moeiten en aarzelingen van de moderne mens. Maar het is een serieus nemen van de ervaringen van slachtoffers. Al worden zo wel de twijfels en aarzelingen van mensen vandaag uitermate ernstig genomen door Marquardt.

Marquardt bedoelt zijn dogmatiek als een bijdrage aan de ontmoeting en het gesprek met Joden vandaag. Daarvoor is een omkeer nodig binnen de theologie.

Die had geen oog voor Israël. Al ze Israël al niet doodzweeg, droeg ze hooguit bij aan het veroordelen en afschrijven van Israël, en schiep ze een voedingsbodem voor antisemitisme, dat Auschwitz mogelijk maakte. In de leer van de kerk was geen plaats voor Israël. En het kwam zover dat er ook in het leven van de kerk in Europa voor het levende Israël geen plaats meer was.

Die omkeer houdt in dat we oog krijgen voor het levende Israël. Het is een ontmoeting met de ander, die ook echt anders is. Marquardt legt nadruk op het blijvende verschil tussen Israël en de volkeren. Dat inzicht, dat niet alle mensen gelijk zijn, maar dat God zich blijvend met Israël verbonden heeft, behoort tot de bijbelse kijk op de werkelijkheid. Na Auschwitz is niets meer waar, wat het anders zijn van de ander ontkent of negeert.iv

Het gaat om een ontmoeting met die ander, met wie God zich verbonden heeft, en die nee zegt tegen de christelijke belijdenis. Dat nee kan niet meer genegeerd worden. God is bij zijn volk, ook na Jezus. Alleen al daarom gaat Israël ons aan.

Het dwingt ons om het nee tegen Jezus positief op te vatten. Dat nee moet volgens Marquardt verstaan worden als Gods beslissing.v Het is, zo schrijft hij, de tegenspraak van God tegen de Messiaanse zelfgenoegzaamheid van de kerk.vi

De ontmoeting met de ander, die anders leeft met God, brengt Marquardt tot herziening van de eigen traditie. Kritisch doordenkt hij het spreken over God van de eigen traditie. Daarbij neemt hij geen afscheid van de dogma’s over Christus, en zelfs niet van het dogma van de drie-eenheid, maar probeert hun bijbelse inhoud opnieuw te verwoorden, in gesprek met het Jodendom.

Marquardt zegt Amen op de belijdenis van Jezus als Messias. Maar dat Amen neemt hij letterlijk als: Het worde waar. Dat Jezus de Messias is, is geen vanzelfsprekendheid, maar dat zal nog evident moeten worden, in de toekomst. Het zal nog moeten blijken dat Hij inderdaad als Jood de volken beweegt tot deelname aan de geschiedenis van God met Israël. Wij hopen dat dat zo is. Bij Marquardt wordt geloven vooral hopen. Het grootste deel van zijn dogmatiek, nl. vier van de zeven banden gaan over wat wij mogen hopen, als wij tenminste werkelijk nog wat te hopen hebben, na Auschwitz.

Want dat spreekt niet vanzelf. Marquardt is niet de theoloog van de grote zekerheden, maar van de kritische vragen en van de hoop. Niet de evidentie dat Jezus de Christus is vormt voor Marquardt het vertrekpunt van zijn dogmatiek. Dan ligt een veroordeling van de Joden al weer op de loer. Maar juist vragen zijn het begin, bijbelse vragen,zoals de vraag van de leerlingen van Johannes de Doper aan Jezus: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? (Mt.11:3) en de vragen van Jezus aan zijn leerlingen: Wie zeggen de mensen dat ik ben? en Wie zeggen jullie dat ik ben? (Mt.16:13,15) Voor een antwoord op die vragen worden de leerlingen van Jezus, toen en nu, terugverwezen naar de Schriften en naar de deelname aan de geschiedenis van Israël. Geloven kun je niet alleen, maar kun je enkel leren van en bij Israël, bij die vreemde ander. Geloven is echter niet een kwestie van het beamen van een aantal dogma’s en leeruitspraken, maar het is veelmeer een zaak van doen, van meedoen met Israël. In dat kader bespreekt Marquardt de zeven Noachidische geboden. Door die te doen kunnen niet-Joden deelnemen aan de geschiedenis van God met Israël.

Zoals gezegd, Marquardt’s aandacht richt zich niet op vragen, die de pluriformiteit binnen de gemeente oproept. Maar er valt bij hem voor het omgaan met die spanningen veel te leren. Theologie dient een bijdrage te leveren aan het gesprek.

Dat gesprek met de ander, die echt anders is dan jijzelf, en die jouw geloof niet beaamt, is nodig, willen we als kerk niet weer opnieuw slachtoffers maken.

Marquardt boeit mij, omdat hij leert om de ander anders te laten zijn en de vragen en het nee van de ander ernstig te nemen. Daarbij wijst hij voor mij een weg om het eigen geloof zo te verwoorden, dat het niet veroordelend is, niet opnieuw slachtoffers maakt. Hij leert om het geloof als hoop te verwoorden. Dat schept ruimte voor de ander om anders te blijven. Marquardt is voor mij een theoloog van de verdraagzaamheid, van het verdragen van de vreemde ander. Verdragen is ook letterlijk de geschiedenis van de ander mee leren dragen. Marquardt spoort ons aan Israëls geschiedenis met God te leren meedragen en daarin ver te gaan, om zogezegd ver-dragend te zijn.

Gert van Helden

——————

i F.W. Marquardt, De gebroken hemel. De misère van de theologie en de hoop op God. Teksten uit de dogmatiek, bijeengebracht door Coen Wessel, Zoetermeer 1999.

ii H. Jansen, Christelijke theologie na Auschwitz, 2 delen, ’s Gravenhage 1981 en 1985.

iii F.W. Marquardt, Bij de slip van zijn kleed… Artikelen – uitgekozen, vertaald en ingeleid door Dick Boer, Inge Kooistra en Derk Stegeman, Baarn 2003, pag.153.

iv F.W. Marquardt, Was dürfen wir hoffen, wenn wir hoffen dürften? Eine Eschatologie. Band 1, Gütersloh 1993, pag. 190.

v -F.W. Marquardt, Das Christliche Bekenntnis zu Jesus, dem Juden. Eine Christologie Band 1,

Gütersloh 19932, pag. 263.

vi F.W. Marquardt, Von Elend und Heimsuchung der Theologie. Prolegomena zur Dogmatik. München 19922, pag.426.