Karl Barth als geleerde en theoloog pastor en mens

Karl Barth als geleerde en theoloog pastor en mens

Het bericht is gekomen niet onverwacht, wel onverhoopt: Karl Barth is overleden. Wij gedenken de geleerde, de theoloog, de mens die hij was.

De geleerde: mijn collega klassieke talen was omstreeks 1930 als student in Bonn, en daar verwees men hem naar de theologische faculteit – want daar doceerde iemand die je niet missen mocht, ook als classicus niet. Die „iemand” was Karl Barth. Zijn kennis was inderdaad even universeel als fenomenaal: over profeten en filosofen, over kerkvaders en moderne auteurs als Française Sagan, over Mozart en Sartre. De moeilijkst-leesbare middeleeuwse geschriften hadden voor hem geen geheimen. Volgen prof. Van den Bergh van Eysinga, die in ons land de Hegeliaanse wijsbegeerte verdedigde, vormde Barths artikel over Hegel het beste wat er over deze wijsgeer geschreven was. Ook de publikaties van zijn eigen leerlingen volgde hij met aandacht. Zijn belezenheid was daarbij allerminst tot het eigen taalgebied, het duits, beperkt. – Een homo universale dus, een universeel-ontwikkeld mens, zoals die sinds de Renaissance ten voorbeeld werd gesteld? Barth was dáárom anders en meer, omdat bij hem de diepte van inzicht het altijd nog won van de breedte van overzicht.

Theoloog was en bleef hij namelijk ook in zijn ingaan op het werk van de wijsgeren, die dichters en de componisten zoekend naar hun eigenlijke bedoelingen en bijdragen tot het leven en de cultuur, zoekend naar hun eigenlijke bedoelingen en bijdragen tot het leven en de cultuur, zoekend ook hun plaats in Gods schepping te verstaan. Ongetwijfeld was hij de grootste theoloog van onze eeuw. Men heeft zijn betekenis wel uitgedrukt door te stellen, dat hij aan de theologie haar eigen thema heeft teruggegeven. Deze wetenschap was aan het eind van de vorige eeuw vrijwel opgegaan in een bestudering van menselijke godsdienstige verschijnselen, psychologisch en sociologisch. Temidden van anderen is het bovenal Barth geweest, die de theologie herstelde tot de wetenschap aangaande hetgeen God tot mens en wereld te zeggen heeft. Niet het woord van de mens over God maar het Woord van God over de mens vormt het voorwerp van de theologische wetenschap. Daarmee komt Jezus Christus centraal te staan. – Toen Barth in 1918 zijn Römerbrief, een commentaar op Paulus brief aan de Romeinen, schreef, was het zijn aandrift wel om deze wending in de theologie (en in het geloof!) tot stand te brengen. Later erkende hij, dat er méér en vroeger mensen in deze richting hadden gewerkt, ten onzent Gunning bij voorbeeld. Toch zeggen wij, zeker achteraf: Barth heeft de theologie weer belangrijk gemaakt, belangrijk als zelfstandige wetenschap, en meer nog belangrijk voor mens, wereld en cultuur. Hij dwong de kerk en de cultuur tot bezinning en herziening. Hij dwong ook zichzèlf voortdurend tot bezinning en herziening – de ontwikkeling in zijn denken is niet minder indrukwekkend als de continuïteit van de éne grote visie.

Zo is Barth een waarlijk oecumenisch theoloog geworden. De ontwikkeling van de oecumene is zonder hem niet te denken – zonder zijn fundamentele kritiek op Rome die de r.k. theologie tot vernieuwing noopte, zonder zijn aandacht voor de oosterse orthodoxie, en vooral zonder zijn stellingname in het protestantisme, gelijkelijk gekant als hij was tegen vrijzinnige mens-overschatting èn tegen rechtzinnig biblicisme en dogmatisme. Zijn invloed op de Nederlandse christenheid is zeer groot geweest. Niet dat hij vaak ons land bezocht, maar hij kreeg hier bekwame medestanders, en hij kende onze geschriften. Zelfs erkennen vele van zijn tegenstanders, dat zij meer van hem hebben ontvangen dan zij van hem moesten afwijzen. En àllen werden door hem tot nieuw doordenken gestimuleerd.

Behoort dit alles tot de verleden tijd? Men heeft het wel beweerd. Als niet-Barthiaan heeft dr. J.M. de Jong in woord en geschift de blijvende actualiteit van Barths denken betoogd. En prof. Berkhof verdedigde in Wending de stelling, dat Barths tijd opnieuw komen zal.

En de mens Karl Barth – hij begon als dorpsdominee en eindigde als gevangenispredikant. Bij al zijn wetenschappelijke arbeid bleef hij het pastorale ambt trouw, liefst op onopvallende plaatsen. Man van onverwoestbare energie, enorme concentratie met tegelijk een groot plezier in gesprek en gezelschap, met een beroemd geworden humor ook. Toen de eerste spoetnik de aardse dampkring had verlaten, vroeg een Amerikaans tijdschrift aan een aantal „grote figuren”. Waaronder ook Barth, om hun reactie. Barth seinde: „Lees de 139e psalm and take it easy”. Neen, studeerkamergeleerde is Barth ondanks zijn grote geleerdheid nooit geworden. Hij kon de piniteit niet zonder de humaniteit denken, – het ongekeerde trouwens evenmin. Met de gehele inzet van zijn persoon leefde hij de strijd en het lijden van zijn tijd mee. Niet alleen zijn vrienden kunnen daarvan getuigen, maar ook de kerken en groepen, die in benarde tijden van bezetting, oorlog of staatsgreep kritisch-bemoedigende brieven van hem ontvingen. Toen de beweging „Kein anderes Evangelium” in haar strijd tegen de moderne „tendensen” in de kerk en theologie ook op Barth een beroep deed, antwoordde deze, dat hij graag meedeed zodra de beweging zich óók keerde tegen de oorlog in Vietnam, de rassendiscriminatie en het anti-communisme. Een woord van Zwingli was hem lief, het typeert zijn persoon en het stempelt zijn geestelijk testament:

Tut mir um Gotteswillen etwas tapferes.

Met toestemming overgenomen uit; Remonstrants Weekblad 4 januari 1969

Prof. Dr. Heering

Woord en Dienst 1969