Barths invloed in Europa

Barths invloed in Europa

In een vorig artikel (N.R.C. van zaterdag 5 mei, wekelijks bijvoegsel heeft prof. dr. J. de Graaf een schets gegeven van Barths levensloop, en daarbij vooral gelet op Barths positie in de Duitse Kerkstrijd. Thans gaat hij voort met Barths invloed in Europa als geheel te analyseren, daarbij vooral aandacht schenkende aan zijn houding ten aanzien van het humanisme en het communisme. Professor De Graaf vervolgt dan;

Wij kunnen ook al waren deze artikelen niet voor een dagblad, maar voor een theologisch tijdschrift bestemd, geen samenvatting geven van Barths theologie. Daarvoor is dit in tien delen “Kirchliche Dogmatik” en in tal van opstellen voor ons liggende theologische oeuvre veel te genuanceerd en te gedetailleerd. Simplificaties hiervan hebben bij tegenstanders en volgelingen steeds tot bedenkelijke vertekeningen geleid. De al te primitieve en elementaire, dikwijls ook nog uit de tweede hand afkomstige kennisname van Barths theologie is ook oorzaak van de mening, dat hij een grillig denker zou zijn, die ons telkens voor onverwachte verrassingen stelt.

Dat Barths leer der uitverkiezing anders zou uitvallen dan die van Calvijn behoefde geen verrassing te zijn voor degenen, die het begrip genade in Barths theologie hadden zien spellen met de letter Jezus Christus. Toen Barth de titel van zijn christelijke dogmatiek wijzigde in: kerkelijke dogmatiek en bovendien het protestantisme opriep om de vraag van Rome naar het Kerk-zijn van de protestanten ernstig kennisnemende (drukfout in artikel, ap) kon dit voor de oppervlakkig kennisnemende een wending, zo niet naar Rome of hoogkerkelijkheid, dan toch naar ambtelijke kerkelijkheid betekenen. Hun ontging de veel fundamenteler richting van Barths theologie van alle kerkelijkheid en gekerstende natuurlijke ordeningen vandaan naar Jezus Christus, naar een kerk, die de naar alle zijden open vrije vergadering der gelovigen is, een vrije tribune, juist door haar enige gebondenheid aan het ene Woord Gods. Voor hen moest Barths kritische houding ten aanzien van de kinderkoop en zijn keuze voor een kerkorde, waarin het zwaartepunt in de gemeente en niet in het ambt ligt (congregationalisme) wel als een verrassing uit de lucht vallen.

Een simplificatie van Barths strijd tegen christelijk humanisme, natuurlijk theologie en tegen religieuze aanloopjes naar de openbarring heeft aanleiding gegeven tot een “Barthiaanse” prediking, die haar kracht zocht in gevoelloosheid en breken van het reeds in onze beschaving veelvuldig “gekrookte riet” der humaniteit. We willen op dit punt iets uitvoeriger zijn, omdat de betekenis van Barths theologie in de geestelijke situatie van Europa hiermee samenhangt. 

Theologie naar-de-mens-toe

Steeds duidelijker, maar naar mijn overtuiging niet als iets “nieuws” logenstraft Barths dogmatiek (waarin de ethiek is ingebouwd) de mening van hen, die, als zijn volgelingen of tegenstanders denken, dat de ere Gods krenking van de mens zou eisen. Steeds duidelijker wordt het naar-de-wereld en naar-de-mens toe denken in Barth levenswerk. Maar dit kon juist zo zijn, omdat de mens hier staat in de lichtkring van Gods genade, die zelfs in het weerlichten van Zijn gericht genade is. Dis is geen christelijk humanisme. In welke gestalte en met welke geestelijke uitrusting het humanisme zich ook vertoont in Europa, het heeft altijd de humaniteit willen verankeren in de mens buiten het oordeel en de genade Gods om. Daarom wil het van schuld niet anders weten dan als tragiek, ontvlucht het de dood in spiritualisme, biologisme of resignatie, vertaalt het de christelijke notie der verlorenheid door te spreken van grenssituatie. En toen is met het humanisme het eigenlijke thema der Europese beschaving aangeduid namelijk de strijd tegen ontmenselijking van het leven en voor vermenselijking van opvoeding en wetenschap, politiek en economie. De mens wordt in het heden bedreigd door wat hij in zijn wetenschap over zichzelf weet, in zijn techniek zichzelf aandoet, in zijn concentraties van politieke of economische macht tot eigenwettelijke onmenselijkheid over zich heen haalt. Hoe zal de mens weer aan zich zelf teruggegeven kunnen worden en bevrijd van de machten, die hem verpletteren en hoe kunnen mensen samenleven? Ziehier de geestelijke nood van vandaag, op korte formules teruggebracht.

Barths analyse van humanisme

Misschien huist omdat het hier niet opzettelijk om begonnen was in de theologie van Barth, is zij zo bevrijdend en biedt zij zulke perspectieven voor de strijd ten behoeve van de bedreigde mens en de kwijnende humaniteit. Wie dit eens voor zichzelf controleren wil, kan ik niet beter aanraden dan de lectuur van het verslag der in 1949 voor de vierde maal gehouden “Rencontres Internationales de Genève”, dat verscheen onder de titel “Pour un nouvel humanisme”. In 1946 nam Denis de Rougemont het initiatief tot deze bijeenkomsten van Europese intellectuelen om in een open gesprek en toch met het oog op de verantwoordelijkheid van de intellectueel voor de geest in het na-oorlogse Europa tot “rekenschap van Europa” te komen (Rekenschap van Europa was de titel der eerste “Rencontres” in 1946).

Uit deze bundel rijst een beeld op van goede wil bij een ontstellende geestelijke verwarring! Het “nieuwe humanisme” is voor de een het communisme, dat door de maatschappelijke en politieke zege van het proletariaat de in de klasse-maatschappij van zichzelf vervreemde mens weer aan zichzelf zal teruggegeven, voor de ander is het het klassieke humanisme maar nu voor de grote massa toegankelijk gemaakt, voor een derde is het niet anders dan een levenshouding van principiële openheid en weigering zich aan welke absolute waarheid ook gewonnen te geven, voor een vierde is het de integratie van de sinds eeuwen in Europa uiteengerukte grootheden van ziel, geest en verstand. Een niet helemaal consequent pessimisme wisselt af met een al even weinig verzekerd optimisme. De geestelijke verwarring is hier niet het gevolg van de verdeeldheid der christenen en kerken, maar van de – met uitzondering van het communisme – onmacht tot beslissing van de moderne intellectuelen.

Barth gaf hier geen ontwerp van een “nieuw humanisme”. Hij gaf zich als theoloog en sprak over “Gods humanisme”, over de in Christus geopenbaarde mensenliefde van God als enige bron en norm van alle mensenrechten en menselijke waardigheid. De bedreiging van de menselijke existentie van buiten af is symptoom van het oneindig grotere gevaar, waarmee hij zichzelf bedreigt. Door God geschapen in de beweging naar God en zijn medemens toe is hij op een weg getreden, waarop hij slechts vallen kon. Dit is het absurde, onverklaarbare feit van de zonde, waardoor de mens niet existeert in de vrijheid, waarin hij geschapen is. Mar deze van zijn eigen werkelijkheid vervreemde mens wordt door God vastgehouden: God zelf is in Jezus Christus de fatale oogst van godloosheid en broedermoord weerloos tegemoetgetreden en is op onze plaats de werkelijke mens geweest, van wiens weg wij afgeweken zijn. Wie hier het woord der vergeving hoort, weet van de genade als de “condition humaine” bij uitstek, die aan al het andere voorafgaat. De christelijke hoop neemt het op tegen alle tragiek en alle skepsis omdat zij niet op de mens, maar op God vertrouwt, die Wien de humaniteit werkelijk veiliggesteld is, is, voor ons toegankelijk als geschenk en daarin ook als opdracht. 

Wat heeft het communisme met de kerk?

De communistische intellectueel Lefèbvre omschreef de werking van Barths rede op hem aldus “J’ai senti passer en moi une espèce de frémissement religieux, le sentimen du péché. Repentez-vous! J’ai senti ce melange de terreur et déspérance, qui est, depuis des dizaines de siècles, le fond de l’émotion religieuse”. Op grond van zijn theologie en als theoloog staat Barth in dit naoorlogse Europa aan de zijde van de mens en roept op tot positieve dienst aan de naaste. Het heeft vele bevreemd, dat hij, die zo fel en beslist het nazisme bestreed, nu de kerk niet oproept tegen het toch ook totalitaire communisme. Wanneer het communisme dezelfde trekken van een de kerk infecterende religieuze psychose zou krijgen als indertijd bij de Duitse christenen het geval was, zou Barth zonder twijfel even fel als toen reageren. Reeds waarschuwde hij de Hongaarse christenen voor het gevaar van de aanvaarding van het communisme een geloofsartikel te maken. Maar voorlopig is het gevaar van een religieuze psychose sterker bij het anti-communisme dan bij het openlijke atheïstische  communisme. Desgevraagd, heeft Barth bij herhaling als zijn visie op de christelijke taak ten overstaan van het communisme de realisering der sociale gerechtigheid als het allerbelangrijkste genoemd, de Duitse herbewapening afgewezen en in het algemeen op de gevaren gewezen van een denken in termen van oorlog ten opzichte van Rusland en het communisme. Barth is echter geen pacifist, al meent hij, dat de Kerk niet klakkeloos elke oorlog kan goedkeuren.

In een volgend artikel willen we op Barths invloed in Nederland wijzen.

J. de Graaf

N.R.C., 8 mei 1956