Een Ierse vliegenier voorziet zijn dood
Ik weet dat ik mijn lot ontdek
Daarboven in het wolkendek;
Wie ik bestrijd die haat ik niet,
Wie ik bescherm, bemin ik niet;
Mijn landstreek is Kiltartans Kruis,
Kiltartans armen zijn er thuis,
Hoe het ook eindigt, voor hen is
Er geen gewin en geen gemis.
Noch wet noch plicht dwong mij tot strijd,
Noch joelend volk noch majesteit,
Een aandrift van genot bewoog
Eenzaam naar dit tumult omhoog;
Ik woog, ik wikte ieder feit,
Futiel leek de verlopen tijd,
Futiel leek wat de tijd nog bood,
Tegen dit leven, deze dood.
W.B. Yeats, 1919
(vertaling: Geert Istendael en Koen Stassijns)