De troost van het lied

logo-idW-oud

 

DE TROOST VAN HET LIED

Over: Bert Hofman, Crisis in de kerk. De Nederlandse Reformatie in de spiegel van tachtig schriftuurlijke liederen. Heerenveen 2006. ISBN 90-5829-716-0. 420 blz.

In het leven van de gelovige kunnen liederen van grote betekenis zijn.Vanaf de dichters van het Oude Testament tot heden hebben velen – vooral in grenssituaties – vorm gegeven aan hetgeen in hun hart leefde. Liederen zijn wel één van de grote schatten van de Kerk. Schatten die het waard zijn bewaard te blijven en voortdurend te worden gezongen – in dit verband kunnen we niet dankbaar genoeg zijn voor het Liedboek voor de kerken waarin zoveel vroomheid en schoonheid van vele eeuwen is bijeengebracht – of onder het stof vandaan gehaald te worden en weer opnieuw te worden gelezen of gezongen.

Schriftuurlijke liederen

Tot deze liederen behoren ook de zestiende-eeuwse liederen die worden aangeduid als schriftuurlijke liederen. Dat zijn liederen die in de fel beleefde confrontatie tussen Rome en de Reformatie tot stand zijn gekomen en waarin een nauw verband wordt gelegd tussen de Schrift en de tijdsomstandigheden. Omstandigheden die voor de tegenstanders van Rome veelal vreselijk waren en waarvan velen het slachtoffer zijn geworden. Tot hen behoorden ook dichters van deze schriftuurlijke liederen, waarvan er ongeveer twaalfhonderd bewaard zijn gebleven. Aangenomen mag worden dat het er nog veel meer zijn geweest, maar deze twaalfhonderd, evengoed een respectabel aantal, zijn in ieder geval bewaard gebleven.

Van deze twaalfhonderd liederen is door Hofman, die promoveerde op een dissertatie over het zestiende-eeuwse religieuze lied, een selectie van tachtig liederen gemaakt en bijeengebracht in een mooi uitgevoerde bloemlezing, waarvan het eerste exemplaar, heel toepasselijk, op Hervormingsdag 2006 in de Goudse St. Jan aan dr. Plaisier als scriba van de PKN is aangeboden.

Door de samensteller zijn de liederen – waarvan de oorspronkelijke tekst op de linkerpagina en de door hem zelf verzorgde hertaling in modern Nederlands op de rechterpagina is afgedrukt, terwijl bij een vierentwintigtal liederen door de musicoloog Bezemer melodieën bijeengezocht zijn – onderverdeeld in eenentwintig thema’s die kort en duidelijk worden toegelicht, toelichtingen waaruit onmiskenbaar een persoonlijke betrokkenheid blijkt. Tot de thema’s behoren onder meer: apocalyptische tijden, geestelijke wapenrustig, bruidsmystiek, innerlijke strijd, vlucht voor de inquisitie, in de gevangenis, op het schavot en op de brandstapel, en waarschuwingen aan de rechters.

Het gevoelen in apocalyptische tijden te leven was wijd verspreid:

Ik hoorde de bazoene blazen.
Zeer verre hoorde ik ’t geschal,
In Jeruzalem, in Edom, in Basen
die boden roepen overal.
Heur geluid gaat in mijn verzinnen:
maakt u ter bruiloft gereed,
al die de Konink beminnen.
Die poort is open, gaat binnen,
versiert u, doet aan dat bruiloft kleed. (blz. 40)

Vervolgingen en terechtstellingen behoorden tot deze apocalyptische tijden, maar in het aangezicht van de dood, in de gevangenis waar men gemarteld werd, ontstonden liederen vol moed en geloofsvertrouwen, en werd soms een voorsmaak van de eeuwige vreugde gevoeld:

Een eewige vreugd die niet en vergaat,
komt mij altijds te voren.
Dat is de Here, mijnen toeverlaat,
die mij zijn stem laat horen.
Dan krijg ik zulke vreugd.
Mijn hert dat is verheugd,
als hij mij komt beschouwen.
De Here door zijnen geest
weert van mij alle tempeest.
Op hem alleen staat mijn betrouwen (blz. 242)

Ontroerend zijn enkele liederen die door Hofman rond het thema bruidsmystiek zijn gegroepeerd. Liederen waarin we een gepassioneerd verlangen naar de vereniging van de Bruid – hier de nieuwe bevrijde gemeente – met de Bruidegom, met Christus vinden, bijvoorbeeld in regels als:

Hoe blaakt mijn herteken, o lieflijk vier!
Zal ik dit derven lange dragen? (blz. 144)

Tot de mooiste bruidsliederen behoort wel het lied De winter is vergangen met de mooie poëtische beginregels:

De winter is vergangen,
Ik zie des meis virtuit.
Ik zie de loverkens hangen,
die bloemkens staan in ’t kruid.
Zeer wijd zijn zij ontloken.
Zij staan in haar saizoen.
Die kruiden lustig om roken.
Die mei staat schoon en groen (blz. 155)

Het is het eerste van de vijftien coupletten waarin, in navolging van het Hooglied en met mooie aan de natuur ontleende beelden, de liefde van de Bruid voor de Bruidegom (van de Kerk naar Christus) haar zielsverlangen naar Hem, wordt vertolkt. Hij is als een zegel op het hart van de Bruid gedrukt en niets zal haar van Hem kunnen scheiden.

Maar naast liefelijke geluiden klinken, hoe kan het ook anders in een tijd waarin aanhangers van de nieuwe leer wreed werden vervolgd, felle verwijten, is er hevige verontwaardiging over de waarheid die vertrapt en vervolgd wordt, en in ‘schrille kleuren schilderen dichters het naderende oordeel over de Inquisitie. In de Schrift vinden ze talrijke voorbeelden waarmee ze hun kwelgeesten kunnen vergelijken: Kaïn, Judas, het Sanhedrin, enzovoort. Maar hevige verdrukking is verbonden met het volgen van Christus. (blz. 351).
Voor de Bruid van Christus is nergens op de wereld vrijheid. Zij volgt hiermee het voetspoor van haar Heer, die nergens zijn hoofd ter ruste kon leggen. Niettemin:

Volg dezen Herder, men vindt geen weerder.
Hij maakt elk zalig die in hem gelooft (blz. 352)

De gelovige moet echter wel beseffen dat navolging van Christus kruisdragen betekent. Maar na lijden wacht heerlijkheid:

Maar die gemeenschap willen maken
met deze Herder excellent,
die moet hemzelven eerst verzaken,
en dragen zijn kruise tot in ‘t end.
Zo zal hij wezen altijd present
en geleiden in zijnen majesteit,
haarlieder lonen en vrolijk kronen,
deur zijn grote barmhertigheid (blz. 352).

We hebben slechts een indruk kunnen geven van de rijke schat die door Hofman is bijeengebracht. Hij heeft hiermee velen aan zich verplicht en wie er de rust en tijd voor neemt zal getroffen zijn door de grote zeggingskracht van veel liederen. Liederen die geschreven zijn in existentiële situaties van lijden en vervolging en die ons kunnen doen beseffen hoeveel er geleden en gestreden is voor een hernieuwde en zuivere verkondiging van het Evangelie in de Lage Landen aan de zee. De uitgave van deze liederen, zo schrijft Hofman, is van belang voor de literatuur-en kerkgeschiedenis, heeft cultuurhistorische waarde, maar ze is ook een hommage aan de vervolgde protestanten van het eerste uur, een hommage waarmee we graag instemmen. Het is goed dat we onze voorouders blijven gedenken. Zeker hen die grote offers hebben gebracht en aan de basis van onze godsdienstige en staatkundige vrijheid hebben gestaan.

Martelaren en de Kerk

Interessant is de vraag die Hofman zich in zijn nawoord stelt naar het gelijk van de zestiende-eeuwse martelaren inzake hun overtuiging betreffende de spoedige ineenstorting van de oude roomse kerk, door hen aangeduid met de naam Babel. De rooms-katholieke kerk is gebleven. Maar kan nu, we volgen Hofmans gedachtegang, gezegd worden dat de martelaren zich hebben vergist en hun leven voor de verkeerde zaak hebben opgeofferd? Deze vraag, zo zegt Hofman, eist een zorgvuldige formulering. Geconstateerd moet worden dat de moederkerk gefaald heeft in haar antwoord op de crisis en haar toevlucht heeft genomen tot vervolging, excommunicatie en doden. Had zij zich gericht op interne verbeteringen, dan was, in samenwerking met hen die zij vervolgde, een nieuwe toekomst voor de Kerk mogelijk geweest.

Dit is niet gebeurd en ‘de protestanten hebben zichzelf, door hun standvastigheid, bevrijd uit het diensthuis van Rome. De nieuwe gemeente is er gekomen. De omtrekken daarvan werden zichtbaar in de nieuwe calvinistische kerkstructuur. Voor haar daalde, zo lijkt het in die eerste tijd wel, de hemel op aarde neer. Ofschoon getemperd door het lijden, brak de vreugde om de bevrijding en verlossing baan. Voor haar is dit zestiende-eeuwse Babel vergaan en rondom haar is een protestantse cultuur tot ontwikkeling gekomen die eeuwenlang het aanzien van de nieuwe Republiek heeft bepaald. Tot op de dag van vandaag is die gemeente intact gebleven. De martelaren hebben zich niet vergist. Hun sterke betrokkenheid bij de apocalyptische tijd die ze beleefden, kon zich bijna geen tijdsruimte indenken tussen de verwachting en de vervulling van het visioen. Christenen van alle tijden hebben deze klassieke vergissing gemaakt’ (blz. 383).

Van anti-roomsheid is bij Hofman geen sprake. Hij verheugt zich over de in de loop der eeuwen verbeterde verhouding tussen Rome en Reformatie, constateert gelijke morele opvattingen en succesvolle politieke samenwerking. De tijd is rijp voor fundamentele gesprekken, ‘niet in de eerste plaats om het gelijk of ongelijk van de partijen, maar om de liefde voor de kerk van Jezus Christus en de gezamenlijke wil de eenheid in geloof en waarheid te herstellen en te bewaren’ (blz. 384). Deze kerk van Jezus Christus, zo voegen we eraan toe, hebben ook de zestiende-eeuwse martelaren liefgehad.

Dit boek is een waardevolle en mooie uitgave en doet de lezer direct en sterk betrokken geraken bij mensen van de zestiende eeuw en hun diepste gevoelens en overtuigingen.

O.W. Dubois