Twaalf portretten van Réveilfiguren

logo-idW-oud

 

TWAALF PORTRETTEN VAN RÉVEILFIGUREN

Het Nederlandse Réveil heeft een heilzame invloed uitgeoefend op het geestelijk en maatschappelijk leven van ons volk in de eerste helft van de negentiende eeuw. Vroomheid des harten werd herontdekt en mannen en vrouwen uit de hogere kringen van de samenleving voelden zich gegrepen door het verlossende Evangelie van Jezus Christus dat zij aan de wereld wilden verkondigen. Van het zelf ervaren heil in Christus kon en mocht men niet zwijgen.

Het is verheugend dat de belangstelling voor het Réveil blijft bestaan en er regelmatig studies over deze invloedrijke en sympathieke beweging verschijnen. Een recent en uitvoerig werk is Van der Zwaags, Twaalf Réveilgetuigen. Willem Bilderdijk en zijn geestverwanten. 1Van der Zwaag is een kenner van het Réveil en heeft hierover een paar mooie boeken geschreven. Wij noemen Willem Bilderdijk, Vader van het Réveil (1991) en César Malan (1787-1864). Prediker van het Frans- Zwitsers Réveil (1997). Boeiend is ook zijn bundel Om de schat van Christus’ bruid. Vaderlandse kerkgeschiedenis sinds Réveil en Afscheiding (1984). Boeken die getuigen van grote kennis en betrokkenheid.

Van der Zwaags nieuwste boek is een serie portretten van twaalf Réveilfiguren:

Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa, Abraham Capadose, Willem van Hogendorp, Dirk van Hogendorp, Jacob van Lennep, Bastiaan Heykens, Willem de Clercq, Jan ter Borg, Willem Messchert, Guillaume Groen van Prinsterer en Cornelis Carel Callenbach. Deze portretten worden voorafgegaan door een breed opgezet en knap overzicht van het vroeg negentiende-eeuwse internationale Réveil en zijn voorgeschiedenis die piëtistische wortels heeft. Duidelijk wordt dat temidden van lauwheid en aantasting van het geloof er altijd mannen en vrouwen zijn geweest die het heilig vuur van het geloof brandende hielden en hun tijdgenoten wezen op de tijdloze en heilzame waarheid van het Evangelie.

Na deze inleiding wordt de schijnwerper op het Nederlandse Réveil gericht. Allereerst op Willem Bilderdijk, door Van der Zwaag, die zich hiermee aansluit bij Willem de Clercq, Allard Pierson en anderen, de pater familias van het Réveil genoemd. Overtuigend schetst Van der Zwaag de grote betekenis van Bilderdijk voor het Réveil, zijn plaats in het Nederlandse geestelijke leven en zijn grote invloed op begaafde jongeren als Da Costa, Groen, Capadose en de gebroeders Dirk en Willem van Hogendorp die in de jaren twintig Bilderdijks privé-colleges over de vaderlandse geschiedenis volgden.

Van der Zwaag doet hierbij volledig recht aan de gecompliceerde persoonlijkheid van Bilderdijk die bij tegenstanders vaak veel ergernis of afwijzing heeft opgeroepen en bij aanhangers een soms al te grote verering. Van der Zwaag heeft geen behoefte aan hagiografie, maar benadert Bilderdijk liefdevol als een geestverwant, wikkelt hem, naar een mooi woord van Pierson, die hierin zelf het voorbeeld heeft gegeven, in de plooien van zijn liefde; ook voor historici de beste manier om de mens te leren kennen.

Het is een gelukkige vondst van de schrijver in de titels van zijn portretten de beschreven personen met enkele woorden kort en trefzeker te hebben getypeerd en daarmee hun betekenis voor het Réveil, hun plaats in de geschiedenis van deze beweging, weer te geven. Zo wordt Bilderdijk de pater familias van het Réveil genoemd, Da Costa de heraut, Capadose de medicus, Willem van Hogendorp de staatsman, Dirk van Hogendorp de jurist, Van Lennep de apostaat (afvallige), Heykens de kleine burgerman, De Clercq het geweten, Ter Borg de Johannes-figuur, Messchert de publicist, Groen een kind (dat wil zeggen dat Groen zich schatplichtig aan het Réveil voelde) en Callenbach een dominee van het Réveil.

Al deze opstellen, gebaseerd op zowel secundaire literatuur als op primaire bronnen als onuitgegeven brieven, zijn zorgvuldig en met grote liefde geschreven. Alhoewel alle twaalf Réveilfiguren boeiende persoonlijkheden zijn, zal iedereen zo zijn eigen voorkeur hebben. Mij trof, naast De Clercq en Da Costa, met name de fijnzinnige figuur van Jan ter Borg, terwijl ook Groen, de begaafde staatsman en historicus, wiens geloof echter was als dat van een kind (kind hier in bijbelse zin te verstaan uiteraard) hernieuwde sympathie bij mij opriep. Boeiend is ook het opstel over Heykens, dat laat zien dat eenheid van geloof uitsteeg boven standsverschil en men elkaar als broeders in Christus herkende. Interessant is tevens de schets van de schrijver Jacob van Lennep, de enige van de geportretteerde figuren die zich in zijn latere leven afwendde van het gedachtegoed van het Réveil en in de ogen van Da Costa en anderen min of meer een vrijdenker was geworden.

In zijn slotbeschouwing, ‘Het nationale Réveil rond Bilderdijk’, geeft Van der Zwaag een overzicht van de waardering van Bilderdijk in de geschiedschrijving. Deze loopt nogal uiteen en hangt sterk samen met de levensbeschouwing van de geschiedschrijvers. Het is niet te verwonderen dat historici als Geyl en de Romeins, wier affiniteit met het geloof gering was, weinig waardering voor Bilderdijks ideeën konden opbrengen en het licht lieten vallen op de negatieve kanten van zijn persoonlijkheid, daarbij aansluitend aan het oordeel van negentiende-eeuwse tijdgenoten als Van Vloten.

Geheel anders is de waardering van Allard Pierson die, zoals hierboven reeds aangehaald, Bilderdijk als vader van het Réveil erkende en van de gereformeerde theoloog H. Bavinck die Piersons woorden onderschreef, maar eraan toevoegde dat Bilderdijks invloed hiertoe niet beperkt was gebleven: “Hij was óók een der rijkstbegaafde mannen van ons vaderland, denker als weinigen, dichter bij Gods genade, meester onzer taal, verdediger onzer nationale zelfstandigheid.” (blz.478) En de eminente Bilderdijkkenner Bosch spreekt van de dichter-profeet en geleerde die zijn tijd beheerste.

Het is onvermijdelijk dat over een groot en controversieel man als Bilderdijk zeer verschillend wordt geoordeeld, maar een rechtvaardige beoordeling van persoon en werk, zo constateert Van der Zwaag terecht, vereist op z’minst enige geestelijke affiniteit. Mensen als de liberaal Van Vloten en historici als Geyl en de Romeins misten deze. Naar Van der Zwaags mening wordt deze affiniteit echter ook ontbeerd in de studie (1998) van Joris van Eijnatten, Hogere Sferen. De ideeënwereld van Willem Bilderdijk (1756-1831), een boek dat mogelijk waardevol is “om inzage te verkrijgen in de toenmalige filosofische gedachtewereld waar Bilderdijk zich mee bezig heeft gehouden, maar Bilderdijk zelf en diens geestelijke leven leert men er niet uit kennen” (blz.483). Tussen Van Eijnattens beeld van Bilderdijk als christen-theosoof en Van der Zwaags beeld als vader van het Réveil heerst inderdaad een grote kloof.

Van der Zwaags boek heb ik met veel waardering en instemming gelezen. Het is geschreven met grote kennis van de bronnen en bovenal met groot invoelingsvermogen in de gevoels – en gedachtenwereld van het Réveil. Duidelijk is dat de auteur zich verwant gevoelt met de door hem beschreven personen, liefde voor hen voelt, verwantschap en liefde die hij op de lezer weet over te brengen. Hierdoor wordt het verleden levend en kan de lezer van nu kennismaken met leven en werk van mensen die, met al hun zwakheden, leesbare brieven van Christus zijn geweest. Voor de geschiedschrijving van het Réveil is Van der Zwaags boek een mooie en belangrijke aanwinst.

O.W. Dubois

——

1 W. van der Zwaag, Twaalf Réveilgetuigen. Willem Bilderdijk en zijn geestverwanten. Uitgeverij Gebr. Koster. Barneveld 2003. ISBN 90-5551-279-6. 520 blz. ¬ 38,50