De bloei van het orthodox protestantisme

logo-idW-oud

 

DE BLOEI VAN HET ORTHODOX-PROTESTANTISME

Over Christelijke vaderlanders van Annemarie Houkes

De negentiende eeuw blijft de aandacht boeien. Toen ontwikkelde zich een veelheid van stromingen en bewegingen die tot ver in de twintigste eeuw hun stempel op ons land hebben gedrukt. Tot de belangrijkste hiervan behoort wat men later is gaan omschrijven als de verzuiling: de organisatie van tot dan toe achtergebleven groeperingen in eigen verbanden en in het verlengde hiervan de verwerving van een volwaardige plaats in de samenleving. Een geslaagd voorbeeld van verzuiling is de emancipatie van de gereformeerden die zich door Kuyper sinds omstreeks 1880 als uit het diensthuis uitgeleid gevoelden en in de Nederlandse samenleving een factor van betekenis werden. Niet verwonderlijk dat deze succesvolle emancipatie van een orthodox-protestantse groepering in de geschiedschrijving veel aandacht heeft gekregen. Heel goed laat zich hier immers het fenomeen verzuiling beschrijven.

Relatief weinig aandacht daarentegen is er gegeven aan de brede beweging van orthodoxe protestanten zoals die zich in de tweede helft van de negentiende eeuw in de Nederlandse Hervormde Kerk heeft gemanifesteerd. Gezien het gegeven dat omstreeks 1900 een derde tot bijna de helft van de Nederlandse bevolking tot het orthodox protestantisme kon werden gerekend een merkwaardige lacune. In deze lacune is nu voorzien door de dissertatie van Annemarie Houkes.

In haar studie beschrijft zij de toenemende betrokkenheid van orthodoxe protestanten bij het publieke leven. Geïnspireerd en gemotiveerd door hun geloof begonnen deze gelovigen – die op grond van hun christen-zijn Nederlander wilden zijn en door de schrijfster daarom worden omschreven als christelijke vaderlanders – zich meer en meer te manifesteren en vorm te geven aan een ook voor anderen duidelijke identiteit. Een eerste grootscheepse manifestatie van deze identiteit was de vooral door de kerkenraden van de Nederlandse Hervormde Kerk georganiseerde Aprilbeweging (1853), een protestbeweging van ruim tweehonderdduizend orthodoxe protestanten tegen herstel van de bisschoppelijke hiërarchie; het protest heeft echter niet mogen baten.

Betrokkenheid of beter gezegd bewogenheid toonde zich ook in de liefdadige activiteiten van het orthodox-protestantse Réveil dat geen strakke organisatie kende, maar waarvan de voorname aanhangers door hun persoonlijke inzet, hun geld, hun bestuurstalent en hun invloedrijke netwerken veel tot stand hebben weten te brengen. Terecht besteedt de schrijfster hieraan aandacht. Enkele maatschappelijke niveaus lager, het waren veelal leden uit de kleinere burgerij die hier actief waren, kreeg de betrokkenheid van het orthodox-protestantisme vorm en structuur in de evangelisatieverengingen die in de jaren vijftig overal in het land werden opgericht. Deze verenigingen richtten zich zowel op orthodoxe geloofsverkondiging – waarin naar hun mening de Hervormde kerk soms ernstig tekortschoot – als op volksopvoeding.

Een bijzondere vorm van manifestatie van de orthodox-protestantse identiteit waren de nationale zendingsfeesten die van 1863-1903 zijn gehouden, en waarvan de predikant Simon Hendrik Buytendijk jarenlang de grote voorman is geweest; aan hem is een interessante biografische schets gewijd. Levendig en boeiend beschrijft de auteur de viering van deze groots opgezette feesten op mooie gelegen landgoederen van rijke orthodoxe protestanten, waar duizenden en tienduizenden uit het hele land en van alle rangen en standen naar toe trokken, samen zongen, luisterden naar sprekers en hun gemeenschappelijk geloof beleefden. Tegelijkertijd werd met deze feesten tegenover de buitenwereld, die wisselend neutraal of afwijzend kon reageren, vorm gegeven aan de eigen protestants-orthodoxe identiteit. Ten slotte waren de zendingsfeesten ook een verantwoord dagje uit.

Een belangrijke stap in de toenemende invloed en manifestatie van de brede protestantse beweging was de invoering (1867) van het kiesrecht voor mannelijke lidmaten in de Nederlandse Hervormde Kerk dat het recht bood eigen kerkenraden te kiezen. Een gevolg hiervan was de toenemende invloed van de orthodoxie die uiteindelijk uitmondde in de Doleantie en waarmee, naast de nog steeds brede beweging van orthodoxe protestanten in de Hervormde Kerk, nu een tweede protestants-orthodoxe groep van gereformeerden was ontstaan. Vele decennialang en vele generaties zou er een grote tegenstelling tussen hervormden en gereformeerden blijven bestaan, zich op politiek terrein uitend in het bestaan van de gereformeerde ARP en de hervormde CHU. Het behoeft geen betoog dat de brede orthodoxe beweging in de Hervormde Kerk de Doleantie beleefde als een revolutie die een einde maakte aan de Hervormde Kerk als volkskerk. Het was, aldus de auteur, een kerkscheuring die geheel indruiste tegen de christelijk-historische wereldbeschouwing, waarin historisch gevormde structuren, de historisch gegroeide verbondenheid van kerk en natie, vrijwel onaantastbaar waren. Aangehaald wordt een woord van de hervormde predikant Bronsveld dat Kuyper en de zijnen het ergste waren wat orthodoxe protestanten had kunnen overkomen.

Van betekenis voor de identiteit van de protestantse orthodoxie was ook de schoolstrijd (een term die de auteur heeft vervangen door schoolkwestie) die aanvankelijk eensgezind werd gevoerd. Later rees er – met name tussen de politicus die Kuyper was en vele a-politieke orthodoxe hervormden – echter verschil van mening over de vraag of er al dan niet op politiek terrein een oplossing voor deze kwestie moest worden gezocht. Na de verwerping van het volkspetitionnement (1878), gericht tegen de strikt neutrale onderwijswet van de liberaal Kappeyne van de Coppello, zouden de wegen binnen het orthodox-protestantisme definitief uiteengaan.

Na volkspetitionnement en Doleantie zochten orthodoxe hervormden meer en meer hun kracht niet in politieke macht of identiteitsgebonden organisaties, maar in hetgeen zij graag omschreven als getuigen en redden, terwijl zij ook in de politiek, de kerk en op alle andere levensterreinen liever wilden getuigen dan strijden. Zij bewogen zich hiermee in het voetspoor van het Réveil en de inwendige zending, welke laatste steeds meer een hervormde aangelegenheid werd. Dit alles wordt boeiend beschreven en duidelijk wordt weer eens hoe sterk hervormden en gereformeerden in hun visie op de wereld en hun plaats daarin konden verschillen.

Annemarie Houkes heeft een mooi en interessant boek geschreven. Een boek dat, zoals een dissertatie behoort te zijn, een waardevolle aanvulling is op de geschiedschrijving en inzicht geeft in de tot nu toe weinig bekende en beschreven brede beweging van orthodoxe protestanten in de Nederlandse Hervormde kerk in de tweede helft van de negentiende eeuw.

O.W. Dubois

Annemarie Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie 1850-1900, Amsterdam 2009