Prediker als gerontoloog
PREDIKER ALS GERONTOLOOG
Nederland vergrijst in rap tempo. In de afgelopen vijftig jaar is de vergrijzing nog heel geleidelijk geweest. Ze was dan ook een weinig opvallend verschijnsel, maar zal in de komende jaren versneld doorzetten. Het jaar 2011 vormt daarbij een mijlpaal: de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf hebben dan de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. In maar vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Volgens de prognoses zal op het hoogtepunt, in 2039, Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder tellen.1
Met deze toenemende vergrijzing is de wetenschap van het ouder worden, de gerontologie, booming business. Gerontologie is een relatief jonge tak van wetenschap die het ‘ouder worden’ bestudeert, zowel in lichamelijk, maatschappelijk als in geestelijk opzicht. Deze brede aanpak blijkt noodzakelijk omdat de vergrijzing, alleen al straks vanwege zijn kwantitatieve dimensie, verregaande consequenties voor onze cultuur heeft. Het is nooit eerder in de geschiedenis voorgekomen dat zoveel mensen tot de categorie ‘ouderen’ worden gerekend.
De samenleving vergrijst en we zijn er onvoldoende op voorbereid. We worden met enorme uitdagingen geconfronteerd: financiële, politeke en medische. Uiteraard zijn deze van groot belang, maar meestal overbelicht. Minstens zo belangrijk is het ontwikkelen en vormgeven van een cultuur waarin het ouder worden een goede plaats kan krijgen. Welke bijdrage kan de theologie daarin leveren?
In mijn zoektocht naar een antwoord werd ik geattendeerd op Prediker. Hij beschrijft op poëtische wijze de laatste fase van de ouderdom, waarin lichamelijke beperkingen zich opdringen. Jaren waarvan men zegt: ‘In deze jaren vind ik weinig vreugde meer’ (Pred 12:1). Prediker toont zich daar als een gerontoloog avant la lettre.
De gerontoloog Prediker geeft een omschrijving van de kwalen en gebreken die hij waarnam bij ouderen in zijn omgeving. Deze observaties zijn herkenbaar. De achteruitgang bij ouderdom kan nu eenmaal niet worden ontkend. Fysiek, maar ook sociaal niet. Er ontstaat afhankelijkheid van medische en sociale zorg. Partners, vrienden vallen weg. Het sociale netwerk krimpt in. Het perspectief van de eigen naderende dood wenkt. Ouder worden betekent hoe dan ook een ingrijpende verandering in de levensloop, alle verzet of ontkenning ten spijt.
Prediker beschrijft de achteruitgang bij de ouderdom als een allegorie, waarin een reeks van met elkaar verband houdende metaforen te zien is.2 Prediker gebruikt het beeld van een huishouden om de verouderingsprocessen van het menselijk lichaam te beschrijven. De wachters zijn de armen, die beverig worden;3 de sterke mannen zijn de benen, die krom worden. De maalsters verwijzen naar de tanden, die vanwege het feit, dat zij te gering geworden zijn, het werk moeten staken. Ze kunnen het voedsel voor de grijsaard niet meer bruikbaar maken. Met de vensters worden de ogen bedoeld, die mat worden. De deuren zijn de oren. Die beginnen dicht te gaan, zodat de alledaagse geluiden van het huishouden niet meer gehoord worden. De stem van de oudere stijgt in toonhoogte en het volume daalt. De oudere wordt bang om te vallen, onzeker in zijn trend. De huishouding van het lichaam stort in elkaar en de mens gaat naar zijn eeuwig huis.4
De metaforische beschrijving van de ouderdom is niet de taal die wij, mensen van de eenentwintigste eeuw zouden gebruiken. Toch heeft deze beeldende taal ons wel wat te zeggen. Zo kan het besef dat we verbeelding aantreffen als het gaat om de beschrijving van ouderdom ons doen inzien dat onze eigen visie op het ouder worden ook het product is van verbeelding. Het kan inspireren om eigen ervaringen op creatieve wijze te beschrijven. Men kan ook ontdekken dat Prediker er naast zit met zijn beschrijving. Het kan ook zijn dat je als lezer geheroriënteerd wordt. De betekenis van de tekst ligt dan niet in het verleden maar in de toekomst.5 En misschien is dat nu juist wat Prediker wil. Immers hij begint zijn gedicht met de woorden: ‘Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer’ (Pred. 12:1). Prediker roept op om nog voordat de ouderdomskwalen toeslaan, je schepper te eren. Of nauwkeuriger, Prediker roept de jeugd op om de schepper te gedenken.
Prediker als jeugdwerker of toch als gerontoloog? Als zijn boodschap maar blijft staan: God is uw schepper.6
Aart van Drie
Auteur werkt als geestelijk verzorger bij Zorgcentra Rivierland te Tiel
1 J. Garsen (2011). Demografie van de vergrijzing. CBS Bevolkingstrends, 2e kwartaal 2011, p.15-27.
2 Davis (1991) pleit ervoor om elke metafoor apart zo breed mogelijk te interpreteren. Voor dit artikel heb ik ervoor gekozen om alle gebruikte metaforen te duiden binnen het perspectief van het ouderworden. Hiermee doe ik tekort aan brede betekenis van de beeldende taal die Prediker gebruikt. Voor bredere uitwerking metaforen zie: B.C. Davis (1991), Ecclesiastes 12:1-8 – Death an impetus for life. Bibliotheca Sacra, 148, p.198-317.
3 Stern (1989) suggereert dat de beverige armen die Prediker beschrijft wel eens veroorzaakt zouden kunnen worden door de ziekte Parkinson. G. Stern (1989). Did Parkinsonism occur before 1817? Journal of Neurology, Neurosurgery, and Psychiatry. Special Supplement:11-12.
4 J.A. Loader (1984). Prediker. Een praktische bijlverklaring. Kampen: Kok.
5 G. van Oyen (2011). Lezen in de Bijbel: de kracht van verbeelding. Religie & Samenleving, 6, 1, 129-138.
6 Volgens Davis is het referentiepunt van Prediker 12 de boodschap dat God als schepper leven schenkt (Davis, 1991, p. 302).
“Nee, het christendom is zeker niet in staat om mij voor mijn leven van vandaag betrouwbare medeplichtigen aan te bieden. En toch is de christelijke waarheid dat alleen hij die zal willen sterven, leeft, de enige waarheid die wij naar mijn mening zullen kunnen ontdekken als antwoord op het lijden.”
Uit: J.B. Charles, Volg het spoor terug