De Doornse Catechismus

logoIdW

 

DE DOORNSE CATECHISMUS

Wie bereid is rekenschap af te leggen van zijn of haar geloof in deze seculiere tijd, mag rekenen op mijn sympathie. Meer nog, diegene heeft mijn volle aandacht. Dat komt vooral omdat ik nieuwsgierig ben naar hoe dat voor anderen werkt.

Vandaar dat ik de ‘Doornse Catechismus’ voor mezelf heb aangeschaft. Maar liefst dertien predikanten van Op Goed Gerucht doen hun best om nieuwe antwoorden te geven op oude vragen. Ze doen dat ieder in een heel persoonlijke, eigen, spirituele stijl.

Hele mooie zinnen las ik. Over God: ‘God is wat blijft als alles mij ontvalt’. Over de kerkdienst: ‘Zij prikkelt en troost, zij bemoedigt en vermaant, ze tilt me op en zet me weer stevig op mijn voeten.’ Over bidden: ‘Bidden is je ziel afstemmen op God.’ Over de Bijbel: ‘De Bijbel lees ik om de betekenis van mijn leven te zoeken.’

Al die mooie zinnen ten spijt, bekroop mij onder het lezen meer en meer een gevoel van onbehagen. De dertien schrijvers hebben hun antwoorden op oude vragen op zo’n eigen persoonlijke wijze ‘hertaald’, dat het geloof waarvan zij rekenschap afleggen, voor mij niets spannends meer heeft.

Alles is zo geplooid, dat er niets meer is dat aanstoot geeft. Waar zou ik nog over kunnen vallen, of struikelen?

Waar je als lezer hooguit over zou kunnen vallen zijn zinnen over Jezus. ‘Hij liep over het water, omdat hij had leren houden van de golven en de branding. Jezus was niet bang om te leven, zelfs niet toen dat inhield dat hij moest lijden en uiteindelijk zou sterven.’ Maar zulke zinnen zijn eerder hilarisch dan aanstootgevend.

Na het lezen van de ‘Doornse Catechismus’ blijf ik met een dringende vraag zitten. Wat blijft er over van de traditie? Als je zo inzet bij en uitgaat van de persoonlijke, eigen spirituele ervaring van het geraakt zijn van wat jou overstijgt. Hoe integer de schrijvers ook verantwoording afleggen aan de lezer hoe zij vanuit die ervaring van geraakt zijn leven, er is weinig waar anderen nog bij kunnen aansluiten. Of het moet zijn een gedicht van Gerard Reve, een lied van Stef Bos, een wandeling langs het strand, een waar gebeurd verhaal of zo maar een droom.

Wat zou er met de Kerk gebeurd zijn indien kerkvaders zoals Augustinus en Luther of iemand als Karel de Grote er niet op hadden aangedrongen dat iedere christen het Credo, de Wet en het Gebed van buiten zou leren.

Ik heb waardering voor de wijze waarop de schrijvers van de ‘Doornse Catechismus’ in hun bijdragen zo heel per-soonlijk laten zien hoe zij de rijkdom van de geloofstraditie in hun eigen leven verwerken of verwerkt hebben. Traditie heeft dat nodig, dat je erin leeft, maar toch ook dat je de rijkdom van de geloofstraditie toevertrouwt in de handen van een volgende generatie. En niet te vergeten dat je hen voldoende toerust om die rijkdom zelf te beseffen.

Een catechismus is de ‘Doornse Catechismus’ daarom in mijn ogen niet, veel eerder een apologie. Een apologie, waarin collega’s van OGG nu eens met diepe ernst dan weer vrij, vrolijk en speels uitleggen waarom en hoe zij geloven en wat hen raakt en inspireert.

Toch hebben zij mij onbedoeld een grote dienst bewezen. Eindelijk kan ik nu de vraag ‘hoe kan ik als modern mens geloven’ naast mij neerleggen. En daarvan kan ik zeggen, dat was niet mijn eigen vraag. Het was de vraag van de generatie van mijn vader. Voor mij is het eigenlijk nooit een vraag geweest, maar een gegeven. Voorbij het postmo-derne zeg ik enkel: Credo.

Boven alles ben ik dankbaar, dat mij is toevertrouwd het verhaal van God met de mensen. Dankbaar ben ik al diege-nen, die mij hebben toegerust en uitnodigden om zelf deel uit te maken van deze geschiedenis van God met mensen.

Machteld de Mik-van der Waal