Katholiek of niks

logoIdW

 

KATHOLIEK OF NIKS

Het gesprek dat ik in de afgelopen nummers van In de Waagschaal voerde met Hans Kronenburg gaat over de vraag of het katholicisme van de kerk aan voorwaarden gebonden is, of de algemeenheid van de kerk historische vooronderstellingen kent. Verklaart de kerk deze geloofsinhoud of die geloofspraxis, of een combinatie van die twee, een matrix, in de terminologie van Houtepen, tot een algemene regel of is katholicisme zelf de regel, omdat katholicisme niets anders is dan wat Jezus heeft geleerd en wat de kerk in haar maatgevende daden heeft laten zien?

Toen ik het laatste artikel van Kronenburg las, heb ik gedacht dat hij en ik misschien alleen maar over woorden strijden, terwijl we het in wezen eens zijn. Schrift, credo en ambt construeren de katholiciteit, zegt Kronenburg. Wat ik daaraan wil toevoegen is eigenlijk slechts een nuancering: Schrift, credo en ambt drukken de katholiciteit uit, of: in Schrift, credo en ambt gaat het om hetzelfde, namelijk om katholiciteit. Ik bepleit dus een identificatie van de zaak waarom het in Schrift, credo en ambt gaat met katholiciteit, waar Kronenburg katholiciteit normeert door Schrift, credo en ambt aan te halen. Wat er van die verschillen ook zij, dacht ik, beiden hebben we in ieder geval een hoge dunk van Schrift, credo en ambt en overbrugt dat niet alles?

Politiecorps

Maar hoe dicht wij elkaar ook naderen, Kronenburgs betoog op de helft van zijn bijdrage over het bewaken van de waarheid, over zekeringen en regels, staat weer ver van mij af. Hier blijkt dat we van verschillende vooronderstellingen uitgaan. Schrift, credo en ambt zijn naar Kronenburgs idee ‘instrumenten’ om het katholieke karakter van de kerk vast en veilig te stellen. Maar in mijn ogen doet hij daarmee zowel aan Schrift, credo enzovoort als aan het katholieke karakter van de kerk tekort. Hij doet het voorkomen alsof de Schrift en die andere geloofshaarden handvatten zijn om een bepaalde algemeenheid (de matrix van Houtepen) vast te kunnen pakken. Helaas functioneren de handvatten maar matig, daarom zijn er drie nodig, maar met z’n drieën moeten ze zoveel bepalend vermogen hebben, dat we uiteindelijk kunnen vaststellen wat geloof en kerk precies voorstellen en wie erbij hoort en wie niet. Ik deel de opvatting van de Schrift als een gebrekkig handvat niet. Naar mijn idee zijn Schrift, credo enzovoort juist bedoeld om mij mijn handvatten te ontwringen en mij zo tot katholiciteit te bewegen. Schrift, credo en ambt vormen niet het politieapparaat dat gedrieën (vooruit, nog een beetje geholpen door Van Ruler en Bram van de Beek) de waarheid gaat opbrengen, maar ze lijken op drie ervaren criminelen die mij voorbereiden op de omgekeerde situatie, namelijk die waarin de waarheid mij arresteert. Schrift, credo enzovoort leveren mijns inziens niet het begrip van Gods transcendente wezen en handelen, maar ze dragen alleen de sporen van Gods transcendentie. Ze staan aan de kant van Gods transcendentie en zijn daaraan onderworpen. Omdat de transcendentie door Schrift, credo en ambt niet wordt verklaard, geregeld, gezekerd, bewaakt en wat Kronenburg nog meer wil dat ze doen, maar slechts wordt opgemerkt of gedragen, om deze wat ongewone woorden te gebruiken, is de algemeenheid van het geloof ook niet de algemeenheid van de verklaarde, geregelde transcendentie, dus een beperkte algemeenheid, de algemeenheid van politiecorps Schrift, credo en ambt, met assistentie van godgeleerde ME’ers als Van Ruler en Van de Beek, maar een algemeenheid die zelf transcendent is.

Autoriteit afleggen

Om aannemelijk te maken dat Schrift, credo en ambt Gods waarheid niet begrijpen, maar er hoogstens naar verwijzen, kan ik in kort bestek niet veel meer doen dan herinneren aan wat Kronenburg zelf zegt over het getuigende karakter van de Schrift. De Schrift getuigt van de levende Christus, komt voor en na Hem, maar valt niet met Hem samen. Ik voeg daar nog aan toe dat de levende Christus zelf nodig is om de Schrift uit te leggen. Als de mensen het spoor in de Schrift bijster raken is dat dus niet een manco van de helaas wat al te veelzinnige Schrift, maar een teken van de afwezigheid van de Heer. Laten we de Schrift even buiten beschouwing en denken we aan Jezus in verhouding tot God de Vader, dan valt niet te ontkennen dat Hij zichzelf in de hoogste mate zag als een getuige van God en als godgeleerde autoriteit, maar evenmin dat zijn autoriteit stoelde op zijn bereidheid om aardse zekerheid en autoriteit af te leggen. Jezus’ identiteit met God de Vader blijkt aan het kruis. Ook het credo zou ik niet willen aanmerken als de vaststelling van de waarheid aangaande Christus of God. Het credo is een formule waarmee je je in woorden aansluit bij de transcendente autoriteit van God, in navolging van Christus en in gemeenschap met de Geest, die Gods autoriteit op aarde vertegenwoordigt. Het credo wil ons geen waarheid in handen spelen, nadat de Schrift dat eerder, maar wat al te wijdlopig had geprobeerd, het stelt ons in staat om nu ook zelf (‘ik geloof’) mee te gaan in de beweging die begon bij de Almachtige Vader en uitloopt in de algemene christelijke kerk.

Voor het ambt, de derde zekering van de waarheid volgens Kronenburg en dus de derde bepaling bij de katholiciteit van de kerk, geldt wat mij betreft nog steeds wat Kierkegaard 160 jaar geleden schreef: dat we meer behoefte hebben aan martelaren dan aan bisschoppen. De ambtsdrager is als representant van Christus niet degene die zegt hoe het zit, maar degene die juist door niet te kunnen zeggen hoe het zit diakonaal, pastoraal en profetisch (hij of zij predikt de afhankelijkheid van God en het lijden omwille van zijn Naam – en daarin het leven) aanwezig is. Ook een bisschop kan zo’n ambtsdrager zijn, maar van de bisschop die Kronenburg voor ogen staat, aangesteld om in de Protestantse Kerk ‘te waken over de juiste leer’, heb ik wat dat betreft geen hoge verwachtingen.

Katholiek of orthodox

Onlangs nam ik in een groep theologen deel aan een gesprek over de boekjes Wortelen in vaste grond en Overlopen naar de barbaren van de rooms-katholieke theoloog Erik Borgman. Kort gezegd beweert Borgman dat het christelijk geloof serieus wil nemen dat de waarheid in God is (dat is de ‘vaste grond’ uit de titel), maar ook dat de waarheid niet in de mens is (daarom kunnen christenen ‘overlopen naar de barbaren’ en schijnbaar grenzeloos liefhebben). Veel deelnemers aan het gesprek vonden dat Borgman veel te ver gaat. Een orthodox predikant zei dat de Schrift criteria biedt voor het bepalen van de waarheid en een gereformeerde collega verkondigde dat mensen een ‘basisgevoel van veiligheid’ nodig hebben alvorens zich met ‘de waarheid in God’ en met de naaste in te kunnen laten. Ik vond het jammer dat de gedachten van een theoloog die mij aanspreekt door lang niet alle aanwezigen werden gedeeld, maar kon het waarderen dat men onomwonden liet blijken aan de katholiciteit van de kerk geen groot belang te hechten. In de bundel Wij zijn ook katholiek is de katholiciteit van de kerk juist wel belangrijk. Maar tegelijk zijn er, zoals Kronenburg ook in zijn Waagschaal-artikelen heeft beklemtoond, grenzen. Daar wringt voor mij de schoen. Óf je praat over grenzen, orthodoxie en criteria en laat de katholiciteit van de kerk aan anderen over, óf je omarmt de katholiciteit, maar bent dan ook bereid om grenzen op te geven en orthodoxie te relativeren. Orthodox of niks, zegt Kronenburg. Ik had gehoopt dat hij minstens even stellig had gezegd: katholiek of niks.

Udo Doedens