Hogere bemoeizucht

logoIdW

 

HOGERE BEMOEIZUCHT

Het simultane leven van W.H. Nagel

Iemand als Henry Kissinger was W.H. Nagel dus niet. In zijn boek On China schrijft Kissinger, volgens NRC-Handelsblad (19-5-2011), ‘zeer genuanceerd’ over Mao. Mao mag dan verschillende miljoenen doden op zijn geweten hebben, hij was tegelijk een Realpolitiker met een scherp oog voor de grote lijnen in de wereldpolitiek en dat is volgens Henry Kissinger een verdienste. W.H. Nagel, of zoals zijn literaire pseudoniem luidde: J.B. Charles, was iemand die Realpolitik niet kon verdragen. Liever gezegd: hij kon er niet tegen als hem de wereld werd voorgespiegeld als een veelvoud van deelwerelden, elk met haar eigen waarheid en haar eigen moraal. Tegen het getij in, dat juist de versnippering van kennis in allerlei deskundigheden bevorderde, hield hij vast aan het ideaal van de integere mens die de uiteenlopendste kwesties aan een universele maatstaf onderwerpt. Was hij de laatste nazaat van Ter Braaks honnête homme of heeft zijn levensverhaal meer dan historische betekenis?

Veelzijdigheid

Die vraag stelde ik mezelf bij het lezen van de vorig jaar verschenen Nagel-biografie van Kees Schuyt, Het spoor terug. J.B. Charles / W.H. Nagel 1910-1983. Schuyt, die ooit bij Nagel promoveerde en inmiddels emeritus hoogleraar sociologie is, schreef een gedegen biografie waarin de vraag voorop staat wat de factor is die Nagels opvallende veelzijdigheid verbindt. Schuyt volgt Nagel in diens diverse hoedanigheden: als (oud-)verzetsman, als prozaschrijver en dichter, als jurist en criminoloog, als public intellectual en als privé-persoon.

Willem Hendrik Nagel werd in Zwolle geboren in een groot gereformeerd middenstandsgezin. Spoedig na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Groningen, waar Willem opgroeide en rechten studeerde. In zijn eerste werkkring als jurist deed hij vlak voor de Tweede Wereldoorlog ervaring op met spionagewerk in Duitsland. In de herfst van 1940 treedt hij toe tot een verzetsgroep die inlichtingen verzamelt en doorspeelt naar Engeland. Verschillende verzetsactiviteiten en verraad noodzaken hem om in oktober 1944 te vluchten naar Utrecht, waar hij opnieuw aan verzetswerk deelneemt.

Schuyt wijst erop dat Nagel in de oorlog onder niet minder dan zes verschillende identiteiten opereerde – één ervan was ‘Charles’, Nagels latere literaire alter-ego – en dat er voor Nagel een soort bekoring van deze maskerade uitging. De verschillende identiteiten stelden hem in staat in diverse kringen tegelijk te opereren, een soort simultaan-schaak, dat goed bij zijn omvattende belangstelling paste en bij zijn (typisch gereformeerde?) behoefte om de vele afzonderlijke levenssferen te overzien en eraan deel te nemen. Anderzijds boden zijn vele identiteiten hem ook de gelegenheid om dubbellevens te leiden en anoniem te worden, wat een prettig verlies van verantwoordelijkheid met zich meebracht. Nagels eerste huwelijk zou door de oorlog flinke averij oplopen en later stranden.

Tijdens de oorlog begint Nagel zich als dichter te roeren. In 1949 publiceert hij zijn eerste dichtbundel, onder het pseudoniem J.B. Charles. Aanvankelijk heeft Nagel vooral contacten met protestantse literatoren en met kunstenaars in de stad Groningen, maar later wordt hij redacteur van Podium en Maatstaf en voorzitter van coöperatieve schrijversvereniging De Bezige Bij. Schuyt karakteriseert Charles als een thinking poet, beschouwt hem als een oudere voorloper van de Vijftigers en vergelijkt hem, zoals ook eerder is gedaan, met Leo Vroman.

Charles’ literaire reputatie werd definitief gevestigd door twee prozaboeken waarin hij op grond van eigen ervaringen en eigen denkwerk kwesties aankaart die betrekking hebben op de publieke moraal. In Volg het spoor terug uit 1953 bestrijdt hij de gedachte dat de oorlogstijd voorbij is en dat misdaden die in de oorlog zijn begaan na de oorlog in een heel ander licht bezien moeten worden. Het fascisme is volgens Charles een gedaante van de erfzonde en erfzonde laat zich niet met vergeten en verklaren overwinnen, alleen met schuld bekennen en boete doen. Ook in Van het kleine koude front, dat in 1962 verscheen, signaleert Charles dat mensen die in de oorlog aan de verkeerde kant stonden vijftien jaar na dato onmogelijk zomaar andere mensen geworden kunnen zijn. In dit boek bekent hij zich tevens tot de ‘Derde weg’, een politieke stroming die zich noch bij het kapitalistische, noch bij het communistische kamp wilde aansluiten. Beide boeken veroorzaakten veel ophef en werden gretig gelezen door de jongere generatie, die er brandstof in vond voor het revolutionaire vuur dat in de jaren ’60 zou gaan branden.

Hoewel in Volg het spoor terug en Van het kleine koude front de dichter J.B. Charles is terug te vinden, zijn de boeken ondenkbaar zonder de invloed van jurist en criminoloog W.H. Nagel. Nagel was in zijn studententijd geïnteresseerd geraakt in de verklaring van crimineel gedrag en de adequate bestraffing ervan. In 1949 promoveerde hij in Groningen op onderzoek in Oss, waarmee hij al voor de oorlog was begonnen (De criminaliteit van Oss). Zijn vakgebied was officieel het strafrecht, maar toen hij aan de Leidse juridische faculteit ging werken, eerst als docent, vanaf 1956 als hoogleraar, werd de criminologie zijn eigenlijke werkterrein. Nagel is nationaal en internationaal voor de criminologie van grote betekenis geweest. Hij was een van de eersten die aandacht vroeg voor de rol van het slachtoffer in het strafrecht (1959) en redigeerde vanaf 1960 een internationaal gezaghebbend criminologisch tijdschrift.

De schepper rechtvaardigen

Met recht noemt Schuyt Nagel dus een ‘veelkantige man’ (p. 561). In zijn biografie vraagt hij zich af wat die veelkantigheid bijeen hield. Schuyt beantwoordt die vraag door te wijzen op twee psychologische motieven: de ‘boosheid van het menselijk hart’, die Nagel uit eigen ondervinding kende, en Nagels onrust over het feit dat hij het boze hart niet kon beteugelen en een ‘nieuw hart’ bemachtigen. Deze motieven maakten hem gevoelig voor een bepaald soort persoonlijke deugdzaamheid, door hem ‘fatsoen’ genoemd, en het tegendeel ervan dat hij zonder veel scrupules als ‘fascistisch’ bestempelde. De fatsoenlijke mens weet van het kwaad, is onrustig over de onmogelijkheid om het goede te bereiken en geeft in zijn persoonlijke daden uitdrukking aan deze spanning. De fascistische mens gaat de spanning uit de weg en laat zich door het kwaad leiden. In het boek van Schuyt blijven Nagels motieven – de boosheid en de onrust – psychologisch van aard, maar het geeft te denken dat uitdrukkingen als ‘de boosheid van het hart’ en ‘een nieuw hart’, die Schuyt ontleent aan geschriften van Charles/Nagel, van Bijbelse origine zijn. Ik voel er daarom veel voor om het vraagstuk dat Nagels leven beheerste een theologisch probleem te noemen, zonder te willen ontkennen dat er aan dat probleem een psychologische kant zit.

Nagel was een gelovig mens. Hoewel hij een groot deel van het geloof der vaderen, de kerkgang en de leer van de verzoening en verlossing door Jezus Christus, in de loop der jaren losliet, bleef hij het geloof in God als schepper trouw. Met dat geloof in een ‘High God’, zoals Nagels terminologie luidde, waren de honger naar een rechtvaardige wereld en een sterk zondebesef verbonden. De spanning die de zonde en de honger naar gerechtigheid opriepen, vond voor traditionele gereformeerden een oplossing in de verzoeningsleer en aanverwante geloofsartikelen. Dat waren als het ware de axioma’s op grond waarvan zij zich zonder veel bedenkingen met de wereld konden bemoeien. Nagel aanvaardde deze noch andere (socialistische, liberale etc.) axioma’s, maar bleef gevoelig voor het appèl van de High God, met als gevolg dat hij de ingewikkelde vraagstukken van goed en kwaad en van de verhouding tot de wereld naar zichzelf toetrok en, met de hem gegeven talenten, de veelkantige en complexe persoonlijkheid werd die Schuyt opvoert. Zijn veelzijdige activiteit was eigenlijk bemoeizucht namens de Schepper.

De gang van een meer ideologisch naar een meer persoonlijk bepaald engagement maakte Nagel in zijn tijd niet alleen. Hij had in het existentialisme en allerhande democratiseringsbewegingen het tij mee. Maar terwijl het existentialisme vaak niet uitkwam boven de verheerlijking van het ‘authentieke’ subject en de democratisering vooral individualisme en consumentisme voortbracht, bleef Nagel gericht op het ideaal van de gerechtigheid. Hij wilde niets minder dan de zonde verzoenen en op alle terreinen van het leven de Schepper rechtvaardigen. In het bijzonder was hij erop gebrand dat zowel aan daders als slachtoffers recht werd gedaan. De Realpolitik van de Mao’s en de Kissingers van deze wereld was in Nagels ogen een teken van ontrouw aan de Schepper en aan de mens en moest met voortdurende interpellaties aan een moreel oordeel worden onderworpen. Dat eiste van Nagel in zijn subjectiviteit een enorme veelzijdigheid, slagvaardigheid en ook objectiviteit, die hij in zijn leven dikwijls kon opbrengen, maar soms ook niet.

Wie zijn streven en sneven van nabij wil volgen leze zijn biografie, maar voor mij is Nagels leef- en werkwijze meer dan een biografisch unicum of een psychologische eigenaardigheid. Zijn subjectieve engagement met een wereld die schepping hoort te zijn is een houding en naar die houding zijn, naar mijn idee, veel mensen dezer dagen op zoek.1 We hebben iets teveel deskundigen gezien, die zus zeiden, terwijl het zo was, iets teveel machthebbers naar kamermeisjes zien lonken terwijl ze voor vrede en stabiliteit moesten zorgen, iets teveel kunstenaars ophef zien maken in plaats van kunst. We hebben stabiele banken zien omrollen, onkwetsbare kerncentrales zien ontploffen en Gods lichaam op aarde jongetjes zien betasten. Misschien wordt het tijd om alle vrij zwevende rationaliteiten, denkbeelden, ideologieën en standpunten te herijken aan een bepaald prealabel ethos. Ik erken dat dit precies is wat ook het populisme zou willen, maar het ene ethos is het andere niet. Het zou mij gaan om een ethos zoals dat ook Nagel voor ogen stond. Een fatsoen waarin eerbied voor de Schepper en zondebesef gelijk opgaan, maar de eerste toch telkens iets sterker is dan het laatste.

‘Ik ben onder de indruk van het feit dat wij maar zo kort leven. Er is een eeuwigheid voor ons en een eeuwigheid na ons en wij zijn een heel kleine stip, wij leven maar heel kort. Het besef dat je heel kort leeft en dat je ook geen idee hebt van datgene wat na je komt, moet je eigenlijk doen besluiten om aan iets wel of niet mee te doen. We hebben helemaal geen tijd om verstandig te zijn, om verstandelijk een strategie op te zetten. We leven nu, misschien zijn we morgen dood. Dat geeft ons vrijheid. In de oorlog helpt een vrouw een onderduiker. Zij heeft een zekere natuurlijke vanzelfsprekendheid bewaard die andere mensen hebben verloren. Zo iemand heeft niet buitengewoon veel verstand nodig om deze keuze te doen. Zij heeft wel fatsoen nodig. Ze moet zich uitspreken, keuzen doen. Ze moet zelf handelen. Dat versta ik onder fatsoen.’2

Udo Doedens

Kees Schuyt, Het spoor terug. J.B. Charles/W.H. Nagel 1910-1983, Amsterdam: Balans, 2010

1 Een aanwijzing daarvoor is de grote internationale belangstelling voor het onlangs gepubliceerde pamflet Indignez-vous! van de Franse oud-verzetsman Stéphane Hessel. Net als Nagel bepleit Hessel de bemoeienis van individuele burgers met wat er in naam van de economie en de Realpolitik in de wereld gebeurt. Wees verontwaardigd, raadt hij aan, maar de gronden voor verontwaardiging die hij noemt – de Sartriaanse gedachte dat engagement hetzelfde is als zelfverwerkelijking en een Hegeliaans geloof in historische vooruitgang – overtuigen mij niet erg.

2 Fragmenten uit een interview van Wim Kayzer met W.H. Nagel, VARA radio 1981.