De heruitvinding van de kerkenraad

logo-idW-oud

 

DE HERUITVINDING VAN DE KERKENRAAD

‘Verzet begint niet met grote woorden / maar met kleine daden’, dichtte Remco Campert. Ik verving het woord ‘verzet’ door het woord ‘geloof’ om te kijken of de zin waar bleef. Ik dacht van wel: ook geloof begint met kleine daden. Niet wie ‘Heer, Heer’ roepen gaan het Koninkrijk binnen, maar wie Gods wil doet.

Ik vraag me vaak af waarmee geloof begint. Dat is omdat ik me afvraag of ikzelf als gelovige al begonnen ben. Ik ben gedoopt, oké, ik ben belijdend lid van de kerk, jawel, ik voel mij thuis in wat de christelijke cultuur wordt genoemd, maar ben ik daarmee ook als gelovige van start gegaan?

Een begin dat indruk op mij maakt is dat van Andrea Riccardi. Op achttienjarige leeftijd besluit hij met een aantal schoolkameraden dat hij het evangelie wil leren kennen door het te leven. Elke avond komen ze bijeen voor schriftlezing en gebed en samen gaan ze op zoek naar de armen in hun stad, Rome. Zo ontstaat de Sant’ Egidio-beweging, genoemd naar het kerkje waar hun gebedsbijeenkomsten plaatsvinden(1). Inmiddels is Sant’ Egidio een wereldwijde beweging van mensen die zich plaatselijk bezighouden met gebed en sociaal werk.

De Sant’ Egidio-groepen zijn niet aan een bepaalde leefregel gebonden. Ze bestaan uit allerlei soorten mensen, meestal met een baan en vaak met een gezin. Maar hoewel deze mensen ongelijksoortige levens leiden, delen zij één prioriteit: het evangelie. En dat brengt hen via Jezus’ grote gebod bij bidden en omzien naar de armen.

Een vergelijkbaar begin met het geloof maken de jongeren van ‘New Monasticism’ (‘Nieuw Kloosterleven’), een Amerikaanse beweging van evangelicale oorsprong. Zij gaan in probleemwijken wonen en vormen daar leefgemeenschappen die op een praktische manier dienstbaar zijn aan hun omgeving(2). Anders dan de Sant’ Egidio-groepen leven de mensen van New Monasticism volgens een aantal regels, maar ook hier gaat het in de kern om het samenleven met armen en het leiden van een gebedsleven.

Hoe komt het dat Andrea Riccardi en de jongeren van New Monasticism de indruk wekken een begin te hebben gemaakt met hun geloof? Ik denk doordat ze erin geslaagd zijn om hun enthousiasme voor het evangelie vorm te geven. En ook doordat de vormen die ze hebben gekozen (gebed, contact met ‘de armen’) precies de brandpunten van het evangelie dekken: de verhouding tot God en de verhouding tot de naaste.

Als ik naar mezelf kijk en naar gelovigen om mij heen, dan zie ik dat zo’n begin bij ons uitblijft. Wij wijten dat doorgaans aan een gebrek aan gebedsdicipline of spirituele verdieping (drukdrukdruk), zoals we het in de jaren ’70 misschien weten aan een gebrek aan engagement en sociaal handelen, maar waarschijnlijk is het juist een gebrek aan beide elementen tegelijkertijd dat ons parten speelt. Ik wil wel bidden en bijbellezen, maar mij ontbreekt een gemeenschap waarin ik oefenen kan waar ik om bid: vergeving, barmhartigheid, gerechtigheid. En ben ik vooral een christen van de daad, dan ontbreekt me vaak de geestelijke diepgang die voorkomt dat ik verdwaal in ritualistisch of farizeïsch gedrag. Juist beide, gebed en praktijk, zouden ertoe leiden dat ik als gelovige begon.

Wie laat de gemeente beginnen?

Sant’ Egidio en New Monasticism laten me niet los. Op internet ga ik op zoek naar dergelijke bewegingen in Nederland en ik bespreek met vrienden gekscherend het plan om een nieuw Sant’ Egidio te beginnen in een overtollige stadskerk. Maar wat moet ik in de stad? Ik heb geleerd voor dominee en kan dus niet zomaar overal aan het werk. Bovendien ben ik van mening dat het bijbelse woord ‘armen’ niet uitsluitend van toepassing is op mensen zonder geld en mensen in achterstandswijken. New Monasticism en Sant’ Egidio zijn ook voor een welvarend dorp interessant. Daar leven genoeg mensen zonder gebed en zonder gemeenschap.

Toen ik dit bedacht, drong het met een schokje tot mij door dat de ideale plaats om de ideeën van Sant’ Egidio en New Monasticism in de praktijk te brengen de lokale kerkelijke gemeente is. Daar vind je mensen die warm lopen voor het evangelie, daar vind je mensen die geregeld bij elkaar komen voor een gezamenlijk gebed en die door de week elkanders lasten dragen. Deze mensen leiden geen gereguleerd leven, zoals de jongeren van New Monasticism, maar het lossere verband van de Sant’ Egidio-gemeenschap is hun toch niet vreemd. Een kerkelijke gemeente is uiteindelijk niet veel anders dan een groep mensen die, bewogen door de Heilige Geest, leven voor gebed en naastenliefde. Maar hoewel de meeste christenen met deze omschrijving zouden instemmen, lijken lokale gemeenten vaak alleen in de verte op Sant’ Egidio en New Monasticism.

Wat daarvan de oorzaak is, valt niet in twee woorden te zeggen. Men bidt en viert liturgie, maar laat dat niet uitmonden in een vorm van gemeenschappelijkheid. Of men is zo druk met goed doen of met het runnen van de kerkelijke club dat een corresponderend gebedsleven overbodig lijkt. Daarnaast is in Protestantse kerken een groot obstakel dat de waarheid van het geloof blijvend ter discussie wordt gesteld. Men gaat naar de kerk voor de preek en de preek is het moment waarop de predikant al of niet aannemelijk weet te maken dat het noodzakelijk is om met een christelijk leven te beginnen. En ofschoon er een enkele predikant is die zijn boodschap met zoveel klem weet te brengen dat de toehoorder er niet meer onderuit kan, zijn er zoveel anderen op wier woorden iets valt af te dingen, dat de overtuigingskracht van de enkele begenadigde spreker iets toevalligs krijgt, waardoor ze alsnog wordt ondergraven. Een derde oorzaak dat het geloof in de gemeente geen beweging wordt waarin gebed en naastenliefde gelijk opgaan, is dat het handelen uit liefde, bedoeld als een verdubbeling van de band met God, enerzijds is bijgezet in het specialisme- diaconaat en anderzijds een schimmig bestaan leidt onder de beladen titel christelijke moraal. Zowel diakonaat als moraal hebben de daden van liefde aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van de gelovige onttrokken en losgemaakt van het gebed. Een vierde oorzaak, ten slotte, is dat niemand binnen de gemeente in staat lijkt om de gemeente als geloofsgemeenschap uit de startblokken te helpen. Er zijn kerkgangers, maar die vormen de gemeente niet. Er zijn randkerkelijken, maar die zijn juist randkerkelijk omdat ze niet kunnen of willen beginnen. Er zijn misschien groepjes die de gemeente de ene of de andere kant uit willen trekken, maar dan zijn er weer andere groepjes die zich daartegen verzetten. En als ergens in de gemeente een groep ontstaat van beginners in het geloof die samenkomen voor gebed en sociale actie (denk aan de gemeentegroeigroepen), dan is de kans groot dat zij in de gemeente een geïsoleerde cel blijven of een gemeente vormen binnen de gemeente. Dat de voorganger een initiatief zal nemen is ook al niet waarschijnlijk. Daarvoor is zijn gezag te gering en zijn positie te wankel. Het resultaat is een gemeente die wacht op zichzelf.

Moeten gelovigen die met hun geloof willen beginnen het dan toch elders zoeken, buiten de lokale gemeente en in de periferie van de bestaande kerk? Soms ben ik daar bang voor, maar ik heb de moed nog niet opgegeven. Er bestaat binnen de lokale gemeente ook nog zoiets als een kerkenraad. In de huidige praktijk is de kerkenraad vaak een verenigingsbestuur in een godsdienstig jasje, dat voornamelijk vergadert en technisch leiding geeft. Ik beschouw het als de verdienste van bewegingen als Sant’ Egidio en New Monasticism dat ze de kerkenraad opnieuw hebben uitgevonden. Een Sant’ Egidio-groep is namelijk een kleine kerkenraad. Het is een groep van beginners in het geloof waaromheen zich een gemeenschap vormt van mensen die ook zoiets willen, die meedoen. Dat is, dunkt mij, de rol die ook de kerkenraad heeft. Ouderlingen, diakenen en predikanten zijn geen serviceverleners, die voorzieningen treffen voor het functioneren van de gemeente, zij zijn voorgangers die de anderen voorhouden wat geloven is, omdat ze zelf geloven.

Wat zou er gebeuren als kerkenraden zich toelegden op het leiden van een gemeenschappelijk gebedsleven, bij voorbeeld in de vorm van dagelijkse avondgebeden, en op het aanknopen van contacten met alle mogelijke soorten van ‘armen’? Zou dat in de gemeente niet een toon aanslaan die we nu missen? De grondtoon van het geloof waartoe alles wat verder nog in de kerk gebeurt terug te brengen valt? Met deze nieuwe activiteiten, die open zijn voor wie maar wil, zou de kerkenraad voor de gemeente een weg kunnen banen naar een praktische manier van geloven. Eerst zal men nog vrezen dat de kerkenraad zich isoleert, omdat hij de bestaande kerkelijke activiteiten in handen van anderen moet geven. Maar doordat de kerkenraad in gebed en daad dichtbij de gemeente komt te staan en doordat zijn nieuwe handelswijze de agenda van de kerkelijke gemeente als het ware naar zich toe trekt, zal die vrees op den duur verdwijnen. De kerkenraad wordt de groep mensen die een begin maakt met het leven waarnaar velen verlangen. Het kan niet anders of dat moet navolging vinden.

Udo Doedens

(1) Hilde Kieboom, Een hart voor deze tijd, (christen zijn vandaag), Lannoo Tielt, 2005.
(2) Leendert Roosenband, ‘”Nieuwe monniken” van Amerika gaan de binnensteden in’, in: Trouw, 4 juli 2008.