Bezieling als competentie

logo-idW-oud

 

BEZIELING ALS COMPETENTIE

Don’t just lead, inspire.
(tekst op een label in overhemden van het merk John Miller)

In de vacatureadvertenties van het blad Kerkinformatie zien we kerkelijke gemeenten op zoek. Volgens de letter van de advertenties zoekt men naar een predikant m/v, maar uit de omschrijvingen van de gezochte predikant m/v blijkt dat men zoekt naar meer. Men werft een predikant maar verlangt naar de Heilige Geest.
Voor me ligt het septembernummer van Kerkinformatie. Het advertentiegedeelte opent met een bericht van de gemeente Maarn-Maarsbergen waar men iemand zoekt die ‘ervaren, eigentijds en bezield’ is, ‘toegankelijk en vernieuwend preekt’, een ‘warm hart’ heeft voor het pastoraat en verder wordt gekenmerkt door ‘empathie, creativiteit en flexibiliteit’. Blijkens een volgende advertentie ziet men in Amstelveen uit naar iemand die ‘op inspirerende wijze leiding geeft’, een ‘voortrekker’, die ‘met enthousiasme en passie’ zijn werk verricht. Ook Okkenbroek zoekt iemand die kan ‘inspireren en motiveren’. De woorden ‘geïnspireerd’ of ‘inspirerend’ keren in vrijwel alle advertenties terug. Echtenerbrug zit bijvoorbeeld verlegen om iemand die ‘inspireert door de Bijbelse boodschap’ en bovendien de gemeente kan samenbinden. De Diaconessenkerk in Arnhem kan ook wel wat samenhang gebruiken. Zij wil in contact komen met een inspirerend iemand die ‘om kan gaan met jong en oud en met uiteenlopende geloofsbelevingen’. Oostburg zoekt zelfs een ‘bruggenbouwer die heel de breedte van de kerk aanspreekt’. Nog minder bescheiden is men in Deil-Enspijk. Daar schrijft men aan de gedroomde kandidaat: ‘U bent inspirerend, eigentijds, zoekend, vernieuwend en vol overtuiging, open en betrokken, pastoraal actief, gericht op samenwerking. U kunt onze jeugd en jongeren aanspreken, boeien en binden. Als persoon bent u kleurrijk en kunt u goed luisteren.’ Parenetisch proza van paulijnse allure.

Je vraagt je af op wie ze daar in Deil-Enspijk en in Okkenbroek zitten te wachten. Toch niet op een predikant m/v van vlees en bloed, zou je denken. De vaak gehoorde uitspraak dat kerkelijke gemeenten zoeken naar een schaap met vijf poten duidt de situatie al beter. Men zoekt naar iets buitengewoons dat, als ik ervan uit mag gaan dat de metafoor van het schaap niet toevallig is gekozen, in de sfeer van Christus’ plaatsvervangende offer is gelegen. De gekozen terminologie in de advertenties is trouwens ondubbelzinnig genoeg. Men wenst bezieling, vervulling, heelheid, beweging – men solliciteert, kortom, naar de Heilige Geest.

Wat moeten we hiervan denken? Kerkelijke gemeenten verlangen naar leiding, inspiratie en samenhang. Maar wat een vanzelfsprekende plaats zou hebben in een gebed tot de Heilige Geest, zet men in de vorm van een vacatureadvertentie in Kerkinformatie. Anders gezegd: men wenst de Geest en huurt er tegelijk een mannetje m/v voor in. Is dat dan zo vreemd? De Heilige Geest werkt toch via mensen en van ambtsdragers geloven we dat ze met de Geest begiftigd zijn. De vraag is echter of begiftigd zijn met de Heilige Geest hetzelfde is als de competentie bezitten van bezield te zijn. De vraag is of je met een predikant een portie Heilige Geest in huis haalt. Of is een predikant op zijn best een aanleiding tot de werkzaamheid van de Geest?

Geest voor het grijpen

Als mijn waarneming me niet bedriegt, wordt bezieling in de kerk, maar ook daarbuiten, in toenemende mate beschouwd als een competentie. Dat wil zeggen als een vermogen dat mensen ter beschikking staat en dat door de buitenwacht is vast te stellen. Op de website van Youth for Christ wordt een jongerenwerker aangeduid als ‘een vent met een ongelofelijke passie voor God’ en in Centraal Weekblad zag ik de vice-voorzitter van de synode omschreven als ‘gedreven en enthousiast’, ‘met een levend geloof’. De werking van de Heilige Geest geldt in dit soort van teksten als een status, als een persoonskenmerk bijna, en het is niet denkbeeldig dat de vele gemeenten die op zoek zijn naar inspirerende voorgangers graag met mensen als de jongerenwerker en de vice-voorzitter in contact zouden komen, mensen met bezieling op hun CV.

Ook buiten de kerk wordt over inspiratie en bezieling gesproken alsof het vaardigheden zijn. Een directeur kan het niet langer met leiding geven af. Hij moet inspireren. En van een werknemer in het onderwijs wordt verwacht dat hij ‘passie heeft voor kinderen’. Bezieling geldt niet als iets wat eenvoudig valt te leren, al zijn er tientallen cursussen voor. Je moet het, ten minste voor een deel, in je hebben. Maar dan gaat men er ook vanuit dat je vrij over je bezieling kunt beschikken. Je wordt verondersteld met je bezieling onder je arm naar je werk te gaan. Laat je dat als manager na, omdat je het voldoende vindt om je werknemers taken te geven en daarvoor te betalen, dan deug je niet voor je vak. En als een onderwijzer toegeeft dat zijn passie voor kinderen pieken en dalen kent, dan rijzen al snel twijfels over zijn professionaliteit.

Over het geheel genomen lijkt de huidige samenleving met het fenomeen bezieling op vertrouwelijke voet te staan. Zo adverteert onze dorpsbakker sinds enige tijd dat hij brood bakt ‘met passie’. Een dealer van het automerk Seat uit een naburig dorp laat weten geen auto’s maar ‘passion’ (Engelse passie) te verkopen en op onze ontbijttafel staat een pak melk dat door de firma Zuiver Zuivel ‘met passie en trots’ is geproduceerd. Ook inspiratie hoeven we niet ver te zoeken. ‘Kom inspiratie opdoen’, nodigt het plaatselijke modehuis uit en een woonwinkel enkele kilometers verderop wil ons zelfs op ‘nieuwe inspiratie’ onthalen. Of al die passie en inspiratie iets om het lijf hebben, weet ik niet. Het gepassioneerde brood van onze bakker smaakt nog net zo als twee jaar terug, toen hij nog niet met passie bakte, maar gewoon met meel en gist. Mij gaat het echter om iets anders. Ik constateer dat inspiratie en bezieling handelswaar zijn geworden. De Geest is zu haben. Autodealers hebben hem, bakkers hebben hem, waarom zou een kerkelijke ambtsdrager hem dan niet hebben?

Gevaarlijke vermenging

Als het zo is, dat in de kerk de sfeer van de Geest en de sfeer van de menselijke competenties met elkaar vermengd raken, dan lijkt me dat een gevaarlijke ontwikkeling. Allereerst omdat daardoor een spiritueel probleem op een bedrieglijke manier hanteerbaar wordt gemaakt. Je zou immers kunnen gaan denken dat het gebrek aan inspiratie in kerkelijke gemeenten te wijten is aan voorgangers die de competentie ‘bezieling’ missen. Daarmee wordt de hamvraag omzeild, die luidt: hoe verhoudt de gemeente zelf zich tot de Geest? Durft zij nog te geloven dat de Geest haar inspireren kan, zonder tussenkomst van functionarissen en specialisten? Of is ze gevallen voor een variant van de aloude roomse gedachte dat de Geest tot de standaarduitrusting van de priester behoort? De suggestie dat bezieling een competentie zou zijn, een bekwaamheid die behoort bij de functie van predikant, biedt een uitvlucht voor de confrontatie met het eigen ongeloof. Daar komt bij dat van predikanten onmogelijk verwacht kan worden dat zij de inspiratieve functie van de Heilige Geest waarnemen. Zij kunnen, zoals ik nog uiteen zal zetten, aanleiding geven tot een ontmoeting met de Geest, maar niet Zijn plaats innemen. De list om de inspiratie te lokaliseren in een competentie heeft dus niet alleen negatieve gevolgen voor de gemeenten, maar ook voor hun voorgangers. De derde benadeelde partij is uiteraard de Geest zelf, die door de gedachte dat bezieling georganiseerd kan worden tot een instrument wordt gemaakt. Iets wat geheel met Zijn wezen in strijd is.

Nu we het over het wezen van de Geest hebben, wil ik een citaat aanhalen van Cornelis Verhoeven. In een betoog waarin hij de gedachte bestrijdt dat het verschijnsel intimiteit te regisseren zou zijn, schrijft hij: ‘Het meest elementaire [hij noemt behalve intimiteit geluk, liefde, moed en zelfontplooiing] is maar in zeer geringe mate ons bezit en ons recht; het is even onmogelijk het te geven als het te veroveren.’ Ik ben geneigd het leven waarvan de Heilige Geest deelgenoot maakt tot dat ‘meest elementaire’ te rekenen. Het onttrekt zich aan onze manipulaties en voorspellingen. De Geest geeft aan wie Hij wil en op Zijn tijd. Als iemand door de Geest in beslag wordt genomen heet het in de Bijbel dat de Geest over hem of haar komt en op hem of haar rust (vgl. Jes 61,1; Luc 4,18). De Geest behoudt het karakter van de gave. Er is in dit opzicht een verschil tussen degene die met de Geest is gedoopt en het genie, dat met zijn gave samenvalt.

Zijn we het erover eens dat de Geest buiten de sfeer van menselijke competenties valt en in principe begrepen moet worden op Zijn eigen voorwaarden, dan hebben we tegelijk een groot probleem opgerakeld. De verhouding van de kerkelijke gemeente tot de Geest, die men in talrijke gemeenten zo vindingrijk tracht te reguleren door ‘inspiratie’, ‘communicatie’ en andere vruchten van de Geest op te nemen in een predikantsprofiel of een beleidsplan, is weer een groot vraagteken geworden. Dat verplicht ons ertoe om na te denken over de vraag hoe gemeenten dan wel aan hun inspiratie komen. In het volgende nummer van In de Waagschaal willen we aan die verplichting voldoen.

Udo Doedens

C. Verhoeven, ‘Een aanslag op de intimiteit’ in ‘Merg en been’. Baarn 1981. pag 10