Dierenverhalen

Schetsen uit de pastorie te Westmaas

 logoIdW

  

In navolging van en gesprek met haar plaatselijke voorganger C.E. van Koetsveld (1807-1893) en zijn beroemde ‘Schetsen uit de pastorie te Mastland’ (1843) reflecteert Marijke van Selm op haar eigen start als predikant in de 21e eeuw. Dit is haar zevende schets: dierenverhalen.

‘De Haan’ in Van Koetsvelds Schetsen verhaalt van een dorpsintrige waarin een agressieve haan de hoofdrol speelt. De sociale context en de rol van de dominee die tegelijkertijd ook dorpsbewoner is (of andersom), zijn goed voor een prachtige sfeertekening van het leven in Westmaas, anno 1835.

Dit hoofdstuk is een poging die sfeer opnieuw te verbeelden, en ook ik doe dat aan de hand van dieren: geen haan maar honden en katten. Anders dan in voorgaande hoofdstukken waarbij ik direct met collega Van Koetsveld in gesprek ga, dit keer een eenmalig uitstapje naar een verhalende vorm waarin het dagelijks leven centraal staat. Het gewone leven in een dorp, op een gewone dag, in een gewone week. Alleen de tijd is anders, het gegeven niet. Dat is precies hetzelfde als tweehonderd jaar geleden.

Laat ik beginnen met een advies: neem een hond. Neem ook een kat, of twee, of drie. Maar vooral een hond.

Wij brachten bij onze verhuizing poes Bep mee, en haalden kort na onze komst in Westmaas Scooby uit het asiel, een schat van een Golden Retriever. Scooby was ons inburgeringstraject in het dorp. Mensen gaven spontaan opvoedtips, niet geheel overbodig, en maakten praatjes met mij en mijn jongens. Een hond hebben bleek geweldig uitnodigend voor wat ik ‘pastoraat op straat’ ben gaan noemen. En passant is mij tijdens het uitlaten al heel wat informatie toegespeeld.

En verder gebeurt er nog eens iets met zo´n beest. Kort nadat Scooby bij ons was komen wonen, ging ze er van door met soortgenoot Alex, en vierden ze in het park uitbundig hun ontsnapping aan het onvrijwillige celibaat. Een tijdje waren we toen in het dorp ´oh, van Scooby, die met Alex…….´, ook bij het handenschudden na afloop van de kerkdienst. En later, toen ze zomaar de kuierlatten had genomen (het heet niet voor niets ‘loops’) en ik haar in de Van Koetsveldlaan liep te zoeken, kwam er natúúrlijk een gemeentelid voorbij: zoek je je hond? Die loopt bij de bakker.

Dus als je echt een plek wilt krijgen, als gezin en als dominee, in zo’n dorp: neem een hond. En als er dan een beetje gelachen wordt om je onbeholpenheid: niet erg. Een soort van underdog zijn is helemaal geen verkeerde positie voor een predikant, heb ik ervaren. Het maakt je lekker toegankelijk.

Ach, Alex. En zijn baasjes, Hugo en Corrie. Beiden hun partner verloren en ondanks dat diepe verdriet met elkaar een nieuwe start gemaakt. Iedereen kent Hugo. Omdat hij vlak bij de bushalte woont. Omdat hij de officieuze fietsenmaker is. Omdat hij een vrouw heeft die degenen kent die hij nog niet kende. En omdat hij een prachtige hond heeft. In mijn contacten met Hugo en Corrie ben ik net zoveel baasje als dominee. Als Scooby loops is, is Alex letterlijk ziek van verlangen en laat zijn eten staan. Corrie vertelt het me als er ergens zorgen zijn. Ik hoorde de verhalen van hun beider leven. Van de grote familie van Corrie. En van de enige zoon van Hugo en zijn eerste vrouw, geboren uit een vliegtuig. Inmiddels heeft hij een eigen leven in het Gooi, maar als donkere jongen komt hij nog altijd zwarte piet spelen bij de intocht in november. In Westmaas doen ze dat gewoon zo.

Ach. Hugo en Corrie. Laat ik vertellen van die dag, mijn vrije woensdag. Die dag dat onze zwarte kater Tom (ik zei toch, één kat is een beetje weinig, twee of drie is beter) al een week zoek was. Ik had het op Facebook gezet. Sommige gemeenteleden trokken het zich aan. We hadden briefjes opgehangen in de buurt. Er waren dorpsgenoten die belden. En die meenden hem gezien te hebben. Ook deze dag is er een melding dat Tom gezien is aan de overkant van de provinciale weg. Ik ben al onderweg, gehaast, het is tegen half zes ’s middags. Op de Blauwesteenweg roept Hugo me terug: dominee! Staande in zijn weelderige bloementuin vertelt hij me dat zijn oude moeder van 93, verblijvend in een woonvoorziening voor dementerenden, een hersenbloeding heeft gehad en naar verwachting niet lang meer zal leven. En dat hij het eigenlijk niet weet, maar als ze overlijdt, en of ik dan……? Natuurlijk Hugo, wil je ook dat ik naar haar toe ga? Ik ben onrustig, ik wil Tom zoeken, aan de overkant van de weg, maar ik dwing mezelf om met alle aandacht naar Hugo te luisteren. Dit gaat voor alles, nu. Ik besluit om, ondanks mijn vrije dag, straks mee te gaan naar zijn moeder.

Maar nu eerst Tom zoeken. We bellen aan bij een boerderij, jongste zoon en ik, we doorkruisen de boomgaard, de peren hangen er rond en rijp bij, maar Tom vinden we niet. Waar wonen jullie dan, vraagt de vrouw. O, op de Smidsweg? Als ze me onderzoekend aankijkt zeg ik: ja, in de pastorie. Ik ben de dominee. Ik voel me opeens staan, met mijn spijkerbroek, mijn bergschoenen, mijn piekhaar en mijn tamelijk lage decolleté. Ja, ik lees altijd wel het kerkblaadje hoor, zegt de vrouw. We zullen bellen als we hem weer zien.

Tijdens het eten overweeg ik me maar even om te kleden voor het bezoek aan de moeder van Hugo, vanwege het decolleté. Mijn kinderen vinden dat raadzaam, middelste geeft er zelfs een toelichting bij. Ik wist niet dat hij zulke concrete gedachten had over het ambt.

Een uurtje later ben ik met Hugo en Corrie bij een oude dame die niet meer spreken kan. Een toegetakeld leven. Ik zie opeens met ontroering hoeveel Hugo van zijn moeder houdt, hoe hij haar niet wil verliezen, ook nu niet. Ik zie hoe er contact is tussen die twee. Later zing ik liederen en bid het Onze Vader hardop in haar rechteroor. Ik weet nooit precies wat ik moet doen. Ik bid altijd maar om een beetje wijsheid, vooraf. Want woorden vinden, of juist je mond houden, het is altijd fingerspitzengefühl. En dan doe ik maar zoals mijn hart me ingeeft, en hoop ik op zegen. Het is een intiem moment. Het is bijzonder om zo getuige te mogen zijn van de verbondenheid tussen deze mensen. Nee, niet alleen getuige. Het geheim is dat ik erzomaar ook deel van word.

Ondertussen wordt op mijn telefoon een bericht ingesproken. De zwarte kat is weer gesignaleerd, verneem ik later. En ook de buren van de perenboomgaard hebben hem gezien. Even later loop ik weer zoekend en roepend langs de velden, tot in het donker aan toe.

Maar zoals zo vaak: het komt toch op wachten aan.

Op Tom. En op nieuws over de moeder van Hugo.

Ach, Tom. Ik vind hem twee dagen later in alle vroegte, ietwat verwilderd, in het natuurgebied naast de perenboomgaard. We vangen hem, zoon, buurman en ik. Bebloed komen we thuis, want Tom is bang. Erg bang. Maar eenmaal thuis is alles goed. Honderd keer wordt hij opgepakt en geknuffeld.

Die nacht overlijdt de moeder van Hugo. We hebben nauw contact in de dagen die volgen. Hij rouwt intens om zijn oude moeder en opnieuw merk ik op dat verdriet niets met ratio te maken heeft. Maar dan ook helemaal niets.

Het zijn steeds weer intensieve dagen, ook voor mij, de dagen na een overlijden. Ik probeer informatie te verzamelen, ik probeer aanwezig te zijn, ik probeer de goede woorden te zoeken voor de dienst. En al het andere gaat door, in de gemeente, de zorgen en de plannen die er zijn houden niet even stil voor mij. Het zijn echt dagen dat ik in vele werelden verkeer.

Maar het is altijd weer een wonder om zo dichtbij mensen te mogen komen. In de verhalen die verteld worden, in de intimiteit die gedeeld wordt, in het vertrouwen dat mij zomaar gegeven wordt.

En dan is het donderdag, een stralende septemberdag. We brengen Hugo’s moeder naar de begraafplaats van Westmaas, in een stoet terwijl de klokken luiden. Na afloop vraagt iemand of ik het baasje van ´die hond´ ben en of ze toevallig loops is?

Thuiskomen is altijd in een beetje rare stemming, na een begrafenis. Want natuurlijk is er op zulke dagen altijd mijn eigen verhaal, is er mijn eigen moeder en zijn er mijn eigen graven. En dat tref ik meestal aan na afloop van alles, thuis, als een kluwen onbestemde treurigheid.

Ik ben net binnen, bezweet, eerst een glas cola wegslokkend, als ik de Dierenambulance voor zie rijden. Vanmorgen is Tom, na 6 dagen huisarrest, weer buiten gelaten. Ik heb staan genieten van hem terwijl hij heen en weer rende door de tuin, tot halverwege in de conifeer en weer terug. Nu wordt hij thuisgebracht in een mandje, er loopt bloed uit zijn bek. Scooby likt het op. En zo is er nog een graf deze middag, een klein grafje. Bij de conifeer.

Gatverdamme. Life sucks. Ik wil even met rust gelaten worden.

Maar dat kan niet. Vanavond is er nog overleg met de leiding van Kindernevendienst.

Marijke van Selm

NB Hugo en Corrie worden met beider instemming opgevoerd.