Antwoord aan At Polhuis

logo-idW-oud

 

ANTWOORD AAN AT POLHUIS

In zijn ‘Links in de politiek!’ (IdW, nr.5) geeft At Polhuis mijn opvatting van linkse politiek weer op een manier die mij noopt wat ik in mijn artikel ‘Lof der oppositie’ schreef nog eens in andere woorden te herhalen. Zijn weergave is een aaneenschakeling van misverstanden.

Het eerste misverstand is dat linkse politiek voor mij betekent ‘buiten het systeem blijven’. Ik probeer in mijn artikel juist duidelijk te maken dat dat een illusie is. Wij bevinden ons of wij dat willen of niet binnen het systeem. Mijn punt was dat linkse politiek er zich niet toe kan beperken om er binnen dat systeem het beste van te maken. Dat moet zij zeker en je kunt er dan over twisten wat dat beste is. Het zal echter so wie so niet meer zijn dan een, zoals ik dat in mijn artikel noem, ‘vertragen, ver-zachten, en mogelijk hier en daar verhinderen’ van de gevolgen van de globalisering. Maar linkse politiek moet ook aan de orde stellen dat dit systeem niet bij machte is de problemen waar wij voor staan op te lossen. Welke problemen dat zijn? Het eerste probleem is het sociale: de (en dat is nog zeer eufemistisch geformuleerd) be-staansonzekerheid waarin massa’s mensen zich bevinden. Deze bestaansonzekerheid is systeemimmanent. De bestaanszekerheid zoals die in de 50er en 60er jaren van de vorige eeuw in ons deel van de wereld georganiseerd werd is immers (beweert ‘men’ algemeen) ‘onbetaalbaar’ geworden – om maar te zwijgen van de ‘onbetaalbaarheid’ van een menswaardig bestaan voor mensen in de ‘rest’ van die wereld. Iemand met een ‘marxistische achtergrond’ (alleen hij?) vraagt zich dan af: maar het vermogen om met steeds minder arbeid meer dan genoeg voor iedereen te produceren is toch alleen maar toegenomen? Dan is er dus blijkbaar met het systeem dat deze rijkdom niet weet door te geven iets fundamenteel mis. Het tweede probleem is het ecologische: de wereld dreigt aan de niet aflatende groei van de productie ten onder te gaan. Ook hier staat het systeem een oplossing in de weg. Want daarin is permanente groei blijkbaar een conditio sine qua non. Als de groei vermindert en helemaal als die ontbreekt rinkelen de alarmbellen, niet alleen in de economie maar vervolgens ook in de politiek. De regering wordt geconfronteerd met ‘tegenvallers’ en haar program van ‘samen werken en samen leven’ wordt er dan al gauw een van ‘samen (nu ja, samen) bezuinigen’. Opnieuw vraag je je af, waarom nu eigenlijk de ecologisch geboden grenzen van de groei steeds weer moeten worden overschreden, als ook een economie zonder groei al een economie van het genoeg voor iedereen is. En dat zijn precies de vragen die een linkse politiek in – en dus niet buiten – de politiek te stellen heeft. Zij heeft anders dan Polhuis mij in de schoenen schuift wel degelijk in de politiek iets te zoeken. Zij zoekt namelijk naar mensen die zich niet laten wijsmaken dat er voor dit systeem geen alternatief bestaat (‘there is no alternative’ zei Margaret Thatcher maar zij loog). Mensen die een ‘andere wereld’ niet alleen wenselijk maar ook mogelijk achten. Maar zij zal die mensen niet vinden als zij zelf niet met argu-menten verklaart dat een andere wereld inderdaad mogelijk ís. Of zo’n linkse politiek lukken kan als de partijen die haar moeten representeren aan de regering gaan deelnemen? Staat het bij voorbeeld een ‘linkse’ minister van Financiën vrij ronduit te zeggen dat hij de ‘graaicultuur’ niet zwaarder belasten kán – omdat ‘linkse politiek’ hier op de grenzen van het systeem stuit? Ik denk van niet. Wat hij zegt is dat de in-ternationale concurrentiepositie van ons land nu eenmaal zo’n belasting uitsluit – en dus dat de neoliberale globalisering (want daarover gaat het) wat hem betreft het einde van alle politieke wijsheid vormt. Zo verzwijgt hij wat een linkse politiek juist moet uitspreken. Dat wil dus helemaal niet zeggen dat links buiten de politiek te-rechtkomt. Integendeel: zij raakt in de oppositie, in onze parlementaire democratie een uiterst eerbare positie. Maar, zegt Polhuis, regeren is toch effectiever? Ik zou zeggen: wait and see. In elk geval vind ik het interessant dat Polhuis als voorbeeld van die effectiviteit van het regeren wethouders noemt en geen ministers. En verder dat ‘een goede oppositie en een kritische partij’ noodzakelijk blijven (wat deed en doe ik anders dan die noodzaak te beargumenteren?).

Het tweede misverstand is dat mijn pleidooi erop gericht zou zijn ‘het bestaande kapitalistische systeem omver te werpen’, wat hij niet anders begrijpen kan dan als ‘een keuze voor revolutie, totale omwenteling’. Nu is het, denk ik, geen toeval dat in mijn artikel het woord ‘revolutie’ alleen voorkomt in de zin van ‘high-tech-revolutie’. Revolutie als aanduiding van een maatschappelijke omwenteling is mij te dubbelzinnig – zoals blijkt uit de wijze waarop Polhuis het (tegen mij) gebruikt. Want wat wordt er concreet met ‘keuze voor revolutie’ bedoeld? Dat een op andere leest geschoeide maatschappij boven de huidige verkozen wordt? Bij voorbeeld zoals in mijn geval omdat de bestaande beneden het niveau blijft van wat er aan humaniteit binnen onze mogelijkheden ligt (wat iets anders dan de roemruchte contra-dictio in terminis ‘heilsstaat’?)? Dan blijft nog helemaal open met welke middelen die andere maatschappij wordt bereikt. De revolutie als het omverwerpen van het heersende systeem is maar één middel en m.i. het minst wenselijke (zij het soms wel helaas het enig overblijvende). Want hoewel ik Polhuis’ bewering ‘als ergens de bestaanszekerheid van mensen in het gedrang komt, is dat wel in revoluties’ feitelijk onjuist vindt, is het wel zo dat het gewelddadig karakter ervan (ook van de kant van de contra-revolutie trouwens) alle revoluties tot nu toe grondig heeft bedorven. De linkse politiek die mij voor ogen staat behelst een strategie die nadrukkelijk democratisch wil opereren. Het gaat erom mensen te mobiliseren zowel om binnen het systeem aan politiek te blijven doen als een perspectief te bieden dat buiten dat systeem ligt. Dat is ook hoogst noodzakelijk. Want wat ik vrees is dat steeds meer mensen zich van de politiek afkeren. Steeds weer een linkse retoriek tijdens de ver-kiezingscampagne waarvan je weet dat die vervolgens in de politieke praktijk niet serieus wordt genomen draagt tot die afkeer bij. Maar het is juist de taak van links die afkeer te mobiliseren – zij het niet door al te gewillig het ‘gesunde Volks-empfinden’ te volgen zoals de SP in die onzalige discussie over de zgn. dubbele loyaliteit (‘laat duizend loyaliteiten bloeien’) lijkt te doen. Doet links dat niet, dan zullen nog heel andere ‘omverwerpers’ daar weg mee weten!

Ik ben er mij van bewust dat deze reactie, net als mijn artikel, stellige beweringen bevat. Het zou mij lief zijn wanneer op die ‘stellingen’ wordt ingegaan in plaats van dat zij worden omzeild. Want dat is wat At Polhuis naar mijn menig in zijn commen-taar gedaan heeft.

Dick Boer

P.S. Polhuis brengt aan het slot van zijn verhaal Barth te berde. Ik heb dat in mijn reactie gelaten voor wat het was. Het prikkelt mij wel om (weer) eens iets te schrijven over ‘Barth en de politiek’. Mij moet wel van het hart dat de Barth van At Polhuis (trouwens ook die van Spijkerboer) braver en bedaagder is dan de Barth die ik in de loop van mijn theologische leven heb leren kennen.