Brief van een jonge zionist

logo-idW-oud

 

BRIEF VAN EEN JONGE ZIONIST

De brief is uit 1902 en de geadresseerde is Franz Kafka.1) De schrijver van de brief is de dan jonge zionist Hugo Bergman, nu eens met één n en dan weer met twee n’s geschreven, later bekend als Schmuel Hugo Bergmann. Bergmann werd op 25 december 1883 in Praag geboren en hij overleed op 18 juni 1975 in Jeruzalem. In 1902 was hij dus 18 jaar. Vijf jaar eerder, in 1897, had in Bazel het eerste Zionistische Congres plaatsgevonden onder leiding van Theodor Herzl en Nathan Birnbaum en de laatste had in 1890 voor het eerst de term zionisme gebruikt. Maar het heimwee naar Zion was er al veel eerder, dat stamt uit de joodse ballingschap.

Bergmann en Kafka waren sinds hun schooltijd vrienden. Bergmann zei een keer dat de vriendschap wel eens onder druk kwam te staan vanwege zijn zionisme en Kafka’s radicale socialisme. Blijkbaar vormde de atheïstische periode van Kafka, toen hij in zijn gymnasiumtijd onder de ban was van Nietzsche, geen bedreiging voor de vriendschap. Kafka had zulke overtuigende argumenten ten gunste van het atheïsme dat Bergman bijna bezweek. Hij hoopte dat zijn geloof het zou uithouden tot het Paasfeest dat hem lief was. In een autobiografische notitie schreef Bergmann dat het joodse geestelijke leven in Praag ‘miserable’ was en dat Kafka in een latere periode van zijn leven daarover ook had geklaagd, bijvoorbeeld in zijn Brief aan de vader. Het gezin van Bergmann nam nog wel de joodse hoogtijdagen in acht, maar men wist niet wat het Purimfeest was. Het Chanoekafeest werd pas gevierd na de opkomst van het zionisme. Bergmann kwam wat meer over het jodendom en het joodse geloof te weten van zijn grootouders die in een dorp woonden waar men geloviger was.

De brief van 1902 is een antwoord op een brief van Kafka die verloren is gegaan. Blijkbaar had Kafka gevraagd waarom zijn vriend zionist was geworden, want de eerste zin is: ‘Warum ich Zionist geworden bin?’ De volgende zin luidt:’In je brief ontbreekt natuurlijk weer niet de obligate spot over mijn zionisme’. Bijna – zo schreef hij – zou hij ophouden zich daarover te verwonderen. Toch moet hij zich er steeds weer over verwonderen dat Kafka, juist hij die al zo lang zijn schoolkameraad is, zijn zionisme niet begrijpt. Bergmann zou niet lachen om een krankzinnige met een ‘idee fixe’, want voor die man is zijn idee fixe een stuk van zijn leven. Voor Kafka was toen het zionisme van zijn vriend slechts een idee fixe. ‘Mein Zionismus ist für dich auch nur eine “fixe Idee” von mir. Dass sie vielleicht auch ein Stück meines Lebens ist, das weisst du gewiss nicht, und doch ist es so.’ En wellicht is het zionisme voor hem nog meer. Hij ziet voor zich het lachje van Kafka bij zulke woorden. Kafka echter zou het begrijpen wanneer hij zichzelf zou verstaan en zijn vriend. ‘Jij zoekt onbewust sinds je een kind was naar een inhoud voor je leven. En ook ik deed dat.’ Maar Kafka is anders opgegroeid. Hij kon zich tot de hoogte van de zon dwingen en zijn dromen reikten tot in de hemel. ‘Wat zou je kracht verlammen? En jij was vanaf het begin op jezelf aangewezen en daardoor kreeg je ook de kracht om alleen te zijn’. Bergmann echter heeft nooit zoveel gedroomd en als hij droomde, dan reikten de dromen niet zo ver. De rauwe werkelijkheid drong zich op en zorgde dat hij niet over zijn doel heen schoot. Hij zocht en zocht, maar om alleen te staan, zoals Kafka, daartoe ontbrak Bergmann de kracht. Zijn erfdeel (!) was dat hij naar anderen verlangde, dat zijn hart, warm van liefde, klopte. Het was niet medelijden dat hem bij het zionisme had gebracht. Zijn Zion is een flink stuk egoïsme. Hij voelt dat hij zou willen vliegen, hoe hij scheppend bezig zou willen zijn, maar het niet kan, daartoe niet meer de kracht heeft. Maar toch heeft hij ook het gevoel dat hij in andere verhoudingen misschien wel de kracht zou hebben. Een andere verhouding is die der liefde. ‘Und so ist mir der Zionismus der Ausdruck für meine Sehnsucht nach Liebe, weil ich mir bewusst bin, dass andere Tausende so leiden wie ich, ich will mit ihnen gehen, mit ihnen arbeiten – ach könnte ich es nur – doch wenigstens mitfühlen.’ Zionisme, dat was voor Bergmann liefde en saamhorigheid; en daarin kracht vinden en de zwakheid overwinnen. De zwakte is dat men ontworteld is, wankelend als een riet in de wind en dat men geen vaste bodem onder de voeten heeft. Vaak komt het hem voor dat hij zou kunnen vliegen, zijn vleugels uitstrekken, maar dan is weer zijn kracht gebroken en zijn vleugels zijn verlamd.

Wat Bergmann schreef in 1902 over vliegen, het uitstrekken van de vleugels, over kracht en zwakheid, liefde en saamhorigheid – dat keert in zijn latere werk terug. Niet de hoogte van de zon, niet de dromen die tot de hemel reiken, maar een vaste plaats hier op aarde, samen met anderen, een vaste plaats die zeker niet altijd dezelfde plaats hoeft te zijn.

In zijn proefschrift citeerde S. Gerssen uit Jawne und Jerusalem Bergmanns woorden: ‘Das jüdische Leben sollte vom Himmel auf die Erde verplanzt werden. Statt von abstrakten Glaubensanschauungen sollte von dem konkreten Menschen ausgegangen werden’. Na de geciteerde woorden van Bergmann vervolgde Gerssen: ‘Het koninkrijk is voor de joden niet in de hemel, maar op de aarde en deze gerichtheid als wezenskenmerk te aanvaarden kan alleen aan een misvormd jodendom de spankracht hergeven’ 2) In plaats van ‘misvormd’ kan men ook lezen ‘ontworteld’.

Bergmanns brief eindigt met de zinnen: ‘Ich möchte einmal auf unserem Boden stehen und nicht wurzellos sein. Vielleicht wird dan auch meine Kraft mir zurückkehren’.

In het zionisme heeft Bergmann zijn vaste grond gevonden. Hij heeft zijn vleugels uitgestrekt en is naar erez Israel gegaan na de eerste wereldoorlog. Daar heeft hij de Hebreeuwse Nationale Bibliotheek opgezet en daar was hij hoogleraar in de filosofie (hij schreef over Kant, Maimonides en vele filosofen van de 20ste eeuw; ook schreef hij over Rudolf Steiner, bij wie Kafka nog op bezoek is geweest toen deze verkouden was en steeds zijn neus moest snuiten). Een van zijn religieus-filosofische hoofdwerken is Denker und Glaubende. Voor zijn werk kreeg hij de ‘Israël Prijs’, de hoogste onderscheiding van de staat Israël. Hij had ook contact met denkers die christen waren. Samen met Martin Buber, Gershom Scholem, Hans Kohn en Robert Weltsch stichtte hij Brith Schalom, vredesbond, met het doel te komen tot een binationale staat waar Joden en Arabieren gelijke rechten zouden hebben.

Het is Bergmann gelukt Kafka dichter bij het zionisme te brengen; hij nam hem mee naar de zionistische studentenvereniging Bar Kochba in Praag waar ook Max Brod en Felix Weltsch kwamen, eveneens vrienden van Kafka. Een echt overtuigde zionist is Kafka nooit geworden. Wat zijn vrienden zeiden en schreven volgde hij met grote aandacht, maar hij bleef afstand houden. Bewust keerde hij zich af van het radicale zionisme van het Tsjechische Theodor Herzl Gesellschaft.

Vele jaren na de brief van 1902 bracht Bergmann zijn vriend in contact met de 18-jarige Puah Ben-Tovim, die in Jeruzalem was geboren en opgegroeid. Zij was naar Praag gekomen om daar te studeren. Het viel haar op dat daar zovele vurige zionisten waren. Om aan de kost te komen gaf zij Hebreeuwse lessen. Een van haar ijverigste leerlingen was Kafka, toen al ernstig ziek. Hij keek uit naar haar komst. De lessen werden vaak onderbroken door hevige hoestbuien, maar Kafka hield vol; zij moest blijven voor een ander Hebreeuws woord en weer een woord… Het leek wel of hij dacht dat de Hebreeuwse lessen zoiets waren als een wonderkuur, zoals Puah zei.

Niet zoals vele anderen wilde Puah later niet laten blijken dat zij Kafka had gekend. Daarom wisten we lange tijd weinig van haar. Kafka’s biograaf Ernst Pawel wist haar in de jaren ’80 te vinden en bezocht haar in haar flat in Jeruzalem. Zij vertelde hem dat zij Kafka meer dan een jaar om de veertien dagen les had gegeven. ‘We werden goede vrienden en natuurlijk begonnen we ook over andere dingen te spreken… Hij wilde weten wat het betekende als een Jood op te groeien in Jeruzalem. En hij was altijd attent, zou nooit nalaten me te complimenteren over een nieuwe jurk (…), hij was heel vriendelijk, maar ook enigszins gedistantieerd en in zichzelf gekeerd’. Zij vertrok uit Praag en ging in Berlijn studeren. Zij bezocht daar enkele malen Kafka en Dora Diamant. Zij was onder de indruk van de armelijke omstandigheden waarin beiden verkeerden.

In juli 1923 schreef Kafka uit Möritz aan Bergmann in het toenmalige Palestina om hem te bedanken voor zijn groet en wens in het Hebreeuws. Het was de eerste brief in het Hebreeuws die hij uit Palestina ontving, en die hij kon lezen dank zij Puah. Van de wens in de Hebreeuwse taal verwachtte hij wel wat. ‘Der Wunsch in ihr hat vielleicht grosse Kraft’. ‘Vielleicht’, misschien, het typische Kafka-woord. Hij schreef dat hij 50 stappen van zijn balkon kinderen kon zien spelen. ‘Fröhliche, gesunde, leidenschaftliche Kinder. Ostjuden…’ De kinderen verbleven in het vakantieoord van het jüdische Volksheim in Berlijn en hij hoorde hun gezang in het bos en op het strand. Wanneer hij temidden van hen verkeerde was hij wel niet gelukkig, ‘aber vor der Schwelle des Glücks’, voor de drempel van het geluk. En dat was voor Kafka al heel wat.

M. G. L. den Boer

––––––
1) Miriam Sambursky, Schmuel Hugo Bergmann: Tagebücher und Briefe, Band I 1901-1948. München 1985, 9
2) S. Gerssen, Mordern Zionisme en christelijke theologie, Kampen 1978, 117