Zijne majesteit de koning (Ps. 93)

logo-idW-oud

 

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING

Psalm 93

Aan het begin van Psalm 93 klinkt de verrukte uitroep: ‘De HEER is Koning, met majesteit heeft Hij zich bekleed’. De Here God is pas werkelijk en ten volle ‘zijne Majesteit de Koning’. Letterlijk staat er aan het begin van de psalm, dat God de HEER als koning is opgetreden. Altijd was en is Hij koning, maar meestal is zijn koningschap verborgen. Vandaar de jubelroep als Hij zich als koning manifesteert.

Omdat de HEER koning is, staat de wereld vast en wankelt zij niet. Als de koning houdt de Heer heel de wereld in zijn hand en mogen wij overtuigd zijn dat Hij haar niet laat vallen. De wereld immers is Hem lief, zo lief dat Hij zijn enig-geboren Zoon voor haar gegeven heeft.

De Heer is Koning! Dat is nog niet voor onze ogen zichtbaar. Het wordt vooralsnog in het geloof beleden en bezon-gen, dat Hij koning is. Jezus Christus heeft de zijnen leren bidden: Uw Koninkrijk kome, dat wil zeggen uw koning-schap worde voor ieder openbaar, zodat het door niemand meer kan ontkend worden en alom zal erkend worden dat de aarde behoort tot uw kroondomein.

Niet alleen staat de wereld vast en wankelt zij niet, omdat zij in koninklijke handen is. Al ver daarvoor, van oudsher, staat Gods troon vast. In de vorige eeuw zijn vele tronen gaan wankelen en omgevallen. Met de omgevallen tronen, verdwenen ook de koningen. Gods troon echter staat vast en Hij die op de troon gezeten is om te regeren, is van eeuwigheid. Hij zal niet verdwijnen, Hij blijft, hoe dan ook, het wereldtoneel beheersen.

De dichter van deze psalm spreekt niet slechts namens zichzelf, maar ook uit naam van vele anderen. Hij vertolkt het geloof der gemeente van alle tijden wanneer hij jubelend uitroept: De HEER is koning, de HEER treedt op als koning en laat zich als koning gelden. Wij behoeven niet bang te zijn dat de wereld ut zijn handen glipt.

Het geloof is realistisch. Het ontkent niet dat er antimachten zijn, machten die God en de mensen vijandig zijn. Die machten worden in de symbolische taal van Israëls profeten en dichters aangeduid als watervloeden die alles en ieder dreigen te overspoelen en weg te vagen. In de beeldentaal van de bijbel is het oerwater de chaosmacht bij uitstek en wordt de zee gezien als het rebelse element. Daarom staat er in het boek der Openbaring, als de nieuwe aarde onder een nieuwe hemel wordt getekend: ‘en de zee was niet meer’.

Van Jezus wordt in het evangelie verteld dat Hij de macht van het water te lijf is gegaan. Toen de Heer zich had inge-scheept en was gaan slapen, kwam er een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen. De discipelen komen dan naar Hem toe en zeggen: ‘Heer, red ons, wij zijn bezig te vergaan’. ‘Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en het werd volkomen stil’ (letterlijk: er geschiedde een grote stilte). Jezus is de chaos meester en Hij verdrijft de tegenmacht.

In Psalm 93 wordt aangaande de HEER die koning is beleden, dat Hij geweldig is in den hoge. De baren der zee zijn geweldig, maar ook en heel anders geweldig is de Here God. De antimachten zijn aan hem onderworpen, ook al gaan zij nog zo te keer in de geschiedenis van Israël, van de kerk en van de mensheid. Zij moeten het afleggen tegen de HEER die geweldig is in den hoge, want Hij heeft het op de aarde voor het zeggen en op de aarde laat Hij van zich horen. Aan het einde van de psalm staat: ‘Uw getuigenissen zijn zeer betrouwbaar’. Stel je voor: De Heer is koning, Hij is geweldig in den hoge, maar op aarde wordt het niet geweten. Wij krijgen het te horen en wat we te horen krijgen – daar kunnen wij op aan.
God troont in de hemel, in het voor ons ontoegankelijk gebied, en Hij is geweldig in den hoge, maar ook is Hij ons nabij en kiest Hij zich een huis op aarde: ‘de heiligheid is uw huis tot sieraard’. Bij Engelese godgeleerden horen we dikwijls over ‘the beauty of holiness’, de schoonheid van de heiligheid.

De laatste tijd is in Engeland een lied geliefd dat de grootheid van God bezingt en waarin de thema’s van psalm 93 terugkeren: ‘How great Thou art…

M.G.L. den Boer