Een nieuwe biografie van John Donne

logo-idW-oud

 

EEN NIEUWE BIOGRAFIE VAN JOHN DONNE

Vorig jaar verscheen Donne-The reformed Soul, een biografie van John Donne (1572-1631), geschreven door John Stubbs, die toen 29 jaar was. Het boek heeft een lange introduction, een inleiding in het leven dat hij gaat beschrijven om de lezers al wat vertrouwd te maken met de hoofdpersoon. Ook laat hij daarin zien wat zijn werkwijze is.

Een biografie is niet alleen het verhaal van één mens. De mens wiens leven beschreven wordt leeft temidden van andere mensen en heeft met hen te maken, is betrokken bij allerlei gebeurtenissen en verblijft op bepaalde plaatsen. Dat geldt ook en in verhevigde mate voor Donne die zei dat geen mens een eiland is, op zichzelf, maar dat hij deel heeft aan de mensheid. Donne heeft veel meegemaakt, er gebeurde veel in de tijd dat hij leefde. En hij verbleef op vele plaatsen, in Engeland en op het continent, Maar de plaats boven alle andere plaatsen was de stad Londen. Donne hield van deze stad en vond het vreselijk als hij wat langer moest vertoeven op het land. Dan voelde hij zich in een ‘gevangenis’.

Stubbs heeft bijzonder veel aandacht voor mensen naast Donne, gebeurtenissen en plaatsen. Zijn boek begint met een verhaal over twee geestelijken die met elkaar op de vuist gaan. Daarbij vloeit bloed. De geschiedenis speelt zich af in 1532, veertig jaar voor de geboorte van Donne. In het verhaal maakt Stubbs iets duidelijk over de situatie in Londen in de 16e eeuw en de geschiedenis speelt zich af in Bread Street en daar stond het huis waar Donne is geboren en waar hij een aantal jaren heeft gewoond. Kees Fens noemde Stubbs ‘een meester in het nevenverhaal. De zijstraat is Stubbs ideale weg’. Soms is het nevenverhaal zo uitvoerig dat je Donne kwijt bent. Maar hij komt steeds op tijd terug.

Donne was een dichter en later een prediker, uniek in zijn poëzie en in zijn preken, met een hoge graad van oorspronkelijkheid. Zelf zei hij dat hij graag dichtte, gezeten op zijn paard. Hij kon zich dan goed concentreren en tot zichzelf inkeren.

Stubbs gebruikt uiteraard zijn gedichten en het proza van de preken, maar hij verbindt ze meer dan anderen direct met het leven van Donne.

Vriendschap

Voor Donne was vriendschap zijn ‘tweede religie’, religie dan vooral opgevat als ‘verbintenis’. Dat wist ik, maar ik wist niet dat hij zovele vrienden had. In het boek van Stubbs raakte ik de tel kwijt. Vrienden hielpen hem in de moeilijke tijd na zijn geheime huwelijk met Ann More, toen hij zijn baan verloor als privé-secretaris van Sir Thomas Egerton, de lord grootzegelbewaarder, door toedoen van zijn schoonvader en van liefdadigheid moest leven. Zijn vrienden, de gebroeders Brooke, zorgden ervoor dat het huwelijk kon plaats vinden en een van hen belandde gedurende enige tijd, evenals Donne, in de gevangenis. De vrienden krijgen van Stubbs volop de ruimte. Door de ruimte aan de vrienden gegund, valt er ook licht op Donne. Door brieven bleef Donne in contact met zijn vrienden, maar als het enigszins kon, bezocht hij hen. Zijn vrienden stelden zijn gezelschap op hoge prijs. Als hij afwezig was in hun samenkomsten, werd hij gemist. Zo schreef een vriend:’Your friends are sorry, that you make yourself so great a stranger’. In kringen van kunstenaars werd hij gewaardeerd en geëerd als dichter. In zulke kringen ontmoette hij de dichter en toneelschrijver Ben Jonson en waarschijnlijk ook Shakespeare.

Onder de vrienden was Sir Henry Wotton. Zij waren bijzonder op elkaar gesteld. Stubbs vertelt dat Wotton een instinct bezat om te overleven. En dat was een sterke familietrek. Grootvader en vader wisten ook altijd net op tijd gevaren te vermijden. Hij was secretaris van Essex. Toen deze een aanslag pleegde op koningin Elizabeth had Wotton kort daarvoor de dienst verlaten. Bij de gunpowder plot van 1605 kende hij enkele daders, maar toen het gebeurde was hij in het buitenland. Een andere vriend voor het leven was Henry Goodyer. De grootste gave van hem aan Donne, aldus Stubbs, was zijn sympathie en vertrouwen. Hij was niet bang voor de uitingen van Donne’s verdraagzaamheid. Zelf was hij eveneens tolerant in een intolerante tijd, toen zelfs het noemen van het woord verdraagzaamheid gevaarlijk was. Vele brieven zijn tussen hen gewisseld.

Er waren ook vriendinnen. Een lange vriendschap had hij met Lady Magdalen Danvers, de moeder van George Herbert. Toen zij was overleden ging Donne voor in een herdenkingsdienst, waarin hij treffende bijzonderheden over zijn vriendin vertelde. De preek die bewaard is gebleven, is heel levendig. Aanwezig was toen Izaak Walton, de eerste biograaf van Donne en van Wotton. Een andere vriendin was Ann Cokayne. Kort voordat hij als priester werd gewijd, had hij haar ontmoet. De ontmoeting groeide uit tot vriendschap. Uit de brieven die hij haar schreef blijkt wat een goede vriend hij was. Stubbs schrijft: ‘The letters are a last reminder of why he had so many friends and why so many of them said he was a good friend to have’.

Kerstfeesten

Dit nummer verschijnt in de maand december als het kerstfeest wordt gevierd. Daarom wil ik hier nog wat vertellen over Donne en kerstfeest. Donne trouwde met Ann More drie weken voor kerstmis. Het was toen verboden in de adventstijd te trouwen. Toen zijn huwelijk bekend werd, kwam hij voor enige tijd in de gevangenis. Weer vrij werd zijn huwelijk door een kerkelijke rechtbank wettig verklaard, maar haar vader nam Ann mee naar zijn landgoed. Dat jaar zat Donne met kerstmis zonder Ann.

Jaren later werd Donne een man van de kerk. Toen hij Reader was van Lincolns Inn, nam hij deel aan een reis met Lord Doncaster die Europese landen bezocht op een diplomatieke missie. Ook Nederland werd aangedaan. Enkele dagen voor kerstmis, op 19 december 1619, preekte Donne in Den Haag over Matteüs 4:18-20. De preek kreeg de titel Mundus Mare, de wereld is als een zee. In dat jaar bracht hij het kerstfeest door in ons land, weer zonder Ann.

In 1621 werd Donne deken van de St. Paul’s kathedraal. Hij moest daar in ieder geval bij de grote feesten voorgaan, dus ook op kerstmis. En dat heeft hij ook gedaan met uitzondering van kerstfeest 1630. Hij was toen zo ziek dat preken onmogelijk was. Hij zou nog enigszins herstellen, voldoende om zijn laatste preek te houden, die de naam Death’s Duell kreeg, waar de grootmeester van de paradox aan het woord was, met onder meer deze zinnen: ‘Dat wat wij leven noemen is slechts een Hebdomada mortium, een dodenweek, zeven dagen, zeven perioden van ons leven doorgebracht met sterven, een zevenvoudig sterven en daarmee is het gedaan. Onze geboorte sterft in onze kindertijd, en onze kindertijd sterft in onze jeugd, en onze jeugd en de rest van ons leven sterven in ouderdom, en de ouderdom sterft ook, en daardoor wordt alles bepaald’ (vert. J. Eijkelboom). Het verslag van de eerste kerstpreek als deken van St. Paul’s in 1621, noemt de schrijfster Hilary Spurling een van de hoogtepunten van Stubbs’ boek. Stubbs vertelt dat de dienst begon ’s morgens om negen uur, een uur na het eerste daglicht. Hij tekent hoe de mensen van alle kanten komen, want de kathedraal was dé kerk van Londen. Donne, die Copernicus had gelezen en wist hoe klein de aarde is in het grote heelal, had niettemin grote aandacht voor elk mens die hij ontmoette en voor hem was de mens ‘niet een deeltje van de wereld, maar de wereld zelf, en naast de glorie van God is de mens de reden dat er een wereld is. Zonder de mensheid zou er geen reden zijn voor het bestaan van een universum – want dan zou er niemand zijn om God te verheerlijken’. Door het noemen van het daglicht bereidt Stubbs het thema van Donne’s preek voor, het thema licht in allerlei vormen, het ‘licht der dingen’ dat helderheid en warmte op aarde geeft; de zon en de maan aan de hemel, de sterren; en het licht dat God was, het licht dat alle licht heeft doen ontstaan, en van Hem ‘flowes the supernaturall light of faith and grace’.

In 1623 was Donne ernstig ziek. Tijdens zijn ziekte schreef hij de Devotions met de beroemde zinnen over de klokken en de woorden ‘No man is an island…’ Indertijd heb ik over de Devotions enige artikelen geschreven.

Kerstfeest is het feest van Gods goedertierenheid. Daarover – ‘Ik zal van goedertierenheid en recht zingen’ – ging het in de avonddienst van de eerste kerstdag 1624 in de St. Paul’s. J. Eijkelboom heeft een fragment van deze preek vertaald. In de volgende zinnen heeft Donne van de woorden ‘goedertierenheid’ en ‘recht’ evenals het woord ‘zingen’ een uitleg gegeven. Goedertierenheid is genade en de oordelen van God hebben met recht te maken. ‘Als wij met overgave mediteren en melodiëren naar aanleiding van de genade Gods, dan kunnen zelfs zijn oordelen ons niet van de wijs brengen, maar wij zullen zingen en vrolijk zijn, zelfs onder dat oordeel.’ Even verder horen we hoe paradoxaal Donne over de genade kon spreken. ‘Laat de duivel mij zo desperaat maken dat ik mij een tijd voorstel waarin er geen genade was, en hij heeft een atheïst van mij gemaakt voor zover ik mij een tijd heb voorgesteld waarin er geen God was. Als ik Hem van zijn genade beroof, al was het maar voor een minuut, en zeg: Nu heeft God geen genade, dan onderbreek ik gedurende die minuut niet minder dan zijn Goddelijkheid, dan zijn bestaan…’ In deze kerstpreek komt een schitterende passage voor over de ‘seizoenen’. Ik citeer een gedeelte: ‘Hij (God) heeft licht gebracht uit duisternis, niet uit een minder licht; Hij kan Zomer voor u brengen uit Winter, al hebt ge geen Lente gekend. Al zijt gij op het gebied van de fortuin, of van het begrip, of van het geweten, tot nu toe in het donker gebleven, tot nu toe ingevroren en toegesneeuwd, bewolkt en verduisterd, nat en verkleumd, verstikt en versuft geweest, dan komt God nu naar u toe, niet als in het krieken van de dag, niet als het ontluiken van de lente, maar als de Zon op het midden van de dag om alle schaduwen te verluchten, als de schoven in oogsttijd, om alle gebrek te verzadigen: alle gelegenheden lokken zijn goedertierenheid uit en alle tijden zijn zijn seizoenen’. Over deze man schreef Stubbs zijn biografie.

M.G.L. den Boer