Een partijdig oordeel
Een partijdig oordeel
Mij werd gevraagd om een reactie op de publicatie van Nico T. Bakker,Wouter Klouwen e.a., getiteld: Het oordeel. Het is deel 13 uit de serie Om het Levende Woord. Mij werd gevraagd om een reactie vanuit de gereformeerde traditie, waarin ik sta. Ik vermoed , dat dit mede is ingegeven door het feit, dat het thema van het oordeel in deze traditie een grote rol speelt. Tegelijk zou dan de vraag gesteld kunnen worden of in die traditie werkelijk recht gedaan is aan het bijbelse spreken over het oordeel. Bij verschillende schrijvers in de bundel merk je een zekere dubbelheid in hun antwoord op deze vraag. De Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en Calvijn worden geciteerd, maar worden tegelijk op een bepaalde manier gecorrigeerd. Daar is natuurlijk niets mis mee. Beter is het duidelijk te schrijven waar een beslissend punt van verschil ligt dan deze oude geschriften naar het eigen standpunt toe te buigen, waarbij men in feite deze geschriften iets anders laat zeggen dan er feitelijk staat. Mirjam Elbers lijkt dit even te doen wanneer ze de Heidelbergse Catechismus tegenover de Nederlandse Geloofsbelijdenis zet. De Catechismus zou vooral de nadruk leggen op de troost van het gericht door te stellen, dat wij ‘Diezelfde uit de hemel verwachten, die zich tevoren voor mij in het gericht gesteld heeft’. Met andere woorden : de Rechter is de Redder.
Ik herinner me nog van de colleges van prof. Hasselaar, dat hij zei deze zinswending uit de Catechismus een van de allermooiste te vinden. Toch moeten we mijns inziens eerlijk zeggen, dat er een fundamenteel verschil is tussen de gereformeerde traditie, in dit geval de Catechismus en de wijze waarop Hasselaar en ook de meeste schrijvers in de bundel, die thans voor ons ligt, over het oordeel spreken. Barth , aan wie de schrijvers van dit boek, zeer schatplichtig zijn, constateert dit ook zelf in zijn bespreking van de betreffende vraag van de Heidelbergse Catechismus. (Die christliche Lehre nach dem Heidelberger Katechismus, S. 75) Eerst constateert hij, dat de Catechismus inderdaad een prachtig antwoord geeft door de Rechter voor te stellen als degene, die voor ons het gericht heeft gedragen. Tegelijk heeft hij grote moeite met de rest van wat de Catechismus zegt. Wij mogen niet spreken volgens Barth van een tweedeling tussen de gelovigen en de vijanden, die dan uiteindelijk verdoemd zullen worden. Wij mogen als christenen geloven, dat Christus ook het oordeel voor deze vijanden heeft gedragen. Barth zegt dan verder nog, dat alle beelden van het eindgericht in de voorportalen van de oude kathedralen in feite onchristelijke beelden zijn.
Bijbelse theologie
Er wordt in de bundel veel aan bijbelse theologie gedaan. Daarin heb ik allerlei met belangstelling en waardering gelezen. Ten dele zijn het bekende dingen, maar bekend voor wie? We mogen hopen, dat ze bij theologen bekend zijn, maar in de gemeente treffen we nog steeds alle misverstanden aan rondom het oordeel, die maar denkbaar zijn. De God van het Oude Testament zou veel wraakzuchtiger zijn dan die van het Nieuwe. Wraakpsalmen kun je als christelijke gemeente niet meer meezingen. Het gericht is een antieke voorstelling of iets huiveringwekkends, waar je liever maar niet teveel aan denkt. Gelukkig is God toch ook en vooral liefde, wordt er dan gezegd.
Het is van grote betekenis steeds weer de grondwoorden van de Schrift te spellen in deze. Dan ontdekken we , dat gerechtigheid en barmhartigheid nooit tegenover elkaar gesteld kunnen worden. Dat gerechtigheid in de bijbel heel iets anders is dan ieder het zijne geven, maar dat gerechtigheid juist partijdig is. Het oordeel schept vreugde, omdat het een partijdig oordeel is, waarin recht gedaan wordt aan de verdrukten.
Toch viel me een aantal malen op, dat de schrijvers de weerbarstigheid van wat er staat ten laatste op een bepaalde manier ombuigen. Dat viel me bijvoorbeeld op in de manier waarop Klouwen omgaat met het oordeel over Sodom. Terecht wijst hij natuurlijk af, dat het hier zou gaan om homosexualiteit en terecht laat hij zien, dat het in het oordeel gaat om het recht doen aan het geschreeuw van de verdrukten. Maar aan het slot van zijn verhaal staat de Rechter zelf in het gericht en houd ik het gevoel over, dat de ernst van de ondergang van de goddelozen in vergelijking met het bijbelverhaal zelf behoorlijk is afgevlakt. De christologische hermeneutische greep maakt het verhaal uiteindelijk veel mooier dan het is. Iets soortgelijks doet Elbers, wanneer zij Johannes 5:28-30 uitlegt. Daar wordt in een duidelijke tegenstelling gesproken over een opstanding ten leven en een opstanding ten oordeel. Zij legt echter deze opstanding ten oordeel ook uit als een opstanding ‘omwille van het leven’. Helaas kan ik dit niet anders zien dan als inlegkunde. In de bekendste tekst uit de bijbel, Johannes 3:16, ligt al de duidelijke tegenstelling tussen verloren gaan of eeuwig leven hebben, een tegenstelling, die bij Johannes tientallen keren terug komt.
Met andere woorden, ik had in de bijbels theologische passages vaak de indruk, dat er uit gegaan werd van de alles beslissende hermeneutische sleutel, dat de Rechter zelf het gericht op zich neemt, en dat daarom ook het oordeel uiteindelijk altijd een gedragen oordeel is. Ik ervaar deze hermeneutische sleutel niet als de grote eye-opener, die we nodig hebben om de teksten te verstaan, maar als een soort ‘gelijk maker’, waardoor het echt spannende en weerbarstige van de teksten eraf gaat.
Huiswerk
Iemand die het heel anders aanpakt in de bundel is de Utrechtse docent bijbelse theologie G.v. Ek. Jammer dat zijn bijdrage nu als een soort zwerfsteen in het boek ligt. Het was veel spannender geworden, wanneer de bijdrage van Van Ek uitgangspunt geweest was en wanneer men dan anderen vanuit de traditie van Barth en vanuit de gereformeerde traditie hierop had laten reageren. Van Ek stelt, dat er in de bijbelse eschatologie twee lijnen zijn aan te wijzen, een universalistisch – eschatologisch model en een dualistisch – eschatologisch model.
Dat geloof ik zelf ook. Daar is trouwens niet zoveel geloof voor nodig. Het is volgens mij gewoon een kwestie van teksten nauwkeurig lezen in hun context en niet vanuit één bepaald hermeneutisch principe, noch het principe van de dubbele predestinatie noch het principe van een universalistische verzoeningsleer. In beide gevallen vind ik bijbel lezen ook niet meer zo spannend. Ik weet dan eigenlijk al wel wat er staat.
De gereformeerde orthodoxie is geheel beheerst geweest door de leer van de dubbele predestinatie. Die leer was en is er in heel harde en ook in heel milde vormen. Maar in feite maakt dat niet zoveel uit. Men kon vanuit dit hermeneutisch principe geen oog hebben voor de universalistische teksten in de bijbel: het heil voor de volkeren, de vrede voor de wereld, een toekomst waarin God zal zijn alles en in allen.Bovendien vond er een sterk particularistische verenging plaats, waardoor teksten over het handelen van God met de volken op de achtergrond raakten, terwijl het toch een hoofdthema is in de Schrift: Israël en de volkeren; tot in de Openbaring aan Johannes toe. De correctie, die Barth aanbracht, is dus heel begrijpelijk. Toch was deze naar mijn stellige overtuiging te fors omdat heel de Schrift gelezen wordt vanuit de universele verzoening in Christus en het eschaton uiteindelijk niet anders zal zijn dan de onthulling van deze werkelijkheid.
Zelf word ik geholpen door een meer trinitarische hermeneutiek. Het gaat om God de Vader en zijn goede schepping. Het oordeel is er ter wille van die goede schepping, die keer op keer door de goddelozen wordt geschonden. Een tekst, die mij in dit verband altijd diep geraakt heeft is psalm 104: 35:’De zondaars zullen van de aarde verdaan worden en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HERE mijn ziel, Hallelujah!’ De mooiste scheppingspsalm ,die we kennen, eindigt met deze tekst en dat is niet een ‘onecht slot’ zoals sommige commentaren veronderstellen, maar dat is nu juist het enige echte blij makende slot. Eindelijk geen goddelozen meer, die de goede schepping kapot maken.
Het gaat om Christus, in wiens kruis God het beslissende teken geeft van zijn dragen van deze wereld, zijn liefde, zijn geduld, zijn lankmoedigheid, door Paulus sterk uitgelegd als verzoening. Akkoord, maar verzoening is nog niet verlossing. De Geest is gekomen en die werkt aan de verlossing en naar de verlossing toe. Daarbij vallen zeer ingrijpende beslissingen: mensen laten zich in dit werk inschakelen of gaan door met saboteren.In dit laatste geval zie ik voor deze mensen geen enkel heil weggelegd.De goddelozen zullen van de aarde worden weggedaan. Waar ze blijven weet ik niet.Misschien worden ze vernietigd. Dat lijkt het meest de taal van het Oude Testament. Misschien is er nog een pijnlijker oordeel. Dat lijkt het Nieuwe Testament een aantal keren te suggereren. Maar juist omdat de bijbel hier ook niet zo eenduidig in is, moeten wij hier ook maar sober in zijn. De boodschap is : zij zullen er in de toekomst niet meer zijn en ze zullen ook niet bij het grote feest van Gods nieuwe schepping zijn.
Ik moet zeggen, dat ik daar ook blij om ben. Eindelijk dan toch nog recht, waar ik hier zo vaak aan twijfel. Het kan toch niet zo zijn, dat Hitler samen met de slachtoffers van Auschwitz eenzelfde toekomst tegemoet gaat in Gods nieuwe wereld? Gun ik hem dat niet? Ik gun hem dat uiteindelijk nog wel, denk ik. Maar ik vind het helemaal niet passen bij de God, die ik in de bijbel als werkelijk partijdig heb leren kennen.
Conclusie
Voor mij is de tegenstelling niet het spreken over het oordeel in de gereformeerde traditie enerzijds en in de school van Barth anderzijds. Er valt bij beiden iets te leren, maar beiden bevredigen mij niet. Behalve de traditie van de dubbele predestinatie heeft de kerk ook altijd de traditie gekend, dat mensen geoordeeld zullen worden naar het licht, dat zij hadden ontvangen. Dan hoeven wij dus niet te denken, dat het grootste deel van de mensheid verloren zal gaan, omdat ze Christus niet hebben gekend.
Een eeuwige pijn in de hel lijkt me ook niet een noodzakelijke gedachte op grond van de Schrift.Maar er worden wel diverse beelden gebruikt om de werkelijkheid van een oordeel als definitieve schifting duidelijk te maken.Het loopt niet voor iedereen op dezelfde manier af. Gelukkig maar.
Wim Dekker