Karl Barth in de gevangenis

Karl Barth in de gevangenis

In de lawine van herdenkingsartikelen over Karl Barth waarbij de scribenten elkaar naar de kroon steken bij het opbouwen van gecompliceerde Duitse zinnen trof me ineens een heel gewoon stukje. Het is een soort ingezonden brief die in de kerkbode van Zürich stond en overgenomen werd door die uit Bazel. De brief komt van een (ex?) gevangene die Karl Barth in de Bazelse gevangenis meemaakte. Er is reeds vaak op gewezen hoe merkwaardig het was dat Barth in zijn laatste jaren alleen nog maar wilde preken in de strafgevangenis. Het leek een gedemonstreerde solidariteit te zijn. Dat wordt ook wel duidelijk uit de inhoud van die preken die men in de beide bundels ‘Den Gefangenen Befreiung’ en ‘Rufe mich an’ vindt. Na alle theologische beschouwingen boeit dit persoonlijke stukje. Meer dan alle overwegingen over solidariteit tref je het in deze brief steeds weer terugkomende ‘bij ons.’ Zo heeft Karl Barth het zeker gewild.

Hier volgt de ingezonden brief:

‘Bij ons was er een dwang van buiten die ons naar de plaats van deze ontmoeting gebracht had: de macht van de staat waaraan wij ons door onze eigen schuld hadden overgegeven.

Bij hem (Barth, red.) was er geen moeten van buiten af dat hem dreef om elk jaar een paar keer die plaats op te zoeken. Het was eerder een bevel van binnen uit, misschien ook alleen maar een zachte roep die hij altijd graag en met zin volgde.

En dan stond hij voor de verzamelde gemeente. Er kwamen velen die alleen om hem de dienst bezochten. Omdat hij beroemd was. Omdat hij een manier van spreken had die trof, die moest treffen. Want hij was geen betaalde gevangenispredikant die zijn zondagse plicht deed. Hij kwam veel meer uit overtuiging omdat hij geloofde dat hij juist ons iets te zeggen had.

Hij was al een oude gebrekkige man die een lange zware ziekte achter zich had. Zijn stem beefde; zijn woord had echter kracht en gewicht. Het Bazelse accent wekte sympathie. En wanneer hij zijn preek met m’n beste broeders’ begon dan wisten wij dat hij dat zo meende als hij het zei. Wij waren zijn broeders. Hij was onze broer. Een oudere broer wiens wijsheid in een lang leven vol strijd was gegroeid en die nu bezonken tot ons sprak. Daarbij stelde hij zich achter de woorden van Jezus. Nooit waren het de gedachten van Karl Barth die hij ons mededeelde; hij volde zich bolkomen de bemiddelaar van het Woord Gods, zijn uitlegger. Ook bij ons in de strafgevangenis.

Wat Karl Barth levenslang was, de ootmoedige uitlegger van het Woord Gods, dat bleef hij ook bij ons. Meer wilde hij niet. Zijn immense kennis werd nooit doel in zichzelf, maar stond altijd in directe betrekking tot de bijbel. En dat maakte dat je deze man ging vertrouwen. Ook bij ons die vol wantrouwen zaten tegen alle ‘prekers.’

Voor deze eenvoudige overtuiging waarmee hij ons de waarheid verkondigde zijn wij allemaal die hem hoorden en lief hadden dankbaar.

De theologen zullen nu zijn leven en werk beoordelen. Wij vergeten echter nooit wat hij ons achter de muren heeft gegeven.

dr. A. Dekker

Trouw, 8 maart 1969