Paus en oecumene

logoIdW

PAUS EN OECUMENE

Op mijn spontaan geschreven stuk over de nieuwe paus kwamen drie reacties binnen (IdW 42/4; reacties van G. Meeuwissen, U. Faber, W. de Leeuw in IdW 42/5). Dat noopt ertoe om het gesprek voort te zetten. Niet alleen omdat ik volgens De Leeuw ofwel mijzelf misleid, ofwel van kwade wille ben – allebei inderdaad ‘geen prettige gedachte’. Belangrijker is dat de oecumene ons altijd ter harte moet gaan. De veelheid van christelijke kerken lijkt praktisch niet te vermijden, maar is theologisch ook nooit te verdedigen.

Het stuk was geschreven in de euforie van het nieuwe, maar toch meer dan een opwelling. De nieuwe houding waarmee Paus Franciscus zijn ambt invult, blijkt na ruim een half jaar meer te zijn dan een marktgerichte strategie. Het is een principiële keuze die zijn hele leven doortrekt en die zich daarom ook steeds opnieuw kan uiten in onverwachte daden. De paus lijkt een mooi praktisch voorbeeld van de reformatorische leer aangaande de verhouding van geloof en werken: natuurlijk horen de werken erbij, maar echt goede werken komen uit een goed mens. En een goed mens word je niet door goede werken, dat word je door een waar geloof, een daadwerkelijke eigen innerlijke verbondenheid met Christus, die je vrijmaakt om te zijn en te doen wat met Hem overeenstemt. Daaruit moet ook de vrijheid ontspringen waarmee Franciscus omgaat met de zeer sterke tradities en protocollen van Rome.

Het gaat mij en degenen die op mij reageerden echter – vanzelfsprekend – om meer. De nieuwe heilige vader maakt heus niet alles anders. Het moet dus gaan om de vraag naar onze verhouding tot Rome. Ik heb gesteld dat daarin niet de ethische kwesties centraal moeten staan die vaak naar voren gebracht worden: de positie van vrouwen en homo’s, het celibaat, de afwijzing van abortus, euthanasie en anticonceptie etc. Ik stelde daar tegenover dat deze nieuwe paus een ‘dwaas om Christus’ wil’ lijkt te willen zijn. Een kerk die dat wil is een goeie. Graag werk ik uit wat ik daarmee bedoel.

De reacties ademen voor een groot deel de sfeer van de periode rond het tweede Vaticaans concilie. De Roomse kerk zou zich aanpassen aan de tijd: ‘aggiornamento’. Maar wat blijkt een halve eeuw later? Rome is weer teruggekeerd op de oude weg. Het is weer alles conservatisme, een machtsbolwerk dat bovenal zichzelf in stand wil houden en geen rekening houdt met de autonome moderne mens. Ik wil hier niet gaan discussiëren of deze interpretatie van Vaticanum II juist is. Ik noteer alleen dat lang niet alle (rooms-katholieke) theologen daarvan overtuigd zijn. De afstand tussen dit concilie en de traditie daarvoor is misschien niet zo groot als toen gedacht; dan is nu ook niet zozeer sprake van restauratie.

Dit daargelaten, wil ik niet ontkennen dat ik, net als veel jonge katholieken, gedistantieerder en kritischer sta tegenover de vernieuwing van de jaren ’60 en ’70 dan velen die deze jaren bewust hebben meegemaakt. Ik zie vooral dat het ‘aggiornamento’, het ‘in rapport met de tijd’ komen, of hoe we het ook noem(d)en, zowel aan katholieke als protestantse zijde voor het christendom weinig winst heeft opgeleverd. De loopplank naar de wereld werd er vooral een waarop men de kerk uit en de wereld in liep. Het heeft ook niet tot meer begrip voor het christendom geleid bij de moderne mens. Dat betekent niet dat het mij gaat om het bewaren van een kerkelijk instituut op zichzelf. Het gaat mij wel om de kerkelijke gemeenschap, waarvan ik geloof dat die het lichaam van Christus is. Als Christus’ lichaam niet groeit maar versterft, zou ons dat aan het hart moeten gaan. Ik kan dan ook niet zo gemakkelijk spreken over de zegeningen van de moderniteit en de secularisatie.

Nu naar de gewraakte zin dat het niet aankomt op de ethische kwesties, maar op de dwaasheid om Christus’ wil. Daar zit een mijn inziens reformatorische visie op de kerk achter. ‘Ubi Verbum, ibi ecclesia’ – waar het Woord is, daar is de kerk. Dit woord is het woord van de dwaasheid van het kruis, waarin wij door genade betrokken worden. Het is het goede woord van de rechtvaardiging van de goddeloze. Van daaruit kan juist het protestantisme heel veel dingen accepteren, zolang het niet deze kern raakt. Het kan dus ook verschillende ethieken en ecclesiologieën accepteren.

Veel protestanten lijken van mening dat er twee echte struikelblokken met Rome zijn: de ethiek en de ecclesiologie. Zo komt het ook naar voren in de reacties op mijn stuk. Eerst iets over de ethiek. Ik zou zeker niet willen zeggen dat Rome hier géén problemen heeft. Als het bijvoorbeeld gaat over sexualiteit is dat evident. Het enige dat ik gezegd heb is dat het geen struikelblok in de oecumene is. Waarom gunnen wij Rome haar conservatisme niet? Dat we zelf progressief zijn, akkoord, die vrijheid moet er zijn, maar waarom zou de ander het ook moeten zijn? Juist een kerk die, als de protestantse, weet van vrijheid, erkent ook de vrijheid om conservatief te zijn. Zij erkent het bestaansrecht van de SGP zónder passief kiesrecht voor vrouwen, zij erkent het recht om op grond van je geloof inentingen af te wijzen, zij gunt de ultra-orthodoxe jood en de fundamentalistische moslim een plaats in de publieke ruimte. Zij verklaart de ethiek voor secundair en erkent daarmee ook het goed recht van de rooms-katholieke ethiek. Natuurlijk geldt dit niet grenzenloos. Maar niemand kan ontkennen dat de rooms-katholieke ethiek een theologische legitimiteit bezit. Zij is voor een heel groot deel simpelweg de premoderne ethiek, die ook door de Reformatoren niet gewijzigd is en in het ‘conservatieve’ deel van het protestantisme dan ook nog immer gevolgd wordt. Wie een probleem met de ethiek van Rome heeft, heeft dat dus ook met zijn eigen traditie. Laten we daar dan ook mee in gesprek zijn. De doden hebben in de kerk ook stemrecht.

Dan gaat het in de kern inderdaad om de menselijke autonomie, zoals Faber aangeeft. De Reformatie is zeker niet minder kritisch jegens deze autonomie dan Rome. De Reformatie vond plaats ten tijde van de opkomst van het autonomiedenken. Zij neemt daar dan krachtig stelling tegen, bijvoorbeeld in de leer van de menselijke wilsvrijheid. Luthers ‘De servo arbitrio’ en Calvijns predestinatieleer slaan op dit punt de handen ineen. Alle kaarten worden gezet op Gods autonomie als bron van waarachtig geluk. Misschien mag ik eraan herinneren dat ook Karl Barth denkt vanuit de goddelijke autonomie – met niet in het minst consequenties voor de ethiek en de man-vrouw verhouding. Het is een uitdagende vraag aan de protestantse theologie of ze met dit autonomiedenken nog uit de voeten kan. Ik denk dat Rome én Reformatie hier ten opzichte van onze moderniteit een tegoed hebben. Er is christelijk gesproken toch geen vrijheid buiten de ruimte van Gods genade, zoals er voor de vis geen vrijheid is buiten het water? Zó hoor ik ook de ethische stem van Rome: als een tekening van de ruimte waarbinnen het leven goed is. Er lijkt me geen enkele reden om die stem niet als legitiem christelijk te erkennen. Dat is iets anders dan haar absoluut normatief te noemen. Als Rome dat bedoelt, gaat een protestant allicht niet mee. De vrijheid in Christus is ook de vrijheid om het anders te doen en zelfs om dapper te zondigen. Die vrijheid is er bij Rome in feite ook. De strenge regels gaan gepaard met een vrij grote tolerantie – voor de leken, niet voor de geestelijkheid. Ook daar is best wat voor te zeggen.

Ten tweede nog iets over de ecclesiologie als mogelijk breekpunt met Rome. Men beroept zich daarvoor soms ook op de Reformatie, die primair een verzet tegen de machtsstructuur van de kerk zou zijn geweest. Dit lijkt mij onjuist. Luther heeft zich niet primair om de ecclesiologie druk gemaakt. Pas helemaal aan het einde van zijn leven ging hij in verbittering de Paus identificeren met de antichrist. Zijn ambtsleer is vergeleken met de gereformeerde nog behoorlijk katholiek. Het eigenlijk reformatorische lag veeleer in de ontdekking van de rechtvaardiging van de goddeloze als het artikel waarmee de kerk staat en valt. De vraag is dan: zijn wij nog van mening dat dit geloofsartikel onopgeefbaar is? Zo ja, dan is de volgende vraag: is de in 1999 bereikte overeenstemming tussen Rome en de Lutheranen over de rechtvaardiging theologisch houdbaar? Zo nee, wat is dan zo direct met dit geloofsartikel verbonden dat ook dat onopgeefbaar is? Concreet: sluit deze heilsleer de Rooms-katholieke ecclesiologie uit? Daar ben ik in het geheel niet zeker van. Het evangelie keert zich niet tegen macht; het zegt wel dat de ware macht in dienst bestaat. ‘Wie onder u de eerste wil zijn, laat hij aller dienaar zijn.’ Met de eerste zijn is niets mis, ook niet in de kerk. Het ligt er maar aan hoe je dat invult. Dat daar grote gevaren liggen, is duidelijk. Maar de Reformatie is in haar kern iets heel anders dan verzet tegen dit misbruik van een in wezen legitieme zaak. ‘Abusus non tollit usum.’

Willem Maarten Dekker