In heel Europa…. (Hand. 16: 16-34)

logo-idW-oud

 

IN HEEL EUROPA…

Handelingen 16: 16 – 34

Onwillekeurig veert men op als Paulus en zijn gezelschap voor ’t eerst voet aan wal zetten in Europa. Met nadruk wordt gemeld dat de stad Filippi een kolonie is. Rome meldt zich, en het Romeinse recht dat nog altijd de grondslag van ons huidig recht vormt. Vergeefs zoeken de apostelen naar een synagoge. Zij zijn op ons vertrouwde maar hun vreemde grond. Voor de God van Israël liggen – zoals we zullen zien – titels als ‘allerhoogste God’ klaar en termen als almachtigheid, alomtegenwoordigheid en alwetendheid op de loer. De wereld is in alle redelijkheid en billijkheid zo gek nog niet, totdat deze bezien wordt met een apostolisch oog.

Een slavin met een Pythoonse geest komt hen tegemoet en raadt het geheim waaruit zij leven, al giet zij het in Romeinse termen. Zij dienen de allerhoogste God die bevrijdt. Slechts een weinig catechese zal nodig zijn om haar te leren, als zij eenmaal verlost is van de wurggreep van deze Pythoon, dat deze God juist bevrijdt door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Maar over zulke dingen schrijve men beter een brief aan de gemeente te Filippi.

Het gaat mij nu om de nuchterheid en zakelijkheid waarmee korte metten gemaakt wordt met alle Pythoonse diepzinnigheid. Wat aan chtonisch mysterie en paranormaliteit in de aarde ligt opgetast maakt de mens ten principale onvrij en bovendien – o ironie van Israël – wordt er door heren stevig aan verdiend. Weg ermee! Kome wat ervan komt.

Dat komt. Blijkbaar stokt een heel economisch systeem als precies zijn religieuze en irrationele componenten met een kort en beslist woord worden uitgedreven. Vrije markt blijft slavenhandel. De manier waarop Paulus en Silas gevangen worden genomen heeft niets redelijks en billijks, nu een diepe zenuw is geraakt. Opgeborgen moeten zij, in de ‘binnenste bewaring’ (Naardense Vertaling) met de voeten zorgvuldig opgesloten in het houtblok.

In alle eerlijkheid tettert de Romein Lucas mij op dit punt teveel over de samenhang tussen Goddelijk ingrijpen en het beven van de aarde. Waren Paulus en Silas in eerste instantie niet in de gevangenis terechtgekomen vanwege hun zakelijke ontkenning van chtonische religiositeit? Met een vergelijkbare nuchterheid duiden zij deze beving ook niet als zodanig waarmee zij in het Europese ongetwijfeld grote indruk hadden gemaakt. Integendeel: zij blijven zitten waar zij zijn.

Leven in het spoor van de Opgestane is geen romantisch anarchisme. Paulus en Silas tonen zich hier burgers op hun best. Mogelijk was hun insluiting onterecht, zo is het nu eenmaal gegaan. Ook elders in het boek Handelingen is geen spoor van veroordeling van de hellenistische cultuur te vinden. Een weinig hierna zal Paulus zich zelfs op het Romeinse recht beroepen en het stadsbestuur van een onrechtmatige daad beschuldigen!

Het ethos van Pasen bevindt zich in het private, al heeft dat op termijn natuurlijk publieke gevolgen. Ontsnapten de apostelen wellicht niet omdat zij opnieuw een slaaf hadden ontwaard, hoe vrij hij zelf ook meende te zijn? Zat de gevangenbewaarder niet verstrikt in opvattingen van beroepseer en horigheid? Deze moet zichzelf geen kwaad doen. In de gevangenis klonken al psalmen in de nacht. Nu weet de gemeente van goedertierenheid en goddelijk geduld: ‘Wij zijn allen nog hier’. Het Koninkrijk komt maar het hoeft – evenmin als Rome overigens – niet in één nacht gebouwd.

In deze vreemde soevereiniteit – als deuren openspringen en boeien loslaten, weet een normaal mens wel wat hem te doen staat – vermoedt de bewaarder bevrijding en of hij nog wat doen moet. Maar over niets anders dan vertrouwen op de Heer wordt gesproken. Op dat woord verandert de gevangenis in een gemeente waar mensen worden gedoopt, wonden gewassen en een tafel voorgezet. Een kentering, een kerstening.

Evert Jan de Wijer