De Schrift is advent (meditatie)

‘Toen zei ik: Zie, ik kom, in de boekrol is over mij geschreven.’ (Psalm 40:8)

Het is een woord van David, uit Psalm 40. De vertalers van de Herziene Statenvertaling maken er hoofletters van: ‘Zie, Ik kom’, en: ‘over Mij is geschreven.’ Dat laat zich verklaren vanuit de Hebreeënbrief, waar dit Schriftwoord wordt aangehaald als woord van Christus (Hebr. 10:7). Rechtvaardigt deze verwijzing in de brief de hoofdletters in de Psalm? Daar kun je vraagtekens bij zetten. David is Christus niet; de Psalm moet voor zichzelf spreken. Wij mogen de christologische lezing niet met hoofdletters dwingend opleggen. Zeker. Toch zal de schrijver van de Hebreeënbrief deze woorden uit de Psalm niet zomaar en willekeurig aangehaald hebben. Hij moet hier iets hebben gehoord wat fundamenteler is (en wat misschien toch, zij het dan weliswaar op een andere manier, hoofdletters rechtvaardigt).

Zou het kunnen dat we hier te maken hebben met een principieel eerste woord, programmatisch voor heel de Schrift? Zijn de woorden ‘kefalis bibliou’ (boekrol) niet méér, namelijk dat het hier gaat om een woord ‘van hoofde aan’ (Barnard) – al staan ze ook ergens midden in een Psalm? Want is dit niet de vooronderstelling van heel de Schrift: advent, dat Hij komt. Niet eerst wij tot Hem, met ons geloof en onze offers, maar Hij tot ons. Dat is niet iets wat wij alleen óver Hem zeggen, Hij zegt het allereerst zelf: Ik kom. En als wij dan vervolgens tot Hem komen, ook dan niet eerst wij, maar voorop de Eersteling, die zegt: ‘Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven, om uw wil te doen, o God’ (Hebr. 10:7).

Door zijn komen kan ik komen. Zo horen we het ook in Psalm 40 zelf: ‘Gij hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer’ (Ps. 40:7), in mijn eigenmachtig komen. Ik kan enkel komen in de erkenning: Zie, ik kom, want in uw boekrol is over mij geschreven. En wel in Hem, op wiens conto ik sta. Die mijn rekening vereffent. Die mijn zonde draagt, mijn dood sterft, en door wie alleen ik komen kan. De hoeksteen.

Zo zijn de woorden met de hoofdletters de genadige vooronderstelling van onze woorden in kleine letters. David kan niet anders dan vanuit die voorondersteling gezegd hebben: ik kom, omdat Gij komt.


Wouter Klouwen