De oorlog in Oekraïne: de noodzaak van een breed kerkelijk beraad

De Russische inval in Oekraïne roept vele vragen op. Eén van de belangrijkste is of verzet daartegen net als ten tijde van de nationaalsocialistische dreiging geboden en gerechtvaardigd is. Grandia en Witte-Rang[1], vertegenwoordigers van Kerk en Vrede, spreken zich daarover niet expliciet uit, maar ze stellen zoveel vragen bij de militaire steun die aan Oekraïne gegeven wordt, dat hun antwoord op deze vraag wel duidelijk is. Zij wijzen erop dat het Westen medeverantwoordelijk is voor de oorlog door de politiek jegens Rusland, waarin weinig begrip getoond werd voor de dreiging die daarvan uitging. Betekent die medeverantwoordelijkheid, dat Oekraïne in de oorlog niet gesteund, of beter niet militair gesteund moet worden? Ik kan dat, nu de oorlog er eenmaal is, niet voor mijzelf verantwoorden. Geldt ook hier niet wat Barth in februari 1940 aan ds Frans Kooyman schreef? In die brief wijst Barth op de verantwoordelijkheid van Frankrijk en Engeland voor het verdrag van Versailles. Dat verdrag noemt hij een vredesdictaat, dat in Duitsland wel tot onrust en onvrede moest leiden. Daar voegt Barth iets aan toe dat ook voor onze situatie van belang is, namelijk dat de regelingen van dat verdrag, hoe bedenkelijk die ook waren, niet noodzakelijkerwijs tot oorlog leiden. Er is dan ook geen sprake van dat de geallieerden in directe zin verantwoordelijk zijn voor het feitelijke uitbreken van de oorlog. De enige die dat is, is Hitler. Geldt dat ook nu niet? Is Poetin niet de enige die op het ontstaan van de oorlog aangesproken moet worden? Ook nu is er een zekere gelijkenis met de situatie van 1938. Door de inval, de illegale annexaties van de Krim en andere gebieden is de internationale rechtsorde geschonden, hoe broos die ook is. Deze schending dient daarom onverkort te worden veroordeeld en bestreden. Dat had al moeten gebeuren bij de annexatie van de Krim. Dan was mogelijk de huidige inval in Oekraïne voorkomen. Nu uiteindelijk toch defensief – gedwongen door de inval – opgetreden wordt, strijdt en lijdt de Oekraïense soldaat voor ons, dat wil zeggen strijdt en lijdt hij om de rechtsstaat en de daarmee samenhangende internationale rechtsorde te verdedigen. Dat doet hij met de middelen die wij hebben. Deze strijd dient door ons gesteund te worden. Ik zou na de aanval van Poetin geen andere weg weten.

Vóór de oorlog?

Maar is dat het enige wat nu gezegd moet worden? In zijn brief aan Hromádka uit 1963 schrijft Barth in een paar zinnen wat hem zijn leven lang dreef. Het gaat erom ‘dat in de historische situatie (…) het christelijke getuigenis van het Rijk luid en duidelijk kan klinken.’[2] Dat kan in de context van 1963 alleen als dat getuigenis ‘noch door de oosterse noch door de westerse wereld bepaald wordt’. Het gaat Barth er dus om dat niet de analyses vooropgaan, waarin de situatie geduid wordt, maar dat de feitelijke historische situatie in het licht van het evangelie gezien wordt. De woorden uit deze brief zijn voor ons een aansporing in dat licht na te denken over de oorlog in Oekraïne, zijn voorgeschiedenis, zijn verloop en zijn gevolgen.

Heeft het christelijke getuigenis vóór de oorlog luid en duidelijk geklonken? Destijds heeft Barth het zelf niet laten afweten. Zijn protest tegen de aanval op de rechtsstaat in 1938 hangt direct samen met en vloeit in feite voort uit zijn opkomen daarvoor in de tijd vóór de oorlog. In Hitler-Duitsland en na zijn verbanning streed hij tegen de ontwikkelingen die de rechtsstaat tot machtsstaat maakten en die uiteindelijk tot de oorlog geleid hebben. De vraag die gesteld moet worden is of de kerk voor het uitbreken van de oorlog in Oekraïne zich wel genoeg voor de rechtsstaat en dus voor de vrede ingezet heeft. Op dat punt raken Barth en Kerk en Vrede van toen en nu elkaar. In hun artikel noemen Grandia en Witte verschillende zaken waar gesproken had moeten worden, maar gezwegen werd. Is niet veel te snel steun gegeven aan de westersgezinde krachten in de Oekraïense politiek? Zijn de gevolgen daarvan wel voldoende doordacht? We ontkomen niet aan de vraag of er toen in de politiek én in de kerk niet te veel binnen het kader van het Westerse blok inclusief de Navo en zijn belangen gedacht is, dus binnen de analyse die wij van de historische situatie maken. Is de historische angst van Rusland voor een oprukkend westen, hoe irreëel die ook in onze oren klinkt, wel gezien en op waarde geschat? Zijn we ons in kerk en politiek voldoende bewust dat we weliswaar niet verantwoordelijk zijn voor het uitbreken van de oorlog, maar wel voor de omstandigheden die aan het ontstaan ervan bijgedragen hebben?

Nu het oorlog is?
Nu het oorlog is, is de vraag voor de kerk: Klinkt het getuigenis nu luid en duidelijk in de oorlog? Als onze interpretaties en analysen van de situatie bepalend zijn en blijven, blijft de oorlog een voortzetting van de politiek van voor de oorlog. Dan geeft de dynamiek van de oorlog de doorslag bij ons denken over en handelen in de oorlog. Dan gaat het niet langer om recht, maar om macht. Ook de oorlog in Oekraïne ontkomt er niet aan. Partijen richten zich onverzoenlijk op een totale overgave van de vijand. Langzaam maar zeker worden steeds meer landen bij het conflict betrokken. Sommigen zeggen dat de Derde Wereldoorlog al begonnen is.  Het perspectief is somber. De kerk die luid en duidelijk getuigt, laat zich niet door deze dynamiek meenemen, maar houdt in het oog waarom het gaat: om de verdediging van de rechtsstaat en de daarmee verbonden vrede. Zij blijft daarom kritisch als de oorlog gebruikt wordt om de machtsposities in de wereld te herschikken. Zij blijft opkomen voor vrede door recht. Betekent dat niet dat de kerk oproept tot onderhandelen? Na de annexatie van Tsjechoslowakije schreef Barth in zijn brief aan ds Gerard Jan Derksen: ‘Aan de eventueel bestaande misstanden moest in elk geval een einde gemaakt worden via de weg van het recht, dat wil zeggen door in internationale onderhandelingen afspraken te maken en besluiten te nemen, waaraan alle betrokkenen deelnemen en gehoord worden.’ Moet daarom ook nu niet aangedrongen worden op onderhandelingen met oog voor de belangen van alle partijen in de hoop op een akkoord, dat een rechtvaardige vrede tot stand brengt? Dat is een moeilijke weg. Zoals altijd in oorlogssituaties onderhandel je met de vijand, die je tot op het bot wantrouwt. Ik zie op dit moment geen andere weg om de fatale dynamiek te doorbreken. Hoort daar ook niet bij dat de kerk, indachtig haar uitspraak over de kernwapens, uitspreekt dat het dreigen met deze wapens en het mogelijk inzetten ervan onvoorwaardelijk afgewezen wordt, ook niet in reactie op de dreiging daarmee en het mogelijk inzetten daarvan door Rusland?

Na de oorlog?
En voor na de oorlog: Zal het getuigenis na de oorlog luid en duidelijk klinken? Een effect van de huidige oorlog is, dat de Navo prominent aanwezig zal zijn. Moeten we er zonder meer als vanzelfsprekend van uitgaan dat de fors opgevoerde budgetten voor bewapening onze veiligheid dienen? Geldt ook hier niet dat de analysen en interpretaties, maar de feitelijke situatie in het licht van het evangelie bezien moet worden? Het is zeer de vraag of de uitgebreide Navo na de oorlog aan de noodzakelijke ontspanning tussen Europa en Rusland zal bijdragen. Er zullen twee zwaarbewapende, tegenover elkaar staande machtsblokken zijn. Het getuigenis na de oorlog klinkt als de kerk vrij van oosterse en westerse belangen naar ontspanning zoekt, naar het ontstaan van wat Gorbatsjov ooit een gedeeld Europees thuis noemde. In zijn brief aan ds Kooyman pleit Barth voor een verbond van neutrale staten. Daar bedoelde hij de kleine landen van Europa mee. Hij riep hen op onafhankelijk te zijn en blijven van de grote landen die de koers bepalen. Zo’n verbond had de grote landen bij de les kunnen houden: dat het om vrede door recht gaat en niet om vrede door macht. De situatie van nu is niet te vergelijken met die van toen. Neutrale landen zijn er, althans in Europa, nauwelijks meer. Toch lijkt mij de gedachte van een nieuwe vorm van neutraliteit zeker voor de kerk het overdenken waard. Neutraliteit vat ik dan in het spoor van Barth op als niet meedoen met de machtsdynamiek van de grote spelers in de wereldpolitiek. In dat verband zijn voorstellen interessant die pleiten voor een onafhankelijk en sterk en neutraal Europa, waarin militairen die de verschrikkingen van de oorlog kennen voor de defensie zorgdragen. Wil het getuigenis na de oorlog klinken dan kunnen wij en kan de kerk niet om deze vragen heen. Het is de hoogste tijd voor een breed beraad binnen de kerk om over deze vragen na te denken.

At Polhuis

Dit artikel is een ingekorte versie van het referaat dat de auteur hield op de studiedag van de Karl Barth Stichting op vrijdag 11 november 2022 over ‘Karl Barth en de oorlog in Oekraïne’. 

[1] Bram Grandia en Greetje Witte, Pacifisten in tijden van oorlog, in: Ophef, nr. 2, 2022, p. 22 ev.

[2] De brief is in vertaling opgenomen in de 3e brochure van de Karl Barth stichting. Karl Barth over oorlog en vrede. De brochure is tegen verzendkosten op te vragen door een mail te sturen naar info@karlbarth.nl.