De intrede

Schetsen uit de pastorie te Westmaas

In navolging van en gesprek met haar plaatselijke voorganger C.E. van Koetsveld (1807-1893) en zijn beroemde ‘Schetsen uit de pastorie te Mastland’ (1843) reflecteert Marijke van Selm op haar eigen start als predikant in de 21e eeuw. Dit is haar tweede schets: De intrede.

Als Dick, de voorzitter van de beroepingscommissie van de Protestantse gemeente Nieuwland, mij voor de eerste keer belt zit ik aan de Normandische kust, verscholen achter een muurtje van basaltblokken. Ik kan hem nauwelijks verstaan vanwege de bulderende zeewind.
Nieuwland, Nieuwland, en waar is de Hoeksche Waard anyway? Het blijkt te gaan om een gemeente bestaande uit drie dorpen die zich samenvattend Nieuwland noemen. En praten kan altijd, ook al ben ik er vrij zeker van dat ik van een andere gemeente een beroep kan verwachten. Maar ja, vrij zeker is niet zeker.
Anderhalve week later bevind ik mij in een rijtjeshuis in Westmaas, aan tafel met 3 heren van een leeftijd dat ze overdag tijd hebben. Het is een bloedhete zomerdag, en het is weer een heel getob geweest wat ik aan moest. Er wordt wat afgeleden voor de spiegel van de damesdominee! Te licht, te donker, te warm, te bloot, decolleté te laag, rok te kort en nee, deze is te lang, dan zie ik er uit als een refovrouw! In een jasje voel ik mij ook al niet plezierig. Zo gaat het ook de zondagen dat ik ergens in den lande moet voorgaan. Ik zie uit naar de dag dat ik zonder nadenken mijn toga uit de kast kan pakken.
Alles gaat in stroomversnelling, deze augustusmaand. Van Koetsveld ging ‘preken op beroep’, een praktijk waarbij de kandidaten naar de desbetreffende gemeente gingen om een dienst te leiden en aldaar gewogen werden. Die gang van zaken wordt vandaag de dag als onwenselijk gezien: niet de hele gemeente hoeft zich ermee te bemoeien, dat mag je een predikant niet aandoen! Dus zijn er beroepingscommissies, die namens de gemeente her en der mogelijke kandidaten selecteren en gaan beluisteren, in een dienst waarin zij voorgaan. Bij mij zit er dus op de eerste september een hele rij Nieuwlanders in de Breukelse Pauluskerk. Ik preek over Marcus 8, een genezingsverhaal. En dat terwijl mijn hartsvriendin een tiental kilometers verderop haar aangekondigde dood bestrijdt en bevecht. Dagelijks ben ik aan haar zijde, en zie machteloos toe. Als het bericht komt, de volgende dag, dat de Nieuwlanders unaniem besloten hebben een beroep op mij uit te brengen, ben ik in het ziekenhuis bij haar. Jarenlang heb ik gedacht: de dag dat ik een beroep krijg, drinken we champagne. Nu heb ik zelfs te kiezen uit twee gemeentes, al weet ik allang welke het wordt. En echt belangrijk is het niet eens meer. Alles draait alleen maar om die zieke vrouw, die zo lang en intens deel van mijn leven is geweest.
Nadat we haar begraven hebben, is mijn jawoord definitief, en regent het zowel condoleances als gelukwensen. En beginnen de gesprekken over onze toekomstige gemeente. ‘Wat werden er al gemakken, genoegens en voordelen ontdekt van de vroeger onbekende plaats! De een vond ze gelegen, de ander vruchtbaar en welvarend, de derde lief en landelijk; allen juist voor eene proponentsplaats geschikt; niet te groot, noch te klein. (….)Wat waren de menschen lief en eenvoudig! Wat was de pastorie netjes en de tuin ruim! En wat heerlijke rijwegen en vruchtbare landouwen!’
Drieëntwintig is Van Koetsveld als hij bevestigd wordt in het ambt. Hij trouwt eerst, met zijn Cornelia, en vertrekt vervolgens bepakt en bezakt naar de pastorie te Mastland, waar het hele dorp hem opwacht en hij ternauwernood kan voorkomen dat er tijdens de aankomst saluutschoten worden afgevuurd. Na de vorige predikant, die 40 jaar bleef, ‘verheugde de gemeente zich, dat zij weer een eigen leeraar ontvangen zou en wilde in hem een hartelijken vriend welkom heten’. Twee dagen na aankomst volgt de bevestiging en intrede. ‘Plechtig, onvergetelijk oogenblik, waarop geheel de omvang en al het zalige mijner nieuwe betrekking mij voor den geest stond en op het harte woog, ofschoon in eene bedwelmende verwarring’. Bedwelmend is ook de verwarring die in de pastorie heerst op deze dag, waarin Cornelia van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat een overvloed aan gasten moet voorzien van gebak en gebraad, en zich ondertussen moet laten feliciteren als nieuwbakken predikantsvrouw. Ondertussen pijproken de mannen, veelal predikanten. ‘Daarvan sprak altijd, door eene zekere gewoonte van spreken, minstens de helft te gelijk’.
Op de dag van mijn bevestiging en intrede in de Dorpskerk te Westmaas, op 6 januari 2013, ben ik 49 jaar. Het is een dag die als een kroon wordt gezet op de jaren die eraan vooraf zijn gegaan. Niet zonder pijn en zorgen is het tot deze dag gekomen. Voor mij, meisje uit de gereformeerde gemeente, gescheiden vrouw met drie opgroeiende kinderen, voor mij zijn woorden als roeping en genade en vertrouwen levende woorden geworden, werkelijkheid in mijn leven. De zegen is tastbaar aanwezig in de kerk, deze dag. In het Licht dat brandt, in mijn dierbaren die met mij onderweg zijn, in de gemeente die met mij op weg wil gaan, in een eeuwenoude kansel vanwaar het Woord gesproken wordt, altijd weer gesproken wordt. Zij is tastbaar aanwezig in de handen die mij zegenend aanraken, vertrouwde handen van bevriende predikanten en nieuwe handen van gemeenteleden, handen die mij aanraken en op weg sturen.
‘Behoed en bewaar Gij haar lieve God’ zingt de gemeente.
Ik preek over Matteus 14, het verhaal dat mij zo vaak heeft geroerd. Jezus die komt aanwandelen in de storm, de bange leerlingen en Jezus’ woorden: blijf kalm, ik ben het, wees niet bang. Het zijn woorden die mij persoonlijk diep raken. Het licht bestraffende erin: er is niets om bang voor te zijn; ik ben er, in de storm. Vertrouw gewoon. Blijf kalm.
Hoe Petrus op het water wil lopen, wat een rare vraag toch! Wat bezielt hem! Natuurlijk lukt het niet, natuurlijk niet, niemand kan over het water lopen. Maar Jezus heeft geen compassie met hem. Het licht bestraffende wordt expliciet: kleingelovige, waarom heb je getwijfeld!
Het verhaal van Matteus 14 is mijn eigen verhaal, een verhaal van spoken in de storm en hopen op de overkant. Het verhaal van op mijn kop krijgen, want waarom heb ik getwijfeld, ik wéét toch dat ik nooit alleen ben, ik hoef alleen maar achterom te kijken in mijn eigen leven om dat steeds weer beschaamd vast te stellen. Het verhaal van Matteus 14 is ook het universele verhaal van de gelovige, die als de storm opsteekt bang is om te verzuipen, om te gronde te gaan, om nooit de overkant te halen. Het is het verhaal van de kerk, overkant onzichtbaar, storm op zee en Jezus die niet wordt herkend. Blijf kalm, ik ben het, wees niet bang. Het zijn de meest bemoedigende woorden die ik ken, troostend en activerend tegelijk. Jezus is doelgericht op weg naar de overkant, storm of geen storm. En wij gaan mee, storm of geen storm.
Na afloop van de dienst is er een enorme rij mensen die mij de hand wil schudden. Heel aardig, al die complimenten, je past hier zo goed, je preekt zo aansprekend, wat knap hoe je het allemaal doet, maar halverwege de rij krijg ik een dringende behoefte om terug te zeggen: morgen is het maandag, en dan moet ik het eerst maar eens allemaal gaan dóen.
Bedwelmende verwarring is wel een goede omschrijving voor de toestand waarin ik ’s avonds thuis in Mijdrecht de dag overzie, bedwelmd door cadeau’s en bloemen, toespraken (de burgemeester maakt zich onsterfelijk door aan mijn jongens te vragen of ze van spruitjes houden), mooie woorden en gelukwensen.
We hebben patat gegeten, gewoon van de snackbar, om toch een beetje down to earth te blijven en ook wegens het gebrek aan iets wat Van Koetsveld wél had: een partner die de fysieke verzorging op zich neemt.
Ik moet het allemaal zelf doen.
Of nee, zo is het niet. Als we een half jaar na de bevestiging en intrede verhuizen naar Westmaas is ook de hulp die we krijgen bedwelmend. En als we nog weer wat later een Open Huis organiseren om onze prachtig gerenoveerde nieuwe woning (‘wat was de pastorie netjes en de tuin ruim’….) te presenteren, is goede vriend Frank mijn Cornelia voor een paar dagen: kokkerellend en redderend.
Maar de statige pastorie waarin Van Koetsveld woonde, één van de drie rijksmonumenten in het dorp (tesamen met de Dorpskerk en de molen) is niet degene die wij betrekken. In de afgelopen eeuw zag de gemeente zich genood-zaakt dit deel van haar geschiedenis te verkopen. ‘Mijn’ pastorie is een woning uit de jaren ’50. Waar Van Koetsveld beschrijft hoe hij bij de intocht in Westmaas, per koets, door ‘duizenden’ ogen bekeken werd, telt de gemeente Nieuwland in 2013 rond de 1030 leden, en dat zijn niet alleen mensen uit Westmaas, maar ook de voormalig gere-formeerden uit Mijnsheerenland en Klaaswaal, die zich nu allemaal onder de noemer ‘protestants’ laten samenvatten. Iemand zei me later: je bent hier geruisloos ingeburgerd. Dat gaf een sfeer aan, waarin veel dingen vanzelf gingen, maar het was ook letterlijk het geval. In dit dorp van 2000 zielen geen saluutschoten meer bij de komst van een nieuwe dominee.

Marijke van Selm