De afslag die we niet genomen hebben

Ethiek is een bleke jongeman met een groot hoofd, een bril en zachte handen, die vooral voor boeken en toetsenbor-den gebruikt worden. Hij leest veel en denkt goed en grondig over de dingen na. Wat hij te melden heeft is altijd zinnig en in zijn genuanceerde afwegingen en stellingnames is hij eigenlijk steevast overtuigend. Ieder weldenkend mens zou hem gelijk geven. Maar hij krijgt het niet. Hij begrijpt dat ook wel, al kan hij het niet goedkeuren. De dingen gaan zoals ze gaan. Ethiek moet zich tevredenstellen met marginale aanpassingen.

Hans Jonas
Dit kan in geen enkel opzicht een portret van Hans Jonas zijn. Hij is ook niet in de eerste plaats ethicus; hij is meer wat je een denker moet noemen. De stereotype ethicus is bescheiden en verantwoord, terwijl Jonas een stoer en stoutmoedig denker is. Hij beoogt een ‘tractatus-technologico-ethicus’, en dat ‘moet op staal lijken en niet op watten’ (19). Toch roept zijn magistrale boek Het principe verantwoordelijkheid deze vraag op. In de kern moet je hem met zijn ‘ethiek voor de technologische civilisatie’ (waarvan de ondertitel spreekt) gelijk geven. Maar hij heeft het van de powers that be in de wereld – de politiek, de economie, het internationale bedrijfsleven – niet gekregen.

Het boek
Stoer en stoutmoedig komt Jonas op voor bescheidenheid en verantwoordelijkheid. De moderne technologische samenleving heeft een nieuwe ethiek nodig. Jonas toont dat krachtig en overtuigend aan (31vv.). Het oude morele denken volstaat niet meer, omdat dat het geen rekening houdt met de door technologie enorm gegroeide hande-lingsmogelijkheden en de reikwijdte van de gevolgen van menselijk handen. Wat wij doen, kan gevolgen hebben die wereldwijd en tot in lengte van jaren doorwerken. Wat wij doen, vindt niet alleen plaats binnen de werkelijkheid, binnen het milieu, maar het kan die werkelijkheid, het milieu vergaand veranderen. De enorm gegroeide macht vraagt om een navenant gegroeide bezonnenheid. Dat houdt voorzorg in: afzien van handelen dat mogelijke, waarschijnlijke milieuschade tot gevolg heeft (of maatregelen nemen ter compensatie van die gevolgen). En om de eigen variant van de categorische imperatief is het boek bekend geworden: ‘Handel zo dat de gevolgen van je handeling niet in strijd zijn met de duurzaamheid van echt menselijk leven op aarde’ (39).

30 jaar verder
Het is een bijzondere ervaring om datgene wat we allang menen te weten en wat bijna voor vanzelfsprekend geldt geschreven te zien staan als iets wat kennelijk niet zo gek lang geleden nog betoogd en aangetoond moest worden. Kennelijk wennen we snel aan de ingrijpend veranderde omstandigheden. Het is bijna een cliché.
Tegelijkertijd confronteert lezing van dit zogenaamd logische en vanzelfsprekende je ermee dat de ethische conse-quenties daarvan al die jaren feitelijk niet of nauwelijks getrokken zijn. Of nee: ze zijn wel getrokken – ook dat hoort tot het vanzelfsprekende, waar een tiener zou zeggen: ‘ja, dûh’ – maar niet in praktijk gebracht. Daar komt het onvanzelfsprekende en vreemde van het boek opeens naar voren. Er wordt namelijk een duidelijke morele taal gesproken, en een krachtige ook. Er wordt een keuzemogelijkheid geboden, er is iets te kiezen in onze omgang met techniek en milieu. En die keuze is moreel. Dat er iets te kiezen is, wordt gepresenteerd als een vanzelfsprekendheid. De mens is toch vrij om te kiezen, zij is toch baas over haar handelen. Misschien zullen we dat nog steeds zeggen, maar of we het geloven en ernaar leven is een tweede. Jonas’ boek – nu het in het Nederlands uitkomt ruim 30 jaar later – toont hoe we zijn verder gegaan. Het toont de afslag die we niet hebben genomen. En ook het point of no return dat ergens achter ons ligt.
De 30 jaar die verstreken zijn bewijzen het gelijk van het boek. We veranderen de werkelijkheid door de techniek. Natuurlijk. Er zijn genoeg rampen geweest. Maar we veranderen ook ons denken door wat we doen. Doordat we vrijwel onbezonnen door zijn gegaan, hebben we de ruimte voor bezinning en bezonnenheid drastisch ingeperkt. We hebben onszelf afgeleerd fundamentele morele en ethische vragen te stellen bij technologie (althans: we hebben het zelden of nooit zover laten komen dat we vanwege die vragen afgezien hebben van technologische innovaties). Omdat we de keuze hebben gemaakt om niet te kiezen, hebben we maar weinig keuzemogelijkheid over. De technologie, het energieverbruik, het verstoken van fossiele brandstoffen, de exploitatie van natuurlijke ‘hulpbronnen’ sowieso en in dat alles de economische groei, het heeft allemaal een vlucht genomen die niet meer te stuiten is. Uiteraard zijn er tegenbewegingen; dit is eenzijdig en pessimistisch. Maar het is geen vraag of die alternatieve trends te laat komen. Het is de vraag hoeveel dat zal kunnen redden.

Verdwijning van de ethiek
Toch lijkt het boek zelf eigenlijk ook al te laat te zijn gekomen. Het zet duidelijk uiteen dat we moeten kiezen en ook wat we moeten kiezen: een verantwoorde omgang met onze macht om het voortbestaan van mens en natuur te waarborgen. Hoe we dat dan concreet moeten doen, hoe we moeten kiezen, welke concrete keuzes, dat blijft nog onduidelijk. Jonas kondigde in zijn ‘Voorwoord’ een vervolg aan, een concrete toegepaste ethiek (20). Die is er nooit gekomen en ik heb niet kunnen vinden waarom niet. Ik vrees omdat de vele kleine keuzes waarin de grote keuze, de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan gerealiseerd moest worden, zich niet ethisch dwingend lieten omschrijven.
Ook in het boek verdwijnt de ethiek sluipenderwijs. Het begint met een scherpe, vooruitziende blik. Met een klare lijn worden de omtrekken van de nieuwe benodigde ethiek geschetst. Maar dan slaat het boek als het ware achteruit, en de ethiek maakt plaats voor meta-ethische, metafysische en ontologische redeneringen. Het is het staal dat Jonas wil: een draagkrachtige constructie op een solide fundament. Hij wil niet appelleren, hij wil argumenteren en overtuigen. Zodoende gaat hij in op het probleem van ‘Sein’ en ‘Sollen’ en probeert de norm te funderen in het wezenlijk doelgerichte van het zijn, in een inherente overlevingsdrang.

Staal of watten
Is het staal, of grijpen we toch in watten? Hij ontvouwt een mooie theorie van verantwoordelijkheid, met de ouder en de politicus als paradigmatische dragers van verantwoordelijkheid (133-218). Maar daarna dwaalt hij verder af langs intellectueel wel onderhoudende, soms ook gedateerde bespiegelingen (zoals over de vraag: welk staatsbestel – kapitalisme-vrije markt of socialisme, communisme, geleide economie – is beter in staat om het milieuvraagstuk het hoofd te bieden?). Ook geeft hij een uitgebreide kritiek van de utopie omdat zijn principe verantwoordelijkheid (tegenover Blochs principe ‘hoop’) nu juist concreet, nuchter en realistisch wil zijn.
Dan denk je al gauw, schoorvoetend: toch watten. Het is niet het roestvrije staal dat hij beoogde. Toch heeft het wel degelijk zijn hardheid. Ook zonder dat hij zijn doel bereikt zet Jonas ons aan het denken. Juist over het zijn, over de werkelijkheid, over de dragende balken – het staal dus -, de visie op en verhouding tot de werkelijkheid. Die dragende balken zijn er, onafhankelijk van ons denken, willen en wensen. In die zin zijn de doelgerichtheid en de utopie ook goedgekozen thema’s. De utopie allereerst (niet alleen toen actueel) omdat de mens daarin al gauw wens laat prevaleren en vakantie neemt van de werkelijkheid. Zijn denken over de doelgerichtheid van het zijn confronteert de alom beleden zin- en doelloosheid van het bestaan (we zijn hier toevallig, de evolutie is doelloos). De lezer denkt al gauw: ‘dit is niet dwingend, en overtuigt mij er niet van dat ik een doel heb …’. Dus is ieder doel te kiezen; alles is willekeurig. Het is maar wat je wenst of denkt en zo aan de werkelijkheid oplegt. Dat die werkelijkheid er is en zijn grenzen heeft, wordt wel steeds duidelijker in klimaatverandering en verstoring van ecosystemen. Dringt dat zeker nog wel door tot ons denken (hoewel ook niet gemakkelijk), het bepaalt niet ons handelen. Juist die schakel wil de ethiek zijn. Die overbrenging is altijd gebrekkig, de ethiek is gewend aan teleurstellingen, maar je hoopt toch altijd op meer.

Tot slot
Ongetwijfeld is er ook een optimistische lezing van dit boek mogelijk. Verantwoordelijkheid kan nog altijd genomen worden. Die wordt ook al wel genomen (maatschappelijk verantwoord ondernemen; veel groene en duurzame initia-tieven en levensstijlen). Maar het is laat en fragmentarisch en veelal gedicteerd door eigenbelang, niet door iets ethisch hoogstaands als een principe verantwoordelijkheid. Het stelt teleur dat die afslag niet genomen is. Kennelijk kunnen we dat niet.
Herhaaldelijk verwijst Jonas terzijde naar de mogelijke motiverende en activerende kracht van religie, van het scheppingsgeloof, van een besef van heiligheid, of huiver en respect (57, 86, 349). Maar ja: een religie of een scheppingsgeloof is nu eenmaal niet op afroep beschikbaar. Maar of zij die dat persoonlijk wel beschikbaar hebben het beter doen, is nog zeer de vraag.

Coen Constandse

N.a.v. Hans Jonas, Het principe verantwoordelijkheid. Onderzoek naar een ethiek voor de technologische civilisatie, Uitgeverij IJzer Utrecht 2011 (Duits origineel is uit 1979)