Nu nog mooier!

logo-idW-oud

 

NU NOG MOOIER!

Het aantrekkelijker predikantschap volgens het rapport Veerman

God chaotiseert. Ik las dat en werd onweerstaanbaar aangetrokken tot de theologie en de kerk. Nu de PKN het predikantschap en de kerk als werkgever ook in de toekomst voor jonge, goed opgeleide mensen aantrekkelijk wil maken komt het weer in me op: God chaotiseert.

Roeping en antwoord

Het is een fascinerend artikel – of misschien meer een essay – ‘God en de chaos’, van A.A. van Ruler. Door de speelse, ongewone en bijna betoverende gedachtegangen in vervoering gebracht, ingeleid en ingewijd in de werkelijkheid kwam ik op de plaats waar ik moest wezen. Er ging een roep vanuit en ik antwoordde: dit wil ik ook. Theoloog zijn, spreken van God, van God geleerd zijn en dat mededelen.

Via de theologie werd ik vervolgens gewonnen voor de kerk en het predikantschap. Het zoeken naar vertolking van het evangelie, naar woorden voor verkondiging in deze tijd, naar nieuwe vormen van gemeente-zijn: is het – om het woord ‘uitdaging’ maar te vermijden – niet geweldig aantrekkelijk. Dat de kerk geen bloeiend bedrijf is, dat het vrijwel niemand lukt om die woorden en vormen te vinden die de ontkerkelijking keren, neem je dan gemakkelijk op de koop toe. Ik weet niet beter dan dat de kerk krimpt en intellectueel en maatschappelijk nauwelijks nog voor vol aangezien wordt. Daarbij past ook het voor een academicus relatief bescheiden inkomen. Hoort erbij. Geen probleem. Ik ben theoloog en wil dominee worden. Punt.

Het aantrekkelijker predikantschap van het rapport Veerman

Maar. Sinds november 2008 ligt het rapport Veerman op tafel, waarin de hele organisatie van het professionele pastorale werk in de gemeente op de schop wordt genomen. Naar aanleiding van een aantal niet te onderschatten problemen in de bemensing en bearbeiding van gemeentes in platteland en grote stad stelt men ingrijpende maatregelen voor. En ik kan mijn ogen niet geloven, ik weet niet waar ik moet beginnen met iets over het rapport te zeggen. Onwillekeurig komt Van Rulers artikel in me op: de PKN reorganiseert, God chaotiseert. Ik steiger bijna bij iedere alinea, ja zelfs bij de stijl en de opzet van het rapport (het gaat om het ‘aanpakken’ van ‘uitdagingen’). Ik moet me inhouden, en beperken.

Een van de doelen die men daarbij nastreeft is zoals hierboven al gezegd het waarborgen van de aantrekkelijkheid van het predikantschap voor jonge mensen. Ongetwijfeld zal de Stuurgroep die het rapport schreef hier onderzoek naar hebben gedaan, en kan ze met cijfers in de hand aanwijzen welke jonge, goed opgeleide mensen de kerk en het predikantschap nu onaantrekkelijk vinden en om welke reden. Ik neem onmiddellijk aan dat men zal kunnen staven dat het aantrekkelijker is om predikant te worden als men in een hiërarchisch gestructureerde beroepsgroep terechtkomt, tegen een lager aanvangssalaris dan het huidige en met een beperkt aantal periodieken in de eerste jaren. Het is aantrekkelijker omdat men in een team begint als jongste bediende, onder begeleiding van een daartoe ietsje bijgeschoolde (meer zal dat met de beschikbare middelen en tijd niet kunnen zijn) collega. De bepaald twijfelachtige reputatie van het predikantencorps op het gebied van collegialiteit ten spijt, is het aantrekkelijker om in onder dwang van bovenaf gevormde teams te gaan werken, met alle tijdrovende werkoverleggen en vergaderingen van dien. De teams en de eigen loopbaan worden immers begeleid, met gebruikmaking van ‘moderne HRM-technieken’, door een met enkele cursussen bijgeschoolde (ook hier: veel meer dan dat zal het niet kunnen zijn) en dus gespecialiseerde ‘professionele’ functionaris. Ten slotte: ook het werk, waar het de meeste mensen die het predikantschap nu al aantrekkelijk genoeg vinden, om gaat, wordt mooier, door specialisatie en door minder in de eigen gemeente en meer regionaal te gaan werken.

Bitter

Dit klinkt allemaal te zuur, te bitter, ik weet het. Ik ben een paar keer opnieuw begonnen om het wat anders op te schrijven. Met meer oog voor de goede voorstellen die er op onderdelen ook zijn, die ik ook zie. Maar het lukt niet. Ik kom niet los van de rekensom dat er met de niet te onderschatten uren voor het noodzakelijke werkoverleg en de functionarissen en teamleiders per saldo minder tijd en energie, minder arbeidskracht, minder ‘predikant’ beschikbaar is voor het echte werk. Ik kom niet los van de gedachte dat in het rapport de aantrekkelijkheid van het ambt van predikant niet langer in het werk zelf wordt gezocht, maar in randvoorwaarden. In de mogelijkheid van een loopbaan, die zelfs min of meer bij het werk in een gemeente vandaan leidt, bij wat men het grondvlak of de basis zou kunnen noemen. Het summum lijkt te zijn om uiteindelijk als ‘senior predikant’ een team aan te sturen. Om leidinggevende te worden.

De storm in

Voor zover ik toekomst zie in het predikantschap en de kerk, is dat in de tegenovergestelde richting. Met generalisten, werkzaam in – dat is niet anders – minder en groter wordende gemeentes. Waar nodig en mogelijk zullen zij samenwerking zoeken met naburige collega’s. Met een minimum aan ‘overhead’, aan organisatie en functionarissen. Ik zie eerlijk gezegd geen toekomst voor de Dienstenorganisatie. We zullen dat niet kunnen betalen op termijn, we moeten dat ook niet willen. De kerk vaart als een schip de storm in (de beeldspraak van spoorweg en trein in ‘De wissel voorbij: het spoor en de bielzen’ is suggestief, ze lijkt mij niet ter zake). Alles wat overbodig is moet overboord, en met een stormzeiltje moeten we erdoorheen zien te komen. Reorganisatie en herstructurering zijn noodzakelijk, maar moeten niet overschat worden. Ontkerkelijking is niet weg te organiseren. Een professioneler predikant krijgt de kerk niet vol. Dat is allemaal ook niet het doel. De gemeente moet leven bij het Woord en als ze daarmee een minderheid wordt, dan is dat niet anders.

Ik heb Bas Plaisier in een radio-interview eens horen verzuchten dat hij soms ook niet begreep dat het met de kerk toch zo terugliep, ‘hoe God het toch zo kon laten versloffen’. Met dat het ons maar niet lukt – ook niet met een zelfbenoemd nieuw elan – om het tij te keren kan ik me steeds minder aan de gedachte onttrekken dat het de Geest van God is die ontregelend en ontkerkelijkend werkt. Dat hij het trotse, hoog opgetuigde schip van weleer de storm in jaagt om ons te beproeven. Opdat we, gelouterd en – meer ondanks dan dankzij onze stuurmanskunst – gespaard, in de stilte na de storm God midden onder ons bemerken, en aanbidden: ‘Wie is toch deze, dat zelfs de storm hem gehoorzaamt?’
Daarom wil ik, ondanks ‘Veerman’, kome wat komt, nog altijd predikant worden.

Coen Constandse