Zelfbeschikking de moraal voorbij

logoIdW

ZELFBESCHIKKING DE MORAAL VOORBIJ

‘Ik vind dit van een treurigheid dat ik er niet eens woorden voor heb.’ Zo schreef Wessel ten Boom eerder in dit blad over het ‘Burgerinitiatief voltooid leven’, over levensbeëindiging en stervenshulp bij ouderen boven de 70 (13 maart 2010; IdW 39/4). Eind januari staat het op de agenda van de Tweede Kamer. Meer dan 100.000 mensen ondersteunden het initiatief, ook wel bekend onder de naam ‘Uit vrije wil’.

Er geen woorden voor hebben: dat is herkenbaar. Het voorstel is voor velen zo vreemd, zo totaal anders dan het eigen denken en beleven. ‘Dit doe je gewoon niet’ – ‘Nou, ik dus wel.’ Leven en dood worden zozeer anders benaderd en beleefd, dat je eigenlijk niet eens weet hoe of waar je het gesprek zou moeten beginnen. Tegelijkertijd is dit ‘geen woorden hebben’, het niet meer tot een gesprek kunnen komen, een groot probleem. Het burgerinitiatief verwoordt namelijk wel een sentiment dat breed leeft. Zelfbeschikking. Regie over je eigen leven hebben. Je moet iets van je leven maken en als dat niet meer gaat, als alles ervan gemaakt is en maken niet meer kan, ja dan is het ook eigenlijk al afgelopen. ‘Dan leef ik niet meer en dan wil ik dus dood. Wie ben jij om mij dat te ontzeggen? Wie ben jij – of wie is de samenleving, de overheid – nou helemaal om me hulp daarbij te verbieden?’ Daar zijn inderdaad niet zomaar woorden voor.

Het einde is zoek

Dat er een probleem is met de laatste fase en het einde van het leven is duidelijk. We leven langer, kunnen het leven steeds verder verlengen. Met betere geneeskunde en betere zorg worden veel ziekten, kwalen en gebreken van dodelijk ‘slechts’ chronisch. Het sterven wordt uitgesteld en daarmee raakt het einde zoek, zoals Kuitert dat jaren geleden al treffend uitdrukte. We worden dus steeds ouder, leven langer met meer gebreken – en we weten steeds minder hoe dat moet. Wat moeten we daarmee? Daar moet over gesproken worden.

Nu blijft in het burgerinitiatief onduidelijk wat eigenlijk onder dat ‘voltooide leven’ verstaan wordt. In de publiciteit gaat het toch vaak over fysieke en mentale aftakeling en vergaande hulpbehoevendheid (zie de voorbeeldsituaties op de website van het burgerinitiatief). Dat wordt onder de huidige euthanasiewet al als legitieme grond voor euthanasie gezien. Maar van een ‘voltooid leven’ zou men natuurlijk ook kunnen spreken zonder dat er van klachten al sprake is. Een vitale oudere kan dat ook ruim voor willen zijn. Als de stervenswens authentiek is, gebiedt het recht op zelfbeschikking dat in deze wens bewilligd moet worden.

Schaduwloze wereld

In het licht van de problemen en complicaties rond de laatste levensfase vind ik het burgerinitiatief toch huiveringwekkend. Het zal niet zo bedoeld zijn, maar er lijkt toch met een zeker gemak over de zelfgekozen dood te worden gesproken. Beschermwaardigheid van en gehechtheid aan het leven, men noemt het in de overwegingen ook allemaal. Maar de teneur is toch: als iemand dood wil, moet je daar niet te moeilijk over doen. Ga er maar van uit dat diegene daar goed over heeft nagedacht. En het is toch diens eigen leven, niet het jouwe? De dood is gewoon een optie. Het lijkt zelfs niet meer zozeer een ‘uitweg’ te zijn (zoals het boek van de psychiater Chabot over zelfdoding heet), het is een gewone, begaanbare, alleszins redelijke route.

Met eenzelfde gemak als over de zelfgekozen dood spreekt men over ‘vrije mensen’ en ‘voltooid leven’. In de genoemde voorbeeldsituaties figureren stuk voor stuk sterke, zelfbewuste en daadkrachtige personen die na een rijk, actief leven (werk, vriendschappen, liefde, familie) tot het inzicht komen dat het voltooid is en de dood gekozen moet worden. De voorbeelden zijn een orgie van empathie, liefde, invoelende partners en vrienden, schatten van (klein)kinderen en indringende gesprekken die tot begrip en acceptatie leiden. Mensonwaardig lijdende ouderen – in een grote, lichte, schaduwloze wereld. Geen verstoorde relaties, geen kinderen die azen op de erfenis of in hun drukke leven eigenlijk geen tijd en plaats meer hebben voor een aftakelende, eenzame ouder, geen kinderen waar überhaupt geen contact meer mee is. Geen verbittering, dwang, of een vlucht in de dood vanwege trauma’s, schuld of spijt – niets wat die zelfgekozen dood misschien minder mild en waardig, minder vrij en onverveerd zou kunnen maken.

De stervenshulpverlener

In de zonnige, ideale wereld van het burgerinitiatief wordt als oplossing daarvoor gesuggereerd de professionaliteit van de stervenshulpverlener. Die is ervoor opgeleid, toegerust en wordt getoetst en begeleid. Die stervenshulpverlener speelt in het geheel een sleutelrol. Hij of zij dient de stervenswens op authenticiteit te toetsen en bevragen. Deze staat garant voor een deskundige begeleiding van het proces naar zelfdoding. Een zware en verantwoordelijke taak – maar daar kiezen deze mensen natuurlijk zelf voor.

Met nadruk wordt gesteld dat deze hulpverlener handelt zonder een eigen normatief-ethische benadering. De zelfbeschikking staat voorop en alleen bij wilsonbekwaamheid is er grond tot weigering van het verzoek. Het is dus twijfelachtig of deze stervenshulpverlener ook actief doorvraagt naar hierboven genoemde ‘contra-indicaties’ en tegengas geeft. Nee, hij komt voor de stervenshulp, en is puur instrumenteel aan de zelfbeschikking van de oudere. Bovendien, de stervenshulp voorziet ook in een klachtenprocedure die vanzelfsprekend hoofdzakelijk dan in werking treedt als de klager nog leeft… Uiteraard zullen normaal gesproken naaste familieleden deze gesprekken voeren, maar wat als dat niet mogelijk is? Is zelfbeschikking totterdood dan het laatste woord?

Leven is zelfbeschikken

Wat dramatisch gesteld kun je zeggen: zelfbeschikking slokt het leven op. Dat wil zeggen: leven is actief beschikken. Het is willen, maken, bepalen, regie, zelfstandigheid, onafhankelijkheid, waardigheid. Waar dat er niet meer is, daar is het leven eigenlijk al geen leven meer. Kortom: zelfbeschikking prevaleert, dat bepaalt wat leven is. Niet het leven is voorwaarde voor zelfbeschikking, maar omgekeerd: zelfbeschikking is voorwaarde voor leven. Denken we in deze lijn consequent door, dan gaat het bij hulp bij zelfdoding, doodslag en moord niet om levensdelicten, nee: het zijn inbreuken op het zelfbeschikkingsrecht. De dood, of doden is geen probleem, mits de weloverwegende burger het bij zichzelf doet. Hoe tragisch ook voor nabestaanden, niemand heeft de plicht tot leven.

In die nadruk op zelfbeschikking – op zichzelf uiteraard een belangrijke waarde – zit natuurlijk ook het grote probleem van deze plannen. Er is om te beginnen de paradox dat men hamert op zelfbeschikking, terwijl er een ander nodig is om te helpen, meer nog: een hele organisatie, een stichting stervenshulp, opleiding, toetsing. Samenleving en overheid worden vriendelijk maar dringend om niet te zeggen verbeten gevraagd om deze zelfbeschikking van een wettelijke en institutionele inbedding te voorzien (en vermoedelijk ook financieel mogelijk te maken). ‘We jagen mensen een gruwelijke dood in’, aldus Petra de Jong van de NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde). ‘Artsen moeten hun verantwoordelijkheid nemen.’ Die moeten dus opeens niet zonder meer zelf beschikken. Huisarts Flip Sutorius vraagt retorisch: welk recht, welke vrijheid hebben we eigenlijk om niet te helpen?

Dat geeft ook aan hoezeer er in termen van rechten en plichten wordt gedacht, en dat men bovendien rechtstreeks vanuit het zelfbeschikkingsrecht komt tot plichten van samenleving, overheid en derden om die zelfbeschikking te faciliteren. Deze zelfbeschikking reikt zo uiteraard veel verder dan alleen het eigen leven.

Niet meer voor morele rede vatbaar

Het is misschien niet zo schokkend, maar wel teleurstellend en verontrustend: in die maatschappelijke doorwerking is men niet geïnteresseerd, en al evenmin in een morele discussie. Daar is men voorbij, niet meer voor rede vatbaar. Men zoekt geen gesprek over de zware en soms onmenselijke laatste levensfase die allen kan treffen: wat daaraan te doen, wat daarin te investeren? Geen gesprek, maar alleen de slotsom, de uitspraak: dat de zelfgekozen, geassisteerde dood geregeld wordt. ‘Ik wil het! Dus waarom niet? Wie ben jij dat je beperkingen wil opleggen? Ik laat jou toch ook vrij? Laat iedereen het zelf beslissen.’ Je hoort het steevast in debatten over nieuwe medische mogelijkheden. ‘Waarom niet?’ Zo ontwijkt men liberaal en humanistisch de wezenlijke vragen. Laat het individu maar beslissen. Dit roept privatisering en marktwerking in de zorg als vanzelf op, want laat dan het individu het ook maar zelf betalen. Moraal – daar besteden we geen woorden meer aan. Want ach, jij hebt jouw moraal, en ik de mijne. Leven en laten sterven.

‘Het individu wil het.’

‘En waarom ook niet?’

Als dat morele deliberatie is, dan schieten woorden tekort.

Coen Constandse