Sabbatsrust en moordlust

logo-idW-oud

Sabbatsrust en moordlust (Markus 3:1-6) ‘… en ik zal u rust geven’ (Mattheus 11:28b)

Rust en onrust. Vrede en onvrede. Leven en dood.

Eerst de onrust. De onvrede. Moord. De wens om Jezus te doden ontstaat op een sabbat. Bij de genezing van een man met een verschrompelde hand, op sabbat, in de synagoge spreekt Jezus de Farizeeën scherp toe. ‘Mag men goed doen of kwaad doen op sabbat?’ Een kwestie van leven en dood. Leven of dood. ‘Kies dan het leven.’ De Farizeeën smeden een complot.

Is dit historisch? Is het echt zo gegaan? Dat is twijfelachtig. Jezus’ uitspraken over de sabbat – ‘de sabbat is er voor de mens, de mens niet voor de sabbat’ en de toestemming, nee, het gebod van goed doen, leven redden op sabbat – zijn in overeenstemming met wat rabbijnen zeggen over de sabbat in Misjna en Talmud. Wat wil Markus zijn lezers eigenlijk vertellen? Wil hij Jezus zo graag afzetten tegen de Farizeeën – misschien omdat Jezus er zelf één was? Bovendien: hoe weet Markus dat zo goed, van dat complot met de Herodianen? Is Markus eigenlijk niet schuldig: aan karaktermoord? Is het werkelijk voorstelbaar dat Jezus’ optreden, zoals Markus dat zeer kort schetst, onmiddellijk aanleiding is tot de ergste misdaad? Het komt als een donderslag bij heldere hemel. Opeens zitten we midden in een verhaal van bedenkelijk allooi – een soapserie, een slechte misdaadroman: ‘er zit maar een ding op. We moeten hem vermoorden.’

Al te gemakkelijk verklaren we de haat jegens Jezus vanuit de machtspositie van de joodse ‘religieuze leiders’ en hun angst die macht te verliezen. De perfecte karaktermoord is blijkbaar gepleegd: de Farizeeën als klassieke bad guys.

Kunnen we ons voorstellen dat de Farizeeën oprecht letterlijk heilig verontwaardigd waren, tot moorddadige woede aan toe? Hoe onvoorstelbaar ook – en tegen de draad van Markus’ vertelling in – misschien moeten we het eens wagen met deze vooronderstelling. Kunnen wij ons voorstellen wat de sabbat betekent? Dat er een doodstraf staat op overtreding? Wat zou ons dat kunnen leren? Ik hoop zo ook nader te komen tot het evangelie van Jezus Christus dat Markus wil vertellen.

De sabbat was en is voor het jodendom een wezenlijk gebod. Het kan niet zonder. Het staat onder meer voor Israels uitverkiezing en daarmee, zo zou men kunnen zeggen, pars pro toto voor de hele Tora. Voor alle geboden, alle heilzame grenzen, alle bepalingen en onderscheidingen (zoals rein-onrein), die het leven afgrenzen tegen het levensbedreigende, tegen de dood. Het leven wordt leefbaar, vatbaar voor heiligheid, voor levende omgang met de Heilige. Er zijn heel duidelijke grenzen. Absolute grenzen. Een kwestie van leven en dood. Voor de sabbat kwam men tot een lijst van 39 verboden handelingen.

Jezus’ optreden doorkruist deze duidelijkheid en doorbreekt absolute grenzen. En al sluiten Jezus’ woorden wel aan bij rabbijnse onderwijzing, toch moet zijn vrijmoedigheid tegenover de sabbat opvallend zijn geweest (blijkens de redenering in Mk 2:23-28, het arenplukken op sabbat; een beroep op gezag als (en meer dan) David). Hier dreigt werkelijk anarchie. Is er dan niets meer heilig? Met de regel ‘de sabbat is er voor de mens’ kan men alle kanten op. Absolute vrijheid. Wetteloosheid. Dan dreigen onrust en onvrede.

Jezus belooft rust. De Opgestane groet: ‘Vrede’. Hij ziet de menigte als kudde zonder herder. Ver van de wateren van sabbatsrust. Hij ziet de mens – met een verdorde, verschrompelde, verkrampte hand.

Jezus belooft. Die belofte komt in de tekst van Markus in vraagvorm. Hij vraagt naar het sabbatsgebod en daarmee de hele Tora. Hij vraagt naar die grenzen. Goed en kwaad. Leven en dood.

Hoeveel hebben wij van het leven, de rust en de vrede begrepen? Kunnen wij ons voorstellen wat de sabbat, wat sabbatsrust betekent? Hoe zien onze christelijke rustdagen er eigenlijk uit? De rust is ver te zoeken – ook in de kerk, zeker in menige consistoriekamer. Een drukte van belang! De kerkdienst zelf: niet zelden een product, een consumptieartikel, theater! We stellen hoge eisen: het moet leuk en pakkend, diep en rijk aan ervaring, met een scherpzinnige preek, een cabaretier-dominee. En na – of helemaal zonder – de kerkdienst de ‘vrije’ dag: quality time. Met een lijst van dingen die moeten.

Jezus provoceert. Hij wacht zes dagen. En plaatst op de zevende in al onze ‘rust’ en (om met het Dienstboek te spreken) ‘verstilling’ onze verschrompeling en verkramping in het midden. Onze onrust en onvrede komen aan het licht. Feitelijk: ongeloof, wantrouwen, wanhoop. We zijn de Levende en het leven zomaar kwijt, met al onze lijstjes van do’s en don’ts.

Uiteraard staat daar de mens met een verkrampte hand. Hij kan niets meer – kan niet eens een gebod overtreden. Niet de Torarol opslaan, niet met zijn jad de plaats aangeven waar we gebleven zijn met lezen. Hij weet het niet meer. En hem stelt Jezus in het midden in de synagoge. Hem geneest Jezus – zijn hand wordt losgemaakt. Hij wordt onderwezen in de Tora – ‘is het geoorloofd …?’ Hij wordt midden in het leven gezet.

Jezus leert geen anarchie of wetteloosheid. We hebben als gemeente daar nog wel iets te leren, ook wat onze rustdagen betreft. Hij wijst terug naar de Tora, naar het Woord, terug naar de Heilige Israels en verbindt daar de genezen, bevrijde mensen aan. Daar is leven. En Markus wijst naar Jezus als de Christus en verbindt zijn gehoor met hem. Zijn woorden en daden. Leven – met de Opgestane. Rust. Vrede.

Coen Constandse