Met de rug tegen de muur (Ef. 2: 14vv)
MET DE RUG TEGEN DE MUUR –
Efeziërs 2:14vv.
Het geloof heeft het in het algemeen niet zo op muren – zeker niet als ze met wapens bewaakt worden, als vijanden aan weerskanten elkaar naar het leven staan. En terecht: we geloven in een God die muren en grenzen doorbreekt. Jezus heeft de tussenmuur weggebroken (Ef. 2:14). God bevrijdt, als ‘Durchbrecher aller Bände’ (Gez. 435). De muur van Jericho valt, niet door krijgsdienst maar door eredienst, in de liturgie. En waarvan we zingen – ‘aller mensen broederschap in het ene Goddelijk licht’ – zien we het liefst zo snel mogelijk gestalte krijgen. Ontwapening, wereldvrede, mensenrechten, Verenigde Naties. Nooit meer oorlog. Haviken worden duiven. Zwaarden worden omgesmolten tot ploegscharen.
Maar in de bijbel wordt ook het omgekeerde voorzegd: ploegscharen tot zwaarden. In de bijbel richt God ook muren op. Met dat omgekeerde weten we eigenlijk niet zo goed raad. Dat wil zeggen: theologisch niet. Want we zien dat omgekeerde natuurlijk dagelijks, en of we er raad mee weten of niet, het is gewoon zo. De werkelijkheid is ‘verkeerd’, we zien en horen van oorlog en geweld, als we tenminste willen kijken en lezen. ‘Onze jongens’ in Afghanistan. De muur in Israel. Maar hoe dat met God te maken heeft? God is daar toch gewoon tegen, Hij is toch – net als wij – van de lieve vrede? God staat aan onze kant! Navolging is een protestmars. De val van de Berlijnse Muur, de verdwijning van het IJzeren Gordijn: Gods hand in de geschiedenis! Op naar de volgende muur! ‘God roept en wat de mensen scheidt, dat zij geen scheiding meer.’
Maar dat God ook muren opricht, stoort die ijver en ons zingen stokt. De volledig muurloze wereld heeft een naam in de bijbel: Babel. Als het volk terugkeert uit de ballingschap is de wederoprichting van de muren van Jeruzalem als een opstanding uit de doden. Maar de stad moet een burcht worden; zelfs het Nieuwe Jeruzalem heeft een hoge muur. De vestingwerken van de Vredesstad zullen onder vuur komen. De bijbel tekent God ook als een strijder, een onverzettelijke held, die zich in het krijgsgewoel begeeft. We raken daar in het NT ook niet los van. Want daar vinden we het Woord ook niet enkel op de akker en in de boerenschuur, bij het zaad en de ploegscharen. Het is een zwaard, zoals Jezus ook niet zomaar vrede brengt. En we zouden wel als de herdersjongen David willen zijn, onschuldig met zijn slinger, maar we krijgen een wapenrusting aangegespt en voor ieder op zijn post is waakzaamheid geboden (Ef. 6:10vv.; 1Tess. 5: 8vv.).
We kunnen in het geloof niet volstaan met een idealistisch verlangen naar een wereld zonder muren en geweld, met protest tegen de muur. Ook al omdat we aan onze kant van de muur ook andersdenkenden ontwaren, mensen die de muur verdedigen. Er rijst als het ware plots nog een muur op, haaks op de eerste. En mag die eerste vallen, die andere blijft. Niet iedereen denkt en voelt als wij. Des te feller en hartstochtelijker zou ons protest kunnen worden. Als het gedeelde, gemeenschappelijke gebied kleiner en begrensder wordt, des te overzichtelijker de wereld en des te groter het eigen gelijk. Wij willen die muren wel weg hebben – waarom houden zij die muur overeind, waarom willen zij dat? Waarom zien zij het niet, waarom zijn zij niet zoals wij?
Het geloof kan er echter niet zomaar van uitgaan dat God aan haar kant staat. Waar vinden we God in die van muren en geweld doortrokken wereld? Het geloof ziet Hem werkzaam in de bewegingen van geweldloos verzet, mensenrechten en wereldvrede. Daar zit Hij achter, Hij zweeft erboven in idealen en inspiratie. Zo is Hij ons nabij – maar zo kan Hij ons ook te eigen worden. Als we geloven dat Hij van de andere kant komt, stuiten we op God in de opponent, de tegenstander, in de vijand achter de muur, ja, in de muur zelf tussen ons in.
God is niet zo gemakkelijk te plaatsen. In de bemuurde wereld wordt met naasten en vijanden ook Hij aan ons blikveld onttrokken. En als we hem toch zeker menen te vinden in Jezus, heft dat het zoeken niet op. Hij werd tot de misdadigers, tot onze vijanden gerekend. Jezus werd buiten de muren gevoerd, tot over de laatste grens.
Muren en vijandschap wijzen ons op God en zijn Gezalfde, die van de overzijde komt en ons ontmaskert als murenbouwers, ja, als vijanden. Hij komt ons niet bevestigen, maar ontzetten. Hij breekt weg wat wij opwerpen aan wetten en inzettingen, aan geloof en vroomheid en rechtvaardigheid, wat wij dichtmetselen met idealen en goede bedoelingen. Hij verzoent ons met God, niet door ons aan God gelijk te maken – net zo doorbrekend, net zo rechtvaardig – maar door ons juist tegenover hem te zetten. Hij verzoent ons met elkaar, niet door de ander, de naaste, de vijand aan ons gelijk te maken, maar door ons, opponenten, vijanden, naast elkaar te zetten en zo te verenigen voor hem. Er gaat een heel andere muur omver dan wij dachten, en de werkelijkheid erachter, de wereld zonder die muur is een openbaring. En voor zolang het duurt, worden andere muren opgetrokken.
Wat zegt dat over de muren in onze wereld? Ze zijn een aanstoot. Er is altijd onrecht en onmenselijkheid in het geding. Dat was zo bij de Berlijnse Muur. Het is zo bij de Muur in Israel-Palestina en de muren in de wereldhandel, in heffingen en subsidies bestaande. Er zijn muren en hekken tussen ons en misdadigers, ‘gelukszoekers’ en ongewenste vreemdelingen. De ene muur is de andere niet. Maar die godgeklaagde muren tegenover ons, de markeringen van onrecht en onmenselijkheid doen ons stuiten op God. Daar is ook iets anders gevraagd dan idealisme en activisme. De navolging van de Gekruisigde, de liefde dringt ertoe het eigen standpunt, het eenduidige eigen gelijk en de evidente rechtvaardigheid van de goede zaak prijs te geven, en duwt ons naar de muur, de ander, de vijand en het onrecht. In de hoop op verzoening.
Coen Constandse