De dominee

logoIdW

 

DE DOMINEE – R.S. THOMAS

 

In the hill country at the moor’s edge

There is a chapel, religion’s outpost

In the untamed land west of the valleys,

The marginal land where flesh meets spirit

only on Sundays and the days between

are mortgaged1 to the grasping soil.

Zo begint het gedicht The Minister van R.S. Thomas. Een voor hem typerend gedicht. Eenvoudig en beeldend toont het ons een landschap, waar de wildernis niet ver is, en waar boeren hun harde werk doen. Midden daarin een kapel, als plaats voor de dienst aan God en de vraag naar zijn aanwezigheid. De plaats waar de dominee gaat werken.

Het is een lang gedicht. Het liefst heb ik gedichten kort. Dan blijft het te overzien, dan kun je met de weinige woorden goed aan de gang, met klank en ritme en betekenis. Maar dit gedicht heeft iets onontkoombaars, in titel en thematiek. The Minister, ‘de dominee’: het verhaalt van de lotgevallen van een dominee op het platteland. Ik las het eerder en zelf net bevestigd in het ambt wilde, of nee, moest ik het herlezen. Sinds de Welse godsdienstfilosoof Dewi Phillips in een gastcollege op de dichter R.S. Thomas attent maakte, een landgenoot van hem, een Welshman, hoort hij tot het bescheiden legertje dichters dat mij begeleidt. Zijn Collected Poems 1945-1990 staat geduldig in de kast, naast wapenbroeders en -zusters als Achterberg en Nijhoff, Szymborska en Gerhardt, op afroep beschikbaar. Mijn bevestiging was een gelegenheid tot mobilisatie. Want wat zegt het gedicht eigenlijk over de dominee en zijn ambt? De dichter, zelf predikant in de Anglicaanse kerk, publiceerde het rond zijn veertigste, na al meer dan tien jaar in de kerk te hebben gewerkt. Hij wist dus waarover hij dichtte – en waar ik, ongeveer op dezelfde leeftijd, aan begin.

Het gedicht is typerend voor het werk van Ronald Stuart Thomas (1913-2000), allereerst omdat het landschap en de natuur van Wales een prominente rol spelen. Het is Thomas’ eigen vaderland, waarvoor hij een nationalistische trots koesterde. De heuvels, valleien en ‘the moor’, het veenmoeras; ‘untamed’, ruig, wild, onheilspellend, maar ook ruim en eerlijk. De wind (‘unchristened’, ongedoopt), het weer, de seizoenen: de droogte, de hitte, de regen, de vorst. En de vogels: wulpen, zwaluwen, buizerds, uilen, lijsters, koperwieken.

O, but God is in the throat of a bird

[…]

Wales in fact is His peculiar home,

Our fathers knew Him. But where is that voice now?

God is dus aanwezig. Hij spreekt, en zijn stem is niet het prerogatief van predikanten. Maar die stem is niet vanzelfsprekend. Hij is ook verhuld en verborgen. God is een tweede terugkerend thema in heel Thomas’ werk, maar vooral als vraag, als de verborgene, de ogenschijnlijk afwezige. De filosoof Phillips schreef een boek over Thomas met als ondertitel: Poet of the Hidden God. Hij is niet zomaar te vinden in de harde, weerbarstige werkelijkheid, in het harde boerenbestaan en het leven van het gewone volk. Het is zwoegen op de ‘grasping soil’, de inhalige, grijpgrage grond: het kost zes lange werkdagen om er zoveel uit te halen aan oogst en turf dat je er kunt leven. Dit boeren- en plattelandsbestaan, dit leven met de elementen en de verhouding van die boeren tot hun kerk en hun priester vormt een derde thema, vooral in zijn vroege werk waartoe ook The Minister behoort. Thomas dicht erover zonder ook maar een spoor van romantisering of sentimentaliteit. Streng en eerlijk brengt hij de werkelijkheid onder woorden, soms ook narratief en anecdotisch: in afzonderlijke gedichten komt steeds een aantal personages terug (m.n. Iago Prytherch als de archetypische rijke boer van platteland van Wales).

This is the land where men labour

In silence, and the rusted harrow

Breaks its teeth on the grey stones.

Below the valleys are an open book,

Bound in sunlight; but the green tale

Told in its pages is not true.

 

‘Beloved, let us love another,’ the words are blown

To pieces by the unchristened wind

In the chapel rafters2, and love’s text

Is riddled3 by the inhuman cry

Of buzzards circling above the moor.

Het gedicht is in feite een soort toneelstuk, een hoorspel. Er is een verteller en daarnaast drie rollen of stemmen: de dominee uiteraard, Morgan genaamd, de ‘deacon’, de rijkste boer van het dorp, die het als ouderling-kerkvoogd in de gemeente voor het zeggen heeft en een jong meisje, aan wie de laatste zich vergrijpt.

De verteller vertelt het verhaal in de verleden tijd. Hij voert de dominee sprekend op, maar het is al voorbij, en hij blikt terug. Na de schildering van de kapel en het land, na die verwaaiende oproep tot liefde, neemt hij zijn gehoor mee naar een donkere, bedompte consistorie, naar het moment van het kiezen van de dominee. ‘They chose their pastors as they chose their horses / For hard work.’ Ze willen een jonge dominee, die bij hen het werk kan leren. Maar ook een onervaren dominee dus, een plooibare. Eentje die de ouderling aankan, die nog te temmen is, die ze als hun vee hun werk kunnen laten doen.

De jonge dominee komt echter met vurige ogen, met de ijver die hoort bij zijn roeping en gesteund door zijn theologische kennis. Hij komt het licht brengen, zielen redden van de zonde en hij laat zich dus niet zomaar leiden of temmen. Maar langzamerhand doet hij er toch het zwijgen toe. Hij ziet onverminderd de onuitroeibare zonden en zwakheden van zijn kerkvolk, hij ziet de onverbeterlijkheid van hun natuur. Als verbetering achterwege blijft, ziet hij dat ten slotte als zijn eigen falen – en gaat eraan kapot.

They listened to me preaching the unique gospel

Of love; but our eyes never met. And outside

The blood of God darkened the evening sky.

Dat zijn zijn laatste woorden. Ze herinneren aan die verwaaide oproep in het begin van het gedicht. Aan stukken gewaaid is zijn pastoraat, zijn boodschap van, zijn roeping tot liefde. Genadeloos. De vraag komt zelfs op of het een preek van hem is – of over hem, op zijn begrafenis.

Het gedicht is het relaas van een mislukking. Het heeft iets tragisch, want de dominee kon met zijn theoretische theologische training en zijn steile protestantisme niet anders dan stuklopen op het werkelijke leven op het land. Daar wist hij niets van, hij wist er geen raad mee. Hij wist er alleen maar mee te vechten: dat natuurlijke, vleselijke leven moest bestreden, overwonnen in de Geest, gered en gericht door het Woord.

Natuurlijk verbeeldt de dominee zich dat hij in de Geest strijdt met het vlees. Hij is de man van de Geest, te midden van vleselijke natuurmensen. Hij bedient, Hij brengt toch het Woord? Zo ziet hij vlees en Geest elkaar ontmoeten: in zijn diensten, zijn pastoraat.

Maar hem is een spraak van God ontgaan, een onverwoestbare waarheid in het weidse en weerbarstige om hem heen. De heuvels, de seizoenen in hun opeenvolging, het moeras spreken – van eeuwigheid misschien, van een stoer, granieten geduld. Alsof er in dat harde en genadeloze een vreemd, weerbarstig soort barmhartigheid verscholen zit, een geest van genade en verzoening.

In zijn vermeend geestelijke strijd was de dominee veel vleselijker dan hij dacht. De Geest was ook in de natuur, in het aardse leven van zijn gemeente. Had hij dat bespeurd, gehoord, misschien hadden zij dan elkaar recht in de ogen kunnen kijken voor een moment. Maar ja, de dominee, met zijn boodschap van liefde: had hij ook lief?

Need we go on? In spite of all

His courage Morgan could not avert4

His failure, for he chose to fight

With that which yields5 to nothing human.

He never listened to the hills’

Music calling to the hushed

Music within; but let his mind

Fester6 with brooding on the sly

Infirmities7 of the hill people.

[…]

 

In the chapel there is a grave,

And grass contending8 with the stone

For mastery of the near horizon,

And on the stone words; but never mind them:

Their formal praise is a vain gesture

Against the moor’s encroaching9 tide.

We will listen instead to the wind’s text

Blown through the roof, or the trush’s10 song

In the thick bush that proved him wrong,

Wrong from the start, for nature’s truth

Is primary and her changing seasons

Correct out of a vaster reason

The vague errors of the flesh.

                                               Coen Constandse

R.S. Thomas, Collected Poems 1945-1990, Phoenix, London 1993

Vertaalhulp:

1. mortgaged: verpand; 2: rafters: dakspanten; 3. riddled: geschud, gezeefd, doorzeefd; riddle: raadsel, mysterie; 4. avert: afwenden; 5. yields: zwichten; 6. Fester: zweren, etteren; 7. Infirmities: zwakheden, gebreken; 8. contending: wedijveren; 9. encroaching: opdringend; 10. trush: lijster