Commentaar (Volkswil)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Volkswil)

Een belangrijk kenmerk van populistische partijen is hun afkeer van de huidige democratie. Bij elke verkiezing komt dat thema terug. Kernpunt van de kritiek is dat in de huidige democratie niet het volk het laatste woord heeft, maar een kleine selecte groep, die totaal niet meer weet wat er in het land leeft. Dat gaat anders worden als de ‘nieuwe’ politiek aan de macht komen. Dan wordt gedaan wat het volk wil. Dan is de politiek de uitdrukking van de volkswil.

Als het de ene populistische partij niet lukt, dan dient de volgende zich al weer aan. Het verschijnsel hoort als het ware bij onze democratie. Het populisme is om met Maarten van Rossem te spreken ‘het onkruid dat groeit in de kloof tussen de belofte en de werkelijkheid van de democratie’. De democratie belooft burgers dat zij het voor het zeggen hebben, maar van die belofte komt in de werkelijkheid vaak weinig terecht. Althans naar het gevoel van de burger die geen gelijk gekregen heeft. Kortom, populisten gaan uit van het bestaan van een ‘volkswil’, die als een soort collectief uitdrukt wat het volk en de leden van dat volk willen. Welnu, zo’n soort volkswil bestaat niet. Het is een fictie. Een instrument in de politieke strijd.

Nog een stapje verder. Er is geen volkswil, omdat er geen volk is. Wie in de stad rondloopt, weet dat. Er zijn honder-den verschillende levensstijlen en culturen. Allemaal met elkaar maken ze deel uit van de samenleving. Tegelijk moe-ten afspraken gemaakt worden over belangrijke zaken op zo’n manier dat de belangen van al die verschillende stijlen op de een of andere manier tot hun recht komen. Dat is de kern van het democratische proces en debat.

Als er gesproken wordt over het volk en de volkswil is het altijd weer noodzakelijk door te vragen wie of wat bedoeld wordt. Dan blijkt meestal, in de vorm van het populisme dat wij kennen, dat met het volk een deel van de blanke bur-gerlijke samenleving bedoeld wordt. Wat zij willen is de volkswil, waaraan anderen zich moeten aanpassen.

Terecht noemt Van Rossem dit spreken over volk en volkswil gevaarlijke onzin. Gevaarlijk omdat de democratie er door ondermijnd wordt. Nog gevaarlijker wordt het als wetenschappers deze gevaarlijk onzin overnemen en een we-tenschappelijk fundament geven. Een voorbeeld daarvan is de afscheidsrede, die Frank Ankersmit als hoogleraar te Groningen begin april uitsprak. In zijn rede noemt hij onze democratie een ‘electieve aristocratie’. Er is geen sprake van democratie omdat het ‘volk niet aan het langste eind trekt’. De ‘volkswil wordt niet geformuleerd’.

Dit lijkt mij nog gevaarlijker dan het politieke populisme. Hier wordt met een schijn van wetenschappelijkheid een bom gelegd onder ons democratisch bestel. Dat mag als het nodig is om de democratie beter te maken, maar dan wel graag met deugdelijke argumenten. Daartoe reken ik niet de begrippen ‘volk’ en ‘volkswil’. Wie daarop bouwt, bouwt op zand. De democratie wordt er door ondermijnd.
Daartegen moet geprotesteerd worden, juist in naam van de vertegenwoordigende democratie. Met alle beperkingen die deze heeft, is en blijft dat het meest democratische systeem, dat mogelijk is.

AP