Geachte dominee Ter Linden

logoIdW

GEACHTE DOMINEE TER LINDEN,

Met verbazing heb ik uw boek: ‘Wat doe ik hier in Godsnaam’ gelezen, zal die uitroep ook niet in de gesprekken van Israëls schrijvers, priesters en profeten geklonken hebben? Zij die leefden in een wereld die beheerst werd door tal van (af-)goden waardoor het leven van mens en dier werd beheerst in volkomen afhankelijkheid aan die goden; en die als klein land Israël/ Juda een geschiedenis met zich mee torsten en op grond van een door Mozes vernomen stem hun enige God ‘IK BEN’ volgden.

Dat moet een welhaast onmogelijke last voor hen zijn geweest, waarover de door hen beschreven geschiedenis genoeg schrijft en wij nog dagelijks van kunnen lezen in het oude testament.

En zittend in het land van ballingschap, Babel, lezend en pratend over de hun bekende geschriften van hun voorgeslacht en hun huidige toestand ver van huis, komt de genoemde vraag vanzelf naar boven.

Waar u, dominee, zegt dat u er ‘weinig meer mee kan beginnen’, gingen Isra‘ls wijzen een andere weg, de weg van het ‘visioen’.

Zij zagen ook wel hoe gewelddadig, wreed, onvoorspelbaar en onredelijk het bestaan was, ook de hen omringende volkeren wisten dat en hadden ook verklaringen en oplossingen bedacht: goden bij menigte om het dagelijks leven beheersbaar te houden, met als consequentie volledige onderwerping aan de priesters en/of machthebbers.

Maar Israël was vanuit de gebeurtenissen in Egypte vergroeid met de opdracht ‘vrij’ te zijn van onderdrukkende machten en zelf verantwoordelijkheid te dragen voor elkaars leven, alleen leerde hun geschiedenis dat het een lastige opdracht was en ze nu ver van huis waren om hun zonden te overdenken.

En al pratend en fantaserend komt in de gesprekskring van Isra‘ls wijzen de gedachte naar voren dat hun geschiedenis niet begint bij Abraham, dat er een ‘begintijd’ een ‘oertijd’ moet geweest zijn waaruit Isra‘l en de volkeren zijn ontstaan. En zo ontstaat dat machtig epos wat in het boek Genesis geschreven staat, de ‘schepping’ en wat verder volgt.

Voor een goed begrip moeten wij wel beseffen dat die toenmalige wereld waarin Isra‘l figureerde een zeer wrede tijd was waarin vooral het Assyrische rijk als wel zeer wreed bekend stond.

Voor die wrede tijd is zeer wel de uitdrukking waarmee het Genesisverhaal aanvangt toepasselijk: ‘de aarde nu was woest en leeg’, een sterke uitdrukking voor een van godverlaten wereld. Geldt dat vandaag de dag niet even sterk? Dominee, u schrijft op blz: 33 ‘tegelijkertijd hebben we in de loop der eeuwen op het gebied van de humaniteit aan inzicht gewonnen’. Ik betwijfel dat, wou dat het waar was, maar op onze wereld, en dan niet die toenmalig bekende kleine wereld, past nog steeds daar waar onrecht, onderdrukking en uitbuiting plaatsvindt dat ‘woest en leeg zijn’.

Op blz: 34 schrijft u: ‘het zit ons kennelijk niet in het bloed om wijs, humaan en verantwoordelijk te handelen’, waar Israël belijdt dat we naar Zijn evenbeeld geschapen zijn, alhoewel ze dagelijks om zich heen het tegendeel waarnemen, hun geschriften staan er vol van. Maar toch!! Dan volgt ‘de geest Gods zweefde boven de wateren’, Isra‘ls wijzen kenden de betekenis van water als teken van dood en van leven, de geest vliegt als eertijds de duif van Noach over de wateren zoekend naar een plekje om neer te strijken en te rusten. Gods geest zoekt nog dagelijks hoe zij in dat woeste en lege aardedeel kan neerstrijken om de woeste en lege mens(en) tot bezinning te roepen. Dan vloeit uit de schrijfstift van Isra‘ls wijzen een scheppingsverhaal van hun God om te komen tot een visionair bestaan van de mens in een goede wereld die door die mens ‘bewaard’ wordt.

Zij lossen de vragen van het ‘waarom’ niet op, en onze veronderstellingen dat wij dieren als voorouders hebben (29) is een academische en geen gelovige vraag, de broodnodige vraag is en blijft of wij onze medemens een naaste zijn en niet als Ka•n onze broeder Abel doodslaan. Het kon wel eens zijn dat ons vele spreken, fantaseren, veronderstellen en schrijven over onze ‘afkomst’ en over ontstaan van ‘onze wereld’ een grote blokkade zijn om ons over ‘Gods wereld’ en Zijn mensen te ontfermen, waarmee wij het weergaloze scheppingsverhaal ontkrachten.

Dan blijkt ook de vraag over het ‘toelaten’ van God van allerlei gebeurtenissen geen juiste vraag, het scheppingsverhaal is Isra‘ls geloofsbelijdenis, dat er te midden van de vele vragen een vast punt is waar een mens op kan vertrouwen om het vol te houden in een wereld waar nog dagelijks de eerste woorden uit Genesis in alle hevigheid waar zijn.

Paulus zegt terecht dat als dat niet waar is, we de ongelukkigste mensen op deze wereld zijn, de rijke man wil zijn familie waarschuwen voor die ‘woeste en lege’ ruimte waarin hij verkeert, maar wijst ze niet naar de geest die daarover zweeft en uit haar poten Mozes en de profeten wil laten neerdalen.

U noemt het ‘spelregels’, blz: 27-28, de duif heeft en laat ze dagelijks op ons neerdalen, we hebben ze ontvangen vanuit Isra‘l, tien stuks, we hoeven niet als het dier (wat een vreemde uitdrukking) onze weg te zoeken, die is ons allang gegeven alleen moeten wij dagelijks zoeken als luisterende mensen om ze in hedendaagse situaties te vertalen en toe te passen. Op blz: 30 schrijft u dat Israël ze ‘als werkelijk gebeurd’ heeft ervaren, maar wij, levend in een andere tijd, dat niet meer ‘letterlijk’ kunnen nemen! Dat klinkt erg hoogmoedig en is ook niet juist, beeldspraak of niet; ‘gij zult niet doodslaan’, ‘niet stelen’, enz: niet ‘letterlijk nemen’? Kenden zij dat verschil niet tussen ‘beeld’en ‘feitelijk gebeuren’, de profetische boeken staan vol van beelden over feitelijke gebeurtenissen!

Zo blijft, blz: 51, ‘Het bittere raadsel van de ziekte’, en van het leven! Daar wist en weten ze in Israël als geen ander van, maar daarom juist dat geweldige visionaire verhaal dat ze vooraan in hun geschriften geplakt hebben, als enig houvast om te overleven en ‘God’ niet de schult te geven of ter verantwoording te roepen.

Miskotte heeft in zijn ‘Bijbels ABC’ Zijn ‘almacht’ prachtig beschreven, niet als een op zich zelf staand begrip, maar dat Hij almachtig is in zijn liefde, trouw, waarachtigheid, enz.

Blz: 51: Natuurlijk is ook de medische wetenschap één van Zijn instrumenten, goed toegepast is het een zegen voor wie er leven door behoudt, terugkijkend is het zoals u het schrijft lariekoek, zo kunt u nooit dankbaar zijn voor herstel. Op het ogenblik leven wij gemiddeld eens zo lang dan vroegere geslachten, Goddank.

Blz: 71 e.v.: De wetenschap als teken van neerdalen op de watervloed, als overwinning van ‘woest en ledig’, het raadsel blijft dat het ook omgekeerd kan werken. Dat wisten Isra‘ls wijzen ook, door schade en schande heen schreven zij toch dat ‘Hij zag dat het goed was’. Juist omdat ook zij, zie Job, geen antwoord hebben op de vraag ‘vanwaar het kwaad’ vertrouwen zij op de hun geopenbaarde NAAM die vanuit een ‘brandende struik’?? zich aan Mozes openbaarde en door hun grote zoon Jezus aan ons, heidenen, in een groot licht is geopenbaard.

Gelove wie het wil geloven.

We zullen moeten leven met de eerste woorden van Genesis, ‘woest en leeg’ en een zwevende Geest over de wateren, dat is niet van toen, als goed begin van een verhaal, nee, het is dagelijkse werkelijkheid tot aan de vervulling van Isra‘ls en onze verwachtingen.

Daar moeten we het mee doen, daarover blijven we zingen, onderweg huilen en schreeuwen op hoop tegen hoop. Tot???

Daarom, dominee, bent u hier in Godsnaam.

Met hartelijke groet, u levensvreugde, sterkte en geloof in en vertrouwen op onze Heer Jezus de Christus toewensend,

Wim Buitenhuis, Harderwijk