Arme Barth
Arme Barth
In „Trouw” publiceert prof. Zuidema een uitvoerig artikel over het uit de N.C.S.V. –kring stammende boekje „De christen-academicus en de wetenschap”.
Prof. Zuidema is met dit boekje bijzonder ingenomen. Hij is het niet met alles eens, maar het geheel heeft hem toch vreugde bezorgd, omdat deze publicatie een duidelijk symptoom is van het heugelijk gebeuren, dat het Barthianisme op zijn laatste benen loopt en de calvinistische wetenschapsbeschouwing aan invloed wint.
Een kinderhand is gauw gevuld, maar ook de hand van prof. Zuidema lijdt aan dit euvel.
Professor, ik zie kans een boekje met vijf even voortreffelijke referaten samen te stellen ― twee van de vijf neem ik uit het door u zo gewaardeerde boekje over ― dat „In de Waagschaal” grote vreugde zou kunnen verschaffen, omdat het een duidelijk symptoom zou zijn van het heugelijke gebeuren, dat de calvinistische wetenschapsbeschouwing tot het verleden gaat behoren en het Barthianisme aan invloed wint.
Van heler harte hoop ik echter, dat, indien dit boekje verschijnt, „In de Waagschaal” er een wat meer professorale beschouwing aan wijdt dan u over „De christen-academicus en de wetenschap” gegeven hebt. Is het niet heel weinig professoraal om in een recensie te schrijven: „Heel duidelijk wordt het bij lezing dat het Barthianisme zijn hoogtepunt voorbij is” en: „Dat is een verlijdend verschijnsel”? Prof. Van Niftrik is nog wel een orthodoxe Barthiaan, maar: „De orthodoxe Barthiaan staat eenzaam in dit werk”. Dr Louet Feisser geeft een opvallend nieuw geluid: „Symptoom van het wankelen der barthiaanse grondovertuigingen”. Prof. Kohnstamm laat een heel ander geluid van prof. Van Niftrik horen en dr Loen „komt in de nabijheid van onze calvinistische wereldbeschouwing”: „De kramphouding van het Bathianisme wordt hier enigszins losgelaten… des te meer vereenzaamt zo het onvervalste Barthianisme”. Het zal alles wel waar zijn, maar ik vindt het alles zo kleintjes. Twintig jaar geleden heb ik al profesoren horen beweren, dat het Barthianisme zijn hoogtepunt voorbij was. En ik waag de voorspelling, dat over twintig jaar wel weer de een of andere professor zal beweren, dat het Barthianisme… enzovoort, enzovoort.
Maar Barth heeft nooit veel om Barthianisme en hoogtepunten gegeven. Hij is al vele malen dood verklaard en tot een antiquiteit geproclameerd. Maar hij werkt rustig door en hij publiceert zo nu en dan een en ander, dat toch wel de moeite waard is. Denkt men nu werkelijk, dat men op deze wijze met Barth klaar komt?
En heel lelijk vind ik het van de professor ― niet kinderlijk, maar hinderlijk, niet paedagogisch, maar demagogisch ― wanneer hij beweert, dat Barth zijn beschermende hand niet aftrekt van Stalin en de Communisten. Ik weet wel, zo’n bewering doet het. De doorsnee-lozer van „Trouw”, die van Barth nooit iets gelezen heeft, knikt instemmend en verontwaardigd: Barth is een crypto-communist! Maar prof. Zuidema kon weten, dat dit een pertinente onwaarheid, zo niet een pertinente leugen is.
Van een christen-professor had ik iets anders verwacht.
Ik ben er vast van overtuigd, dat de Vrije Universiteit op een edeler en Barth op een voornamer wijze bestreden kan worden.
Wanneer dat niet het geval was, zou ik haast geneigd zijn, om te zeggen: een symptoom dat de Vrije Universiteit over haar hoogtepunt heen is. Maar zo ver krijgt Prof. Zuidema mij niet. Al ben ik geen professor, ik heb aan de Vrije Universiteit van prof. Bavinck toch te veel eerbied voor de wetenschap en de waarheid geleerd, om op zo’n weinig professorale wijze te discussiëren en te polemiseren.
Prof. Zuidema blaft, Barth werkt door!
Zo blaften in vroeger jaren vele professoren, terwijl Kuyper doorwerkte! Naar mijn overtuiging komt de tijd voor Barth nog, maar dit zegt al even weinig als het inzicht van prof. Zuidema, dat hij zijn tijd gehad heeft.
J.J. Buskes
´Terzijde´ in In de Waagschaal, 4e jaargang, nr. 35. 27 mei 1949