De brug der zuchten

logoIdW

 

DE BRUG DER ZUCHTEN

De ganse schepping in al haar delen zucht (Rom 8,22)

Aan het grote San Marcoplein in Venetië staat het paleis van de Dogen. De Dogen, leiders van de stadsrepubliek Venetië, woonden in het paleis en spraken er ook recht. Misdadigers werden opgesloten in de gevangenis achter het paleis. Rond 1600 werd de gevangenis via een overdekte loopbrug met het paleis verbonden. Deze brug heet de Brug der Zuchten, naar de zuchten van de veroordeelden die van het paleis via de brug naar de gevangenis werden gebracht.

Paulus schrijft dat de schepping in al haar delen zucht (Romeinen 8,22). Ze zucht vanwege de vruchteloosheid waar-aan ze is onderworpen (20). Ze spant zich in, maar zonder blijvend resultaat. Prediker zegt iets dergelijks. Mensen bouwen huizen, leggen wegen aan, voeden kinderen op – maar wat is de zin ervan? Kunnen ze één el aan hun lengte toevoegen? En dan zijn dat nog de mensen. Die kunnen altijd wel iets verzinnen om hun gezwoeg zinvol te laten lij-ken. Maar kijk eens naar de dieren. Wat doet die mus ertoe, die slak, die mier? En als ik in de tuin het onkruid wied, wat is dan het nut van alle balsemien die op de afvalhoop belandt? Paulus beschrijft de vruchteloosheid van de schepping als een straf. Ze is geen toeval. De schepping is veroordeeld door God en wordt nu over de Brug der Zuchten naar de gevangenis gevoerd.

De schepping zucht, de schepping is vruchteloos. Als Paulus aandringt, wil ik dat wel toegeven. Ondertussen vraag ik me af wat je ermee opschiet om dat toe te geven en wat je ermee opschiet om mee te zuchten. Dat zuchten dat met ons zwoegen en ons lijden gepaard gaat, is immers niets anders dan een verdubbeling van dat zwoegen en lijden. Het helpt niets. Als je eenmaal weet dat je naar de gevangenis gaat, kun je maar beter het beste ervan maken, nietwaar? Maar Paulus is een andere mening toegedaan. Dat zuchten is niet iets negatiefs, een bezegeling van de tragiek van het bestaan. Het zuchten gaat een stap verder dan het lijden: het geeft lucht aan het verlangen naar God. Het zuchten was er niet geweest als we de vruchteloosheid van de schepping als een feit hadden beschouwd. Maar diepweg weten we dat ze een straf is, iets wat ook niet had kunnen zijn. En daarom zuchten we. Het is een teken van geestelijke gezondheid. De rampzaligheid is nog niet definitief.

Hoe komt het dat we de vruchteloosheid niet voor een voldongen feit houden? Dat is, volgens Paulus, het werk van de Geest. De Geest verlangt met de schepping terug naar God. Niet dat de schepselen zich dit altijd bewust zijn. Paulus zegt: wij weten dat dat zo is (22), wij, dat zijn de mensen die aangeraakt zijn door Jezus. Door Jezus zijn zij ervan overtuigd dat de straf die hen in de gevangenis bracht niet definitief is en dat God de deuren van hun gevangenverblijf heeft geopend om hen terug te laten keren in de vrijheid. Zij weten dat, maar de schepping zucht zonder het te weten. En zij geeft het zuchten ook gauw genoeg op. Of liever: ze doet alsof ze niet zucht. Bij voorbeeld als mensen achter genot aanjagen of vinden dat verdriet en leed deel uitmaken van Gods schepping. Dan hebben ze het zich zogezegd in de gevangenis comfortabel gemaakt.

Ook mensen die het evangelie niet kennen zuchten soms om verandering, bij voorbeeld als ze ziek zijn. Maar meestal verlangen ze dan naar een pilletje of een ander middel om uit die specifieke situatie te komen. Het zuchten van gelovi-gen reikt verder. Dat komt door wat ze weten. Ze weten van de vrijheid in Jezus, maar daardoor is ook de gevangen-schap in een lichaam en een wereld die nog niet op de hoogte van Jezus zijn voor hen een levende realiteit. Vanwege de vrijheid hebben ze meer hoop dan de niet gelovigen, maar doordat die hoop hun belet om het zich in de gevangenis comfortabel te maken, staan ze ook zwakker. ‘Wij verwachten met volharding,’ zegt Paulus fier (25), maar meteen laat hij erop volgen: ‘evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp.’ Want de hulp moet van buiten komen. Een potje boter-, kaas- en eieren, een vijl of gebeden die mooi tegen de gewelven van de kerker weerkaatsen bieden de gelovige geen soelaas. Dat is zijn zwakheid. Maar Paulus zegt: dat is weliswaar zwakheid, maar tegelijk ben jij op het moment dat je hunkert naar de vrijheid die buiten de gevangenis is zuiver zuchten geworden. De Geest komt je zwakheid te hulp. In jouw zwakheid wordt kracht volbracht (2 Cor 12,9).

In deze wereld, die aan vruchteloosheid is onderworpen en in veel opzichten op een gevangenis lijkt zijn gelovigen niet betere mensen dan de anderen, en al helemaal niet gelukkiger of succesvoller, nee, ze zuchten dieper. Dat is zwakheid, maar toch, ze zouden het zich niet kunnen permitteren als er niet een kracht was geweest die hen in die zwakheid draagt en maakt dat zij die zwakheid ook opzoeken. En dat is de Geest. De Geest is de kracht die bij alle moeilijkheden die op ons af komen, alle verdriet dat ons naar de keel vliegt, alle onzekerheid die ons bang maakt ons de ogen doet opslaan en laat zuchten. Dieper zuchten dan de aanleiding van ons zuchten ons ingaf. Zuchten namelijk naar de volledige vrijheid naar ziel en lichaam in Jezus Christus. En waar de Geest in ons zucht en al ons voor onze bevrijding ontoereikende spreken en handelen en bidden overneemt en verandert, wijken de deuren van de kerker. Voor ons strekt zich een brug uit, de Brug der Zuchten, die ons terugvoert naar de zon, naar het leven, naar de vrij-heid.
Zo las ik het in een dagboek van Kierkegaard: ‘Dit is de weg die wij allen moeten gaan – over de Brug der Zuchten de eeuwigheid binnen.’

Udo Doedens