Tussen al het andere in – Zestig jaar staat Israël

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Zestig jaar staat Israël

De Joden moesten als schadelijk ongedierte worden vernietigd. Dat wilde de vijand en wat hij wilde trachtte hij met man en macht te verwerkelijken. Maar de vijand werd verslagen en er kwam een einde aan zijn gruwelpraktijken. Er kon gezegd worden; ‘Die Juden sind wieder da’(Karl Barth). En hoe! Kort na het einde van de tweede wereldoorlog, op 14 mei 1948, werd bij monde van Ben Goerion de staat Israël uitgeroepen. Dat is zestig jaar geleden. Met het uitroepen van een staat ben je er nog niet. De staat moet ook door andere staten erkend worden. En ook dat gebeurde. Enkele uren na de proclamatie erkenden de Verenigde Staten de joodse staat de facto, enkele dagen later gevolgd door de Sovjet-Unie en de meeste Oost-Europese landen. Israël werd een staat onder andere staten, klein lid van de grote statenfamilie. Niet alleen werd de staat Israël een erkende staat, het werd ook een door andere staten gewilde staat. En dat werd openlijk uitgesproken. Bij alle staten die na de tweede wereldoorlog werden gesticht, is dat niet gebeurd. Een half jaar voor het uitroepen van de staat Israël, op 20 november 1947, kwam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in de buurt van New York bijeen om te stemmen over het plan in Palestina twee onafhankelijk staten te stichten, een joodse en een Arabische. Met spanning werd overal de uitslag afgewacht, uiteraard vooral door de Joden buiten en binnen Palestina.

De spanningen en emoties die toen werden opgroepen, zijn veelvuldig beschreven, ook in memoires en romans. Een mooi voorbeeld is te vinden in de ontroerende autobiografische roman Het verhaal van liefde en duisternis van Amos Oz. Deze schrijver heeft het talent om historische gebeurtenissen op een indringende persoonlijke manier te verbeelden. Je krijgt het idee dat een historische gebeurtenis pas werkelijk een gebeurtenis wordt die zich vasthecht in je geheugen als deze door Oz is beschreven. De achtjarige Amos was de avond van de VN-resolutie naar bed gegaan in Jeruzalem waar hij met zijn ouders woonde. Na middernacht, tegen het eind van de stemming, keek hij uit het raam. ‘Als in een enge droom stonden massa’s schimmen stilletjes en roerloos samengedrongen bij het gelige licht van de straatlantaarns, in onze tuin, in de tuinen van de buren, op de stoepen, op de weg, als een reusachtige vergadering van sprakeloze geesten in het bleke licht. (…) Geen woord, geen kuchje, geen voetstap. Geen mug zoemde er. Alleen de diepe, rauwe stem van de Amerikaanse commentator schalde door de radio die op volle sterkte stond en de nachtelijke lucht in trilling bracht’. Wanneer dan eindelijk blijkt dat de uitslag van de stemming positief is, volgt er een explosie van immense vreugde.

Een van de vele hoogtepunten uit de roman is de gebeurtenis die Oz vertelt na de uitslag van de stemming en hij laat zien wat de betekenis van die uitslag is in het leven van een mens. Zijn vader komt bij hem in bed liggen en vertelt hem geëmotioneerd hoe hijzelf in het verre Odessa gepest en geslagen werd omdat hij Jood was en hoe ze op school zelfs zijn vader hadden vernederd en geslagen. En vooral dat laatste, de afschuwelijke vernedering van zijn vader, grijpt hem weer bij de keel. Tegen zijn zoon Amos zegt de vader: ‘Jij zult ook weleens gepest worden op straat of op school. (…) Maar van nu af, vanaf het moment dat we een staat hebben, vanaf nu zullen ze je nooit meer pesten alleen maar omdat je een Jood bent en omdat Joden zus en zo zijn. Dat niet. Nooit meer. Vanaf vannacht is dat afgelopen. Voorgoed afgelopen.’ Oz herinnert zich hoe hij de tranen op het gezicht van zijn vader voelde. ‘Nooit in mijn leven, niet voor die nacht en niet daarna, zelfs niet bij de dood van mijn moeder, heb ik mijn vader zien huilen.’ Ook dat is een aspect van de joodse staat: de staat als bolwerk tegen de vernederingen, als toevluchtsoord voor de vernederden.

De staat Israël was van het begin af aan een bedreigde staat en dat is na zestig jaar nog steeds het geval. De dag na de afkondiging van de staat, vielen Arabische legers het land binnen. Er was direct oorlog en oorlog was er telkens in de zestig jaar. De vijanden van toen zijn de vijanden van nu, min twee: Jordanië en Egypte. Een grote vijand is Iran geworden. Evenals de vijand van vroeger wil ook de vijand van nu de vernietiging van de Joden in hun staat.

Niet alle landen erkenden en erkennen de staat Israël. Ook het Vaticaan erkende de staat niet. Het wilde dat Jeruzalem als belangrijke stad voor Joden, christenen en moslims een status aparte zou krijgen. Ook wilde het Vaticaan de Palestijnen niet van zich vervreemden. Het is opmerkelijk: als het over Israël gaat, heeft men altijd argumenten om niet te doen wat men moet doen ten behoeve van een bedreigd volk. Pas in 1993 erkende het Vaticaan juridisch de staat Israël en in 1994 wisselden beide staten voor het eerst ambassadeurs uit.

In de zestig jaar van zijn bestaan waren er vele crises. Israël was nooit uit het nieuws. En over Israël werd constant gediscussieerd, binnen en buiten Israël. Binnen Israël wordt men wel eens wanhopig bij het vooruitzicht permanent oorlog te moeten voeren. Maar in de toekomst zou wat nu zo bedreigend is, het islamisme, wel eens de deur tot de vrede kunnen ontsluiten. Islamisme en Iran bedreigen niet alleen Israël, maar ook de ‘gematigde’ Arabische wereld. Daar wil men geen door Iran geruggesteunde en geïslamiseerde Palestijnse staat.

Na zestig jaar beseffen de volken dat de toekomst van het kleine Israël nauw verbonden is met de toekomst van het Westen. Als Israël als voorste linie bezwijkt zal het Westen volgen. In The Spectator van 30 april schreef Melanie Philips een groot artikel n.a.v. zestig jaar staat Israël. Aan het einde van haar artikel schrijft zij dat Israël in ieder geval weet dat het moet strijden om te overleven. Het is een strijd die op vele manieren moet worden gevoerd, zeker niet alleen met de wapens. De soevereiniteit en de macht van de staat moet worden ingezet om recht uit te oefenen en het onrecht tegen te gaan, ook het recht van het eigen bestaan en de eigen identiteit. Bezwerend klinkt de laatste zin van Melanie Philips’ artikel: “If the front line in Israel were to go down, the West would be next’.

Met de staat Israël, erkend of niet erkend, gewild of niet gewild, blijft het in de wereld spannend.

Michael Bource