Tussen al het andere in – Verandering

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Verandering

De obituaries in de Engelse kwaliteitskranten zijn korte levensverhalen die vaak een verrassend beeld geven van de overledenen. Meestal zijn ze goed geschreven, even-tuele vergissingen worden later hersteld, door vrienden en bekenden van de overle-dene worden aanvullingen gegeven en soms een typerende anecdote toegevoegd. Natuurlijk worden datum en plaats van geboorte en dood vermeld, maar vooral wat daartussen gebeurde. Bij iemands dood wordt verteld wat zijn (of haar) leven is ge-weest; wat hij (zij) was en deed en welke veranderingen er plaats worden, want een mens kan veranderen, ook in geestelijk opzicht. De ongelovige van vandaag kan morgen een gelovige zijn, de tegenstander van Christus en zijn kerk een medestan-der, de atheïst een volgeling van Christus. Ik noem nu alleen de positieve veranderin-gen, maar ik weet wel dat er ook negatieve zijn.

Ik lees graag obituaries, omdat zij levensverhalen zijn en geen doodsberichten, het liefst die van schrijvers, dichters en andere kunstenaars, maar ook wel van mensen uit de clerus. Ook het levensverhaal van een of andere excentrieke markiezin vindt in mij een gretige lezer.

Op 2 mei kwam ik de obituary tegen van de Very Reverend Antony Bridge. Hij was 92 jaar geworden. Het opschrift luidde: ‘Atheïstische kunstschilder die deken van Guildford werd en een van de boeiendste predikers van de kerk’. Bedoeld is de Church of England.

Tijdens zijn studie stond hij bekend als iemand die alleen zijn gang ging, beschikte over een uitzonderlijke taalbeheersing en een bijzonder talent had voor schilderen. Daarnaast was hij bekend om zijn atheïstische overtuigingen. Na zijn academische studie kreeg hij een beurs om te studeren aan de Royal Academy. In zijn schilderkunst was hij beïnvloed door het werk van Vincent van Gogh. Gedurende enige tijd deelde hij een studio met Dylan Thomas. Van 1934 tot 1937 bracht hij de zomers door op het eiland Sark, waar Mervyn Peake, Peter Scott en anderen een kolonie voor kunstenaars trachtten te stichten.

Tijdens de tweede wereldoorlog was hij drie jaar gestationeerd in Egypte. In de woestijn was het zijn taak de luchtfoto’s te interpreteren. Na 1943 maakte hij deel uit van de staf van de militaire geheime dienst in Derbyshire en bereikte hij de rang van majoor. Na de oorlog werd hij weer kunstschilder met enige succesvolle tentoonstel-lingen in Londen. In die tijd had hij ‘a lot of little beliefs’, zoals in de schone kun-sten, in de vooruitgang van de wetenschap en in sociale gerechtigheid. Deze ‘lttle beliefs’ werden echter aan het wankelen gebracht door wat hij te zien kreeg aan el-lende en menselijk leed.

Atheïsme is dikwijls een cerebrale aangelegenheid. Bridge noemde zijn bekering dan ook ‘an intellectual conversion’. Langzamerhand werd hij zich bewust van de veran-dering die zich in zijn leven voltrok en dat hij bezig was een ‘christen’ te worden. Hij sprak erover met zijn vrouw en broer. Aanvankelijk scheen het anderen en hemzelf toe dat hij leed aan een godsdienstige manie. Hij besloot dat er iets moest gebeuren, vooral toen dc gedachte bij hem opkwam dat hij misschien geroepen was om priester te worden. Niet dat hij stond te trappelen om dat te worden. Hij vervoegde zich bij Geoffrey Fisher, de toenmalige aartsbisschop van Canterbury. Deze vroeg hem waarom hij priester wilde worden. Bridge antwoordde dat hij dat niet werkelijk wil-de, maar dat hij geen ander alternatief zag. Fisher zei toen: ‘Oh, what a lovely ans-wer. I accept you on the spot’. Over zijn bekering, de grote verandering in zijn leven, schreef hij in het veelgeprezen boek One Man’s Advent (1985).

Achter in de dertig begon hij aan zijn theologische studie. Na zijn studie, nadat hij enige tijd curate was geweest, werd hij vicar van Christ Church bij Lancaster Gate, Paddington. Er was daar veel prostitutie en er kwam bijna niemand meer naar de kerk. Door zijn pastoraat, zijn preken en door aandachtig naar de mensen te luisteren, werden de kerkdiensten en zijn lezingen steeds beter bezocht.

Bridge schilderde niet meer na zijn ordinatie. Er wordt niet verteld waarom hij de schilderkunst vaarwel zei. In ieder geval schilderde hij voortaan met woorden. Hij was een briljante prediker en leraar. In zijn preken schuwde hij de cultuur niet. Ook het culturele werd ingezet om het evangelie te verkondigen. Zo toonde hij het belang aan van Picasso en Iris Murdoch voor de theologie.

Bridge was bepaald niet conventioneel, maar evenmin was hij een ‘trendy clergy-man’. Hij keerde zich tegen bepaalde ontwikkelingen in de Church of England, een kerk die hem meer dan eens voorkwam als een bureaucratische dependance van de welvaartsstaat met een paar vrome en neogotische boventonen. Te vaak gaat zij zich te buiten aan activisme met verwaarlozing van gebed, mysterie, stilte en schoonheid. Zij heeft geen oog voor haar eigen muzikale en liturgische erfenis. Haar prachtige psalmen en liederen geeft zij prijs voor liederen, geschreven door derderangs discipe-len van Noel Coward, gezongen bij het lawaai van gitaren, bespeeld door ‘charisma-tische’ en joviale geestelijken in jeans.

Na zijn dienstwerk in Christ Church werd hij benoemd tot deken van Guildford Ca-thedral. Daar was hij verschoond van liedjes en van geestelijken in jeans. Niet in alle opzichten was hij een voortreffelijk deken. De administratie was niet zijn kracht en het lezen van financiële stukken bezorgde hem veel hoofdbrekens. Gelukkig was er de pulpit, de preekstoel.

Naast de al genoemde autobiografie schreef hij verscheidene boeken, o.a. Living Images, Theodora: Portret van een Byzantijns landschap, De kruistochten en Ri-chard Leeuwenhart.
Na de dood van zijn eerste vrouw bij wie hij drie kinderen had, trouwde hij met een vrouw die van zichzelf Diana Joyce Redhead heet. Niet wordt verteld of zij ook een redhead is. Zij overleeft hem evenals zijn zoon en twee dochters.

Bridge bezat – aldus de obituary – ‘one of the most acute and cultivated minds of the Church of England’.

Michael Bource