Tussen al het andere in – Rampen

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Rampen

Op velerlei wijze wordt de credietcrisis of financiële crisis omschreven: als paniek, chaos op de financiële markten, de ergste beursval in generaties, een financiële wereld aan de rand van de afgrond. Er worden vele verhalen ter verklaring geschreven, maar je wordt er niet veel wijzer van. Het is dan prettig om te lezen: ‘Je hoeft je (…) niet schuldig te voelen als je weinig snapt van waar de financiële crisis nu eigenlijk over gaat. Voor iedereen (…) is het onbekend terrein…’ Een wat relativerende geest schreef dat het duistere tijden zijn voor Wall Street, maar dat het wat ver gaat om het een catastrofe voor de samenleving te noemen. Bij de vraag wat de oorzaak is, hoorde ik de Nederlandse minister van financiën als eerste een helder antwoord geven: ongebreidelde hebzucht. Naast hebzucht kan ook grootheidswaan genoemd worden. Volgens Die Zeit moeten we zorgen voor het ‘civiliseren van het kapitalisme’ en dat het de taak van de democratieën is om grenzen te stellen aan ‘geldjongleurs’. Het zou toch onmogelijk moeten zijn dat de Amerikaanse bankenmaffia de wereld in beroering brengt.

Bij de ramp met de kernreactor in Tsjernobyl in 1986 wist men aanvankelijk ook niet hoe de gebeurtenis aangeduid en geduid moest worden. Ik herinner me het nog goed. Ik had een lange vergadering gehad en kon niet in slaap komen. Ik zette de radio aan en luisterde naar BBC-World Service. Uit heel de wereld kwamen correspondenten aan het woord. Het gebeurde met de kernreactor werd eerst aangeduid als een ‘accident’ (een ongeluk), later in de nacht als een ‘disaster’(ramp) en zelfs als een ‘catastrophe’. Toen het een catastrofe was geworden, was de nacht al ver gevorderd. Steeds meer werden we gewaar, dat we te maken hadden met een ongeluk dat de omvang had van een ramp, een catastrofe. Rusland werd verweten dat de voorlichting zo laat op gang kwam en dat we over de oorzaak in het duister werden gelaten. Ik hoorde een woedende vrouwelijke minister van milieu uit Zweden. Ze was pas kort tevoren te weten gekomen wat er was gebeurd. De oorzaak wist zij: onachtzaamheid, onverschilligheid, onbekwaamheid, cynisme, mensverachting.

De regeringen in het Westen staan ook niet te springen om bij rampen snel en precies te vertellen wat er is gebeurd. De voorlichting is dan vaak chaotisch. Chaotisch werd de voorlichting in ons land toen bleek dat ook wij te lijden hadden gekregen van de radioactiviteit. We moesten vooral afblijven van op het veld staande spinazie en andijvie.

Bij de credietcrisis werd de eerste voorlichting gegeven door de media. Wat schoorvoetend volgden overheidspersonen. De voorlichting bestond aanvankelijk en ook later uit ingewikkelde verhalen. Bij kritiek daarop hoor je dan: wat er aan de hand is, is ook ingewikkeld. En dat zal wel. De kunst is misdadige praktijken heel ingewikkeld te maken. Dat is een barrière om tot de waarheid door te dringen. Het gecompliceerde moet dus doorbroken worden.

Leren de mensen wat van rampen? Zal in het vervolg de bankenmaffia een halt worden toegeroepen? Komt er een einde aan de macht van bankiers en aandeelhouders? Worden de geldjongleurs gewipt? Wordt het kapitalisme geciviliseerd? Worden de burgers voortaan beschermd en behoeven zij niet de door banken aangerichte schade te betalen?

Goed zestig jaar geleden hield Karl Barth een lezing over ‘De christelijke verkondiging in het huidige Europa’. In In de Waagschaal van 30 november 1946 werd de lezing van Barth opgenomen. Terugdenkend aan de catastrofen van de jaren 1933-1945 zei Barth: ‘Wij moeten in alle rust vaststellen: catastrofen, onheil en nood, zoals zij over ons zijn losgebroken, hebben blijkbaar op zichzelf en als zodanig geen geest verlichtende en het hart bekerende werking. Zij hebben op zichzelf en als zodanig zelfs de kracht niet de kerken op te wekken en levend te maken en ook niet de kracht de wereld voor haar boodschap te openen. Catastrofen brengen dat niet tot stand. Zij zullen het ook in de toekomst niet doen, al breken zij nog tien- en honderdmaal heviger over ons los. De uitdrukking “nood leert bidden” staat nu eenmaal niet in de heilige Schrift en het is ook anderszins niet waar. Nood kan ook leren vloeken, nood kan het geweten afgestompt maken. De mens is een taai wezen, weerbarstig en ongezeglijk, en als wij dat zeggen, dan willen wij juist als christen niet in de eerste plaats aan de wereldkinderen, aan de zogenaamde geseculariseerde mensen denken, maar aan het taaiste van alle menselijke wezens, en dat is juist de vrome kerkelijke mens’.

Catastrofen brengen verwarring teweeg, maar geen bekering. Na verloop van tijd wordt het toezicht op de banken minder streng en slaan de hebzucht en grootheidswaan weer toe. Toch vinden bekeringen plaats. Niet door catastrofen, maar door wijze, wervende woorden, evangelische woorden. Gesproken in de kracht van de heilige Geest.

Michael Bource