Tussen al het andere in – Psalmen
TUSSEN AL HET ANDERE IN – Psalmen
Jaren geleden reed ik in de avond met enkele familieleden langs een dorp in de nabijheid van Canterbury. Toen we bij de oude kerk kwamen hoorden we gezang. We stapten uit de auto en gingen de kerk binnen. Er was een zangdienst met koren uit de omgeving, ook een rooms-katholiek koor. Het was een zangdienst over de mogelijkheden, de manieren van het zingen van psalmen. Een aardige meneer vertelde over die mogelijkheden, en gaf blijk goed thuis te zijn in de geschiedenis van het psalmgezang. Maar de nadruk viel gelukkig op het zingen van de psalmen. Het rooms-katholieke koor zong een psalm in het Gregoriaans en natuurlijk was er de ‘anglican chant’. Toen vertelde de aardige meneer dat het ook mogelijk was de psalmen als gezangen te zingen en hij gaf daarbij voorbeelden van psalmbewerkingen van Isaac Watts (1674-1748) en nog een paar dichters wier namen ik ben vergeten. Ja, en dan was er ook nog de mogelijkheid de psalmen te berijmen. Berijmde psalmen, zo hoorden we, werden gezongen in de kerken van Frankrijk en Nederland. Ze zouden ook worden gezongen, waarschijnlijk in het Frans, maar dat hebben wij niet meer meegemaakt, want we moesten nog onderdak zoeken voor de nacht en het werd al donker. We behoefden niet onder de blote hemel de nacht door te brengen. In het pikkedonker vonden we een Bed and Breakfast voor ons allen.
In Nederland hebben we sinds de Reformatie berijmde psalmen gezongen, en ik hoop dat we dat blijven doen, al zou het toe te juichen zijn als we ook de psalmen onberijmd zouden zingen. Dat gebeurt al wel hier en daar, maar het is toch nog mondjesmaat. In de Janskerk te Utrecht gebeurt het echter regelmatig. In een Evensong.
In 1992 verscheen bij Kok te Kampen van J.W. Schulte Nordholt de bundel Het Woord brengt de waarheid teweeg, essays over literatuur en werkelijkheid. Een van de essays heeft de titel ‘Vertalen is verraden’, met als motto dichtregels van George Herbert: ‘The fineness which a hymn or psalm affords/ Is when the soul unto the line accords’. Psalm en hymne staan naast elkaar en zij kunnen gelijkelijk schoonheid bieden, maar dan moet de ziel wel eenstemmig worden met de dichtregel. In zijn essay schreef Schulte Nordholt over de moeilijkheden bij het vertalen en berijmen van de psalmen, waarom vertalen verraden is, maar ook waarom dat verraad zo nodig was en zo spannend. Er was – aldus de dichter – wel iets vreemds in om als christenen zo hardnekkig vast te houden aan het liedboek van het Oude Verbond. Hij noemde Isaac Watts die van mening was dat ons uitzicht op God de Verlosser wordt verduisterd als wij te dicht bij David blijven in het huis Gods. Watts publiceerde in 1719 zijn The Psalms of David Imitated in the Language of the New Testament en daaraan danken wij zulke schitterende bewerkingen als ‘Our God, our help in ages past’ naar Psalm 90 (Liedboek 397) en ‘Jesus shall reign’, naar Psalm 72 (Liedboek 281).
‘Imitated in the Language of the New Testament’! Watts bedoelde met ‘taal’ niet het Grieks maar het eigene van het Nieuwe Testament, het eigene met Jezus Christus. O. Noordmans zei dat de psalmen door het Nieuwer Testament gehaald moesten worden. En dat gebeurt ook in de prediking.
Ook in ons land waren er dichters die met bewerkingen van de psalmen kwamen, bijvoorbeeld Ten Kate met ‘De Heer is mijn herder’. Schulte Nordholt citeert Willem Barnard: ‘Het verband tussen David en mij is het Woord dat vlees is geworden, dat onder ons heeft gewoond en boven ons verheven is’. Zelf zegt hij dan: ‘De schakel is zeer essentieel, maar dat wil niet zeggen dat wij (de dichters) Watts volgden, dat was niet onze opdracht. Wel dat wij meer impliciet dan expliciet relaties legden, toespelingen maakten, die het perspectief op het Nieuwe Testament gaven’. Hij geeft daarvan twee voorbeelden. Muus Jacobse berijmde Psalm 22, de verzen 29 en 29. Dat werd in de berijming Psalm 22 vers 12:
Dit zal gedenken die zich nog verweert,
tot alle natie zich tot Hem bekeert
en voor den Koning die het al regeert
zich neer zal buigen.
De verste einden zullen het getuigen,
dat niets gelijk aan zijn verheven macht is,
dat Hem de heerlijkheid, dat Hem de kracht is,
het Koninkrijk!
In de laatste regels van dit prachtige psalmvers is een duidelijke verwijzing naar de doxologie in het Gebed des Heren. Het tweede voorbeeld is uit de volgende psalm, Psalm 23 vers 2, een berijming van Martinus Nijhoff. Het is de psalm die eindigt met de aangrijpende woorden: ‘Ik zal het welkom horen van mijn koning/ en jaar aan jaar verblijven in zijn woning’. In Psalm 23 vers 2 horen we:
Zelfs door een dal van diepe duisternissen
waar ik het licht der levenden moet missen,
vrees ik geen kwaad, want Gij zijt aan mijn zijde
met stok en staf, tot troost en tot geleide.
Onder het oog van hen die mij verraden
reikt Gij mij toe het nachtmaal der genade.
Het essay eindigt met de woorden ‘het nachtmaal der genade’ in een passage over de waarheid van de overlevering waarin het Woord vlees werd. ‘We moesten de waarheid ontdekken van de overlevering waarin het Woord vlees werd, het lijden troost. Het blijft een geheim. Aan de Emmaüsgangers legde Christus uit dat het allemaal zo had moeten geschieden, maar ze herkenden Hem pas toen Hij het brood brak aan het nachtmaal der genade.’
Michael Bource